Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2016, in de gemeente Groningen, aan een
persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht, immers heeft verdachte opzettelijk, terwijl die [slachtoffer] op de
grond (betonnen vloer) lag, (met kracht) zijn geschoeide voet op/tegen het
hoofd van die [slachtoffer] gezet/geplaatst en/of (vervolgens) (daarbij) druk op
het hoofd van die [slachtoffer] uitgeoefend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2016, in de gemeente Groningen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
terwijl die [slachtoffer] op de grond (betonnen vloer) lag, (met kracht) zijn
geschoeide voet op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezet/geplaatst
en/of (vervolgens) (daarbij) druk op het hoofd van die [slachtoffer] heeft
uitgeoefend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2016, in de gemeente Groningen, opzettelijk
een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld, immers heeft verdachte
opzettelijk, terwijl die [slachtoffer] op de grond (betonnen vloer) lag, (met
kracht) zijn geschoeide voet op/tegen het hoofd van die [slachtoffer]
gezet/geplaatst en/of (vervolgens) (daarbij) druk op het hoofd van die
[slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
heeft bekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 25 augustus 2016 te Groningen mijn geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer] geplaatst. Hij lag op dat moment op zijn buik en met zijn hoofd op de betonnen vloer. Ik heb daarbij enige druk uitgeoefend. Ik hield mijn voet op die positie gedurende ongeveer 10 seconden.
2. De door de deskundige M. Vonk, forensisch geneeskundige, op de terechtzitting van
9 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Zonder vochtverlies uit het oor is er geen enkele aanwijzing voor een breuk in de schedelbasis, terwijl bij verlies van hersenvocht een dergelijke breuk vaststaat. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat de ziekteverschijnselen zijn ontstaan als gevolg van een scheur in het trommelvlies. De klinische verschijnselen passen daar niet bij. De ziekteverschijnselen passen wel goed bij een breuk in de schedelbasis. Als er van buiten druk op het hoofd wordt uitgeoefend dan werkt dat niet direct in op de hersenen, aangezien de schedel om de hersenen heen zit. Pas wanneer de schedel barst, wordt de druk doorgezet op de hersenen. Dit is anders bij dynamisch letsel, waarbij de hersenen heen en weer botsen en daardoor schade aan de hersendelen ontstaat. Bij a-dynamisch letsel zou je, bij de beschreven klachten, een breuk verwachten. Als er geen breuk is, is er geen bloeding. Een bloedspoortje kan de beschreven klachten verklaren. Bij een kleine fractuur met kleine bloeding is heel voorstelbaar dat de ziekteverschijnselen pas later, zoals in dit geval is gebeurd, optreden. Als sprake is van dynamisch letsel treden de ziekteverschijnselen na korte tijd al op. Hersenvocht is helder glinsterend vocht en is duidelijk te onderscheiden van pus uit het oor dat gelig is. Uit de medische stukken heb ik afgeleid dat migraine als verklaring voor de ziekteverschijnselen is uitgesloten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 maart 2017, opgenomen op pagina 468 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer 2016251549, 2016292236 d.d. 27 maart 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Tijdens de sessie van de COCK-bijeenkomst d.d. 25 augustus 2016 plaatste ik mijn voet op [slachtoffer] hoofd. Mijn voet heeft op zijn hoofd gestaan gedurende de periode dat [slachtoffer] praatte. Hij zei zo'n vier zinnen. Een hoofd is kwetsbaar. Het is een gouden regel dat je zoiets niet doet. [slachtoffer] gaf antwoord op de vraag die hem gesteld werd. Hij zei het jammerend. Verder heb ik hem horen zuchten en steunen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 oktober 2016, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
De mishandeling vond plaats in het gebouw van [naam studentenvereniging] te Groningen op donderdag 25 augustus 2016 omstreeks 18.00 uur. Ik moest van [verdachte] op de grond gaan liggen. Hij zei dat heel rustig. "Leg je rechterwang maar op de grond", zei [verdachte] . Dat deed ik. Op een gegeven moment stond [verdachte] op. Hij stond daarvoor namelijk over mij heen gebogen, enigszins gehurkt. Hij stond op dat moment voor mij. Vervolgens liep hij om mijn hoofd heen, zodat hij achter mijn hoofd stond en ik hem niet kon zien. Vervolgens zette hij een voet op mijn slaap en drukte door. Het was een bizarre ervaring en ik wist niet wat ik moest doen, totdat de pijn te hevig werd. Dat was al vrij snel, na ongeveer een seconde. De druk in mijn hoofd bouwde zich heel snel op. Voor mijn gevoel zette hij zijn hele gewicht op de voet die op mijn hoofd stond. Ik voelde op dat moment een hele hoge druk op mijn hoofd. Ik kreeg meteen hoofdpijn. Hij had leren schoenen aan en ik lag op een stenen ondergrond. Ik slaagde er niet in mij aan deze situatie te ontworstelen. Toen hield [verdachte] hiermee op. Ik werd omhoog gehesen. De pijn nam snel af. We moesten terug naar de grote zaal waar de andere aspirant-leden zaten. Ik heb daar misschien 5 minuten gezeten en toen kwam er vocht uit mijn oor lopen. Ik ben toen naar de Witte Raad gegaan. [getuige 4] zit in de Witte Raad. Ik heb verteld dat [verdachte] zijn voet op mijn hoofd had gezet en hard had doorgedrukt. De volgende dag ben ik teruggegaan naar [naam studentenvereniging] en ben ik verder gegaan met de ontgroening. Toen ik na die volgende dag terug kwam ik het logeerhuis, heb ik erge hoofdpijn gekregen. De volgende ochtend had ik verschrikkelijke hoofdpijn. Ik kon het licht niet verdragen aan mijn ogen. Ik voelde meteen dat het niet goed was. Ik heb gehuild van de pijn. De pijn was verschrikkelijk, ik kon niet naar de wc zonder hulp. Zo'n hoofdpijn had ik nog nooit gehad. Mijn moeder heeft mij opgehaald. In de auto was ik steeds minder aanspreekbaar. Verkeerslichten maakten mij al helemaal gek. Ik kon toen geen coherente antwoorden meer geven op haar vragen. Mijn moeder heeft toen wij thuiskwamen meteen de ambulance gebeld. Ze heeft een verpleegkundige achtergrond en heeft gewerkt op de afdeling neurologie. Ze kon dus een goede inschatting maken van de ernst van mijn toestand. Ik heb een keer of vier die nacht heftig gebraakt na het overeind komen. Ze hebben mij een nacht in het ziekenhuis gehouden ter observatie. Ik ben daarna naar huis gebracht. Ik had nog steeds hevige hoofdpijn en had morfinepillen meegekregen. Ik heb zo'n week in bed gelegen. De eerste dagen had ik daarbij heftige hoofdpijn, ondanks de pijnstillers. Eten lukte niet vanwege de misselijkheid. Gaandeweg, na zo'n twee dagen, kon ik weer wat eten. Het vocht bleef de hele week uit mijn rechteroor komen. Er zijn geen andere momenten geweest tijdens de introductie waarbij ik mijn hoofd heb gestoten en die de oorzaak kunnen zijn van mijn ziektebeeld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 maart 2017, opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb nog steeds iedere dag last van hoofdpijn. Ik word soms wakker met hoofdpijn en verder komt het bij vlagen. Vooral als ik het druk heb, komt de hoofdpijn. Ook als ik
's nachts slecht geslapen heb, dan word ik wakker met hoofdpijn. Ik heb, nadat ik uit het ziekenhuis kwam, thuis met mijn oor op een tissue gelegen. Deze werd vervolgens vochtig.
6. Een geschrift, te weten een medische verklaring van neuroloog Van der Naalt aan de huisarts van [slachtoffer] d.d. 30 september 2016, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Betreft: [slachtoffer] , bezoekdatum: 29 september 2016, auteur: dr. J. van der Naalt, specialisme: Neurologie Traumatologie.
Ik zag patiënt ter evaluatie van posttraumatische klachten na een mishandeling d.d. 25-08-16. In verband met progressieve hoofdpijn en sufheid is hij gezien op 27-8 op de SEH. CT-hersenen liet geen traumatische afwijkingen zien. Conclusie: LTH en 1 nacht opgenomen ter observatie.
Anamnese: Tijdens de ontgroening is op 25-8 iemand met het volle gewicht op de linkerslaap van patiënt gaan staan terwijl hij op zijn buik lag met zijn gezicht naar links gedraaid. Hij kreeg na ongeveer 30 uur progressieve hoofdpijn waarbij hij ook minder aanspreekbaar was. Hij is gezien op de SEH 27-8. Aldaar heeft patiënt meerdere malen gebraakt, dit trad vooral op bij overeind komen waarbij ook een toename van hoofdpijn optrad. Vader vertelt dat hij in de dagen na het incident vocht uit het rechteroor verloor. Patiënt heeft zelf geen gehoorverlies bemerkt. De hoofdpijn is afgenomen maar niet geheel verdwenen, zit refrontaal en treedt vooral op in de loop van de dag na inspanning. Hij is gezond, geen medicatie.
Conclusie en beleid: verbeterende klachten na licht traumatisch hersenletsel waarbij hoofdpijn op de voorgrond staat vooral optredend bij cognitieve inspanning. Bij neurologisch onderzoek waren geen afwijkingen aanwezig. Besproken is dat patiënt een licht traumatisch hersenletsel heeft opgelopen. De klachten die hij aangeeft worden vaker gezien en verbeteren in het algemeen. Een bijkomende schedelbasisfractuur is niet met zekerheid uitgesloten gezien de anamnese van progressieve hoofdpijn en braken verergerd door overeind komen met het vochtverlies uit het oor, hoewel er geen retro-auriculaire of peri-orbitale hematomen zijn waargenomen. Een normale CT-scan bij opname is hiervoor niet conclusief.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van M. Vonk, forensisch geneeskundige, d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring:
Hieronder volgen de door de officier van justitie gestelde vragen en mijn antwoorden. Ik heb de patiënt, [slachtoffer] , niet persoonlijk onderzocht maar mijn onderzoek beperkt tot het lezen van de medische gegevens en literatuur onderzoek.
Vraag: Bij aangever was blijkens de rapportage van de behandelend neurologen aan de huisarts van aangever ook sprake van vochtverlies uit het oor. Wat betekent dit voor de aard en omvang van het letsel?
Antwoord: Het vochtverlies uit het rechteroor is door de moeder van het slachtoffer gerapporteerd. Hierover zijn geen bijzonderheden genoteerd: was het vocht helder, bloederig etc. Wanneer het zou gaan om helder dan wel bloederig vocht dan kan dit goed passen bij een breuk in de schedel: door een breuk kan hersenvocht naar buiten lekken, buiten de hersenvliezen.
Vraag: Door de behandelend neuroloog dr. Van der Naalt is in haar conclusie onder meer vermeld: "een bijkomende schedelbasisfractuur is niet met zekerheid uitgesloten gezien de anamnese van progressieve hoofdpijn en braken verergerd door overeind komen met het vochtverlies uit het oor, hoewel er geen retro-auriculaire of peri-orbitale hematomen zijn waargenomen." Hoe dient dit te worden uitgelegd?
Antwoord: Dit betekent dat bij fysiek en CT-onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden. De
ziekteverschijnselen die betrokkene vertoonde, inclusief het vertelde met betrekking tot het vocht uit het oor, passen echter goed bij een breuk in de schedelbasis. Dit is dan een breuk waarbij geen verplaatsing van botdelen is opgetreden, geen waarneembare onderhuidse bloedingen zijn opgetreden: niet in het gebied achter de oren en niet in het gebied van de oogkassen. De duiding hiervan is de volgende. Er zijn twee mogelijke verklaringen voor de ziekteverschijnselen:
1. Door de druk op de schedel is een scheurtje ontstaan in de schedelbasis waarbij naast een lekkage van hersenvocht uit het oor een spoortje bloed in de schedel is vrij gekomen. Dit bloed heeft een beschadigende werking op de hersenen gehad waardoor de klachten zijn opgetreden.
2. Lokaal is een beschadiging opgetreden in het gebied van het oor waardoor een scheur in het trommelvlies is opgetreden en een beschadiging van het gehoorzenuw. Bij het ontbreken van enig verschijnsel in die omgeving (geen retro-auriculaire of peri-orbitale hematomen=bloeduitstortingen) en het ontbreken van enig gehoorprobleem is dit minder waarschijnlijk.
Vraag: Treedt vochtverlies uit het oor altijd op bij een schedelbasisfractuur? Of kan dit andere oorzaken hebben?
Antwoord: Vochtverlies uit het oor treedt niet bij alle schedelbasisfracturen op: alleen wanneer een breuk zich bevindt in het gebied van het bot waarin de gehoorgang loopt is dit een bijpassend verschijnsel.
Vraag: Past de door de behandelend neuroloog Van der Naalt verwoorde diagnose bij de beschrijving van het letsel en de pijnklachten zoals door de aangever verwoord in de aangifte?
Antwoord: Met de hier reeds eerder beschreven mogelijke oorzaken van de verschijnselen is het mogelijk dat door het uitoefenen van grote druk op de schedel zoals omschreven door het slachtoffer de beschreven klachten zijn ontstaan.
Vraag: Zijn er afwijkingen aan de schedel van [slachtoffer] waardoor hersentrauma spontaan zou kunnen optreden?
Antwoord: Bij de CT scan zijn geen bijzonderheden gevonden die het optreden van schedel/hersentraumata zouden kunnen verklaren.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 mei 2017, opgenomen op pagina 8 e.v. van een afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik was op de spoedeisende hulp van het UMCG toen [slachtoffer] op 27 augustus 2016 binnenkwam. Er zou vochtverlies zijn uit het oor. Ik heb oppervlakkig in zijn oren gekeken en geen bijzonderheden geconstateerd. Ik heb vervolgens een scan laten maken. In samenhang met het trauma was de vraag of het hier ging om hersenvocht. Dat is de reden geweest van de scan die niets opleverde. Er kan sprake zijn van een schedelbasisfractuur zonder dat dit zichtbaar is op een CT-scan. De diagnose op dat moment is dan licht traumatisch schedelhersenletsel.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 oktober 2016, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op zaterdag 27 augustus 2016 heb ik mijn zoon [slachtoffer] gehaald vanuit het logeerhuis. Ik trof [slachtoffer] in een donkere kamer op bed. [slachtoffer] verdroeg geen licht. Ik zag dat zijn gezicht vertrokken van pijn was. Hij is meegelopen naar beneden en hij liep een beetje robotachtig voor mij uit. Het zag er verkrampt uit. Hij had pijn aan zijn hoofd en alsof hij bang was voor meer pijn als hij zijn hoofd bewoog. Hij zei dat hij misselijk was. Hij praatte traag. Ik ben verpleegkundige en heb lang bij Neurologie gewerkt.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 maart 2017, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Voordat de ambulancebroeders kwamen zei [slachtoffer] tegen mij dat er vocht uit zijn oor kwam. Toen de ambulancebroeders kwamen, deden ze in het oor van [slachtoffer] een gaasje. Er werd toen gezegd door een ambulancebroeder: het is geen bloed, dat hebben ze ook mij laten zien. In het ziekenhuis heeft [slachtoffer] een aantal keren gezegd tegen een arts of een verpleegkundige dat er vocht uit zijn oor kwam. Thuis, de volgende dag, voelde [slachtoffer] opnieuw dat er vocht uit zijn oor kwam. Ik heb [slachtoffer] een tissue gegeven om op te liggen, dit zodat we konden zien hoeveel vocht er uit zijn oor kwam. Ik zag op de tissue 1 of 2 druppels sereus vocht, dit is de kleur van lichaamsvocht, het is helder met een heel klein beetje geel/oud rose kleur. We hebben enkele keren een nieuwe tissue onder het oor gelegd van [slachtoffer] . Er zat meerdere keren vocht in de tissue, dit ging steeds om hele kleine beetjes. Dit was dezelfde dag en de dag erna.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 maart 2017, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Toen [slachtoffer] in augustus 2016 uit het ziekenhuis kwam, lag er een klein kringetje van vocht op het servetje dat onder zijn rechteroor lag. Het vocht had geen specifieke kleur.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 oktober 2016, opgenomen op pagina 218 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik zat in de Witte Raad. Hier melden de eerstejaars hun medische problematiek. Toen de aspirant-leden van de COCK-bijeenkomst die op 25 augustus 2016 plaatsvond terugkwamen zei [slachtoffer] dat [verdachte] op zijn hoofd was gaan staan. Hij herhaalde het. Ik ben naar [verdachte] gegaan. Ik zei dat ik had gehoord dat hij op [slachtoffer] hoofd was gaan staan. Hij zei dat hij op zijn hoofd had geleund.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 278 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Ik maakte op 25 augustus 2016 deel uit van de COCK. Ik zag op enig moment dat [verdachte] zijn voet op of tegen het hoofd van [slachtoffer] had staan.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 november 2016, opgenomen op pagina 322 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Ik maakte op 25 augustus 2016 deel uit van de COCK. [slachtoffer] werd tijdens de COCK sessie uit de groep gehaald. Hij werd op zijn buik op de grond gelegd. [verdachte] liep heen en weer langs [slachtoffer] die op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] aan de rechterzijde van [slachtoffer] stond. Hij stond ter hoogte van diens bovenarm/schouder. Ik zag dat een van de voeten van [verdachte] , ik weet niet welke voet, op het lichaam van [slachtoffer] stond.
15. Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 552 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een verklaring van [getuige 7] afgenomen door de Commissie van Vervolging van [naam studentenvereniging] :
Ik moest verschijnen voor de COCK. Er lag een jongen op de borst. Ik hoorde hem af en toe kreunen.
Bewijsoverwegingen
Gedraging
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 25 augustus 2016 een geschoeide voet op het hoofd van aangever heeft geplaatst. Aangever lag op dat moment op zijn buik, waarbij zijn rechterwang zich op de betonnen vloer bevond. Verdachte heeft hierbij druk uitgeoefend op de linkerzijde van het hoofd van aangever.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn voet op het hoofd van aangever heeft gezet ter intimidatie van aangever en dat hij daarbij niet, zoals aangever heeft verklaard, heeft doorgedrukt. Van de andere aanwezigen bij de bijeenkomst heeft niemand iets verklaard over de door verdachte al dan niet gebruikte kracht. De rechtbank constateert dat de inschatting van de bij de betreffende gedraging uitgeoefende druk door omstanders ook moeilijk moet zijn geweest, gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de handeling is uitgevoerd. Anders dan bij een stampende of schoppende beweging, is bij het plaatsen van een voet op of tegen het hoofd niet goed zichtbaar met welke kracht dit wordt gedaan nu de voet zich immers reeds op het hoofd bevindt. Voor de beantwoording van de vraag in welke mate verdachte druk op het hoofd van aangever heeft uitgeoefend, is de rechtbank derhalve in de eerste plaats aangewezen op de verklaringen die aangever en verdachte hierover hebben afgelegd.
Aangever, die de handeling heeft moeten ondergaan, heeft verklaard dat hij voelde dat verdachte een voet op zijn slaap zette en doordrukte en dat de druk in zijn hoofd zich heel snel, al na een seconde, opbouwde. Aangever heeft reeds kort na het voorval tegenover anderen verklaard dat verdachte op zijn hoofd is gaan staan en niet is gebleken dat hij zijn verklaring ten nadele van verdachte heeft willen aandikken. Sterker nog, aanvankelijk wilde aangever niet eens aangifte doen. Hoewel, zoals door de raadsman is aangevoerd, niet alle onderdelen van de verklaring van aangever worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, maakt dat nog niet dat aangever ten aanzien van de door hem gevoelde druk niet gevolgd kan worden. Ten aanzien van de plaats waar de voet van verdachte zou hebben gestaan, hebben de andere getuigen niet of niet eenduidig verklaard. De rechtbank constateert in dat verband dat de verklaring van verdachte daarover evenmin door andere verklaringen wordt ondersteund. De rechtbank gaat daarom wat dit betreft uit van de verklaring van aangever, aangezien hij degene is die dat heeft gevoeld.
Het betoog van de raadsman dat het opmerkelijk is dat geen van de getuigen heeft verklaard te hebben gehoord dat aangever heeft geschreeuwd toen de voet op zijn hoofd was geplaatst, terwijl dit volgens aangever wel is gebeurd, is evenmin een reden om aan de verklaring van aangever te twijfelen. Waar aangever het heeft over schreeuwen, hoeft dat in dit geval niet letterlijk te worden opgevat. Verdachte heeft in dit verband immers zelf verklaard dat hij aangever op het moment dat hij zijn voet op het hoofd van aangever had geplaatst, hoorde jammeren, zuchten en steunen, hetgeen ook door een andere aanwezige is gehoord.
Uit het ontbreken van uitwendig letsel bij aangever kan naar het oordeel verder niet de conclusie worden getrokken dat er níet is doorgedrukt, nu het ontstaan daarvan sterk zal afhangen van het deel van het gezicht en de grootte van het oppervlak dat op de grond ligt en de kracht die op dat oppervlak wordt uitgeoefend. Ook in hetgeen de raadsman hierover heeft aangevoerd ziet de rechtbank daarom geen aanleiding om aan de verklaring van aangever op het punt van de ervaren druk te twijfelen.
De rechtbank acht de verklaring van aangever al met al betrouwbaar en zal die dan ook als uitgangspunt nemen. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte nadat hij zijn voet op het hoofd van aangever heeft geplaatst, enige seconden heeft doorgedrukt.
Letsel
Na toenemende hoofdpijnklachten is aangever op 27 augustus 2016 op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis terechtgekomen. Als diagnose is door de neuroloog licht traumatisch hersenletsel gesteld. Alhoewel een breuk op de beelden van de CT-scan niet is waargenomen en -zo begrijpt de rechtbank- daarmee ook niet door de neuroloog kon worden vastgesteld, wordt door de neuroloog beschreven dat mogelijk sprake is geweest van een schedelbasisfractuur, gezien de progressieve hoofdpijn en braken verergerd door overeind komen met het vochtverlies uit het oor. Dit vochtverlies uit het oor is niet door behandelend medisch personeel geconstateerd. Wel hebben diverse personen uit de directe omgeving van aangever het door aangever genoemde vochtverlies uit het oor waargenomen. Nu voor de bij aangever ontstane en medisch vastgestelde ziekteverschijnselen, inclusief het tijdstip waarop deze zich manifesteerden, geen andere verklaring valt te geven en deze ziekteverschijnselen er zozeer op wijzen dat er sprake is geweest van een schedelbasisfractuur, gaat de rechtbank daarvan uit. Daarin past ook het door derden geconstateerde verlies van vocht uit het oor van aangever. Dat het bestaan van een schedelbasisfractuur niet is bevestigd op een CT-scan doet daaraan niet af, aangezien bekend is dat op scans niet altijd een bevestiging van klinische diagnostiek wordt verkregen, zoals ook door de deskundige ter terechtzitting is verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is een schedelbasisfractuur naar haar aard zodanig ernstig dat dit ook naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangeduid. Het letsel van aangever dient dan ook als zwaar lichamelijk letsel te worden beschouwd.
Causaal verband
De beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de door verdachte verrichte gedraging en het bij aangever opgetreden letsel, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of de schedelbasisfractuur redelijkerwijs als gevolg van de handeling van verdachte, te weten het met geschoeide voet uitoefenen van druk op het hoofd van aangever, terwijl deze met zijn hoofd op een betonnen vloer lag, aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval na de gedraging van verdachte aangever de volgende dag, na ongeveer 30 uren, hevige hoofdpijnklachten kreeg en geen licht meer kon verdragen. De klachten hebben zich derhalve niet direct na de gedraging in alle hevigheid gemanifesteerd. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat het letsel redelijkerwijs als gevolg van de gedraging van verdachte aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat aangever heeft verklaard dat hij op het moment dat verdachte een voet op zijn hoofd plaatste vrijwel meteen een heel hoge druk op zijn hoofd en direct daarna hoofdpijn voelde. De gedraging van verdachte, uitgevoerd op het hoofd, te weten een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, is naar haar aard geschikt om het gevolg teweeg te brengen en deze is bovendien van dien aard dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg. Volgens de deskundige is het ook heel voorstelbaar dat bij een kleine schedelbasisfractuur met kleine bloeding de ziekteverschijnselen pas later optreden, zoals hier het geval is geweest. Voorts acht de rechtbank van belang dat uit de medische gegevens volgt dat aangever een blanco medische voorgeschiedenis heeft en dat het niet aannemelijk is geworden dat er vooraf of nadien nog andere incidenten hebben plaatsgevonden die tot het ontstaan van een schedelbasisfractuur bij aangever hebben kunnen leiden. Aangever heeft verklaard dat hem rond die periode geen andere incidenten zijn overkomen die dit hoofdletsel kunnen verklaren, terwijl het verweer van de raadsman ter zake ook niet verder reikt dan het wijzen op de mogelijkheid dat er iets anders heeft plaatsgevonden, zonder dat concrete gebeurtenissen worden benoemd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever met tenminste de vereiste aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van verdachte is veroorzaakt.
Opzet
Uit het dossier volgt niet dat verdachte zogenoemd "vol" opzet had op het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op dit gevolg.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier zwaar lichamelijk letsel- is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank roept het uitoefenen van druk op een hoofd dat zijdelings op een betonnen vloer ligt, een aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam. Een verwonding aan het hoofd kan snel tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Gelet op zijn eigen verklaring is verdachte zich daarvan ook bewust geweest. Aan het voorgaande doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat wetenschappelijk onderzoek naar de druk die nodig is om een schedelbasisfractuur te veroorzaken ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte, zoals de rechtbank deze bewezen acht, bovendien naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever dat het
-behoudens contra-indicaties, waarvan in casu niet is gebleken- niet anders kan dan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem primair ten laste gelegde voltooide zware mishandeling heeft begaan.