RECHTBANK Noord-Holland
Zaaknummer: C/15/346302 / HA ZA 23-648
[eiseres]
,
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.A. Hupkes,
TRADE CAPITAL MARKETS (TCM) LTD,
te Nicosia (Cyprus),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: TCM,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
De zaak in het kort
[eiseres] heeft met TCM een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres] via het beleggingsplatform van TCM beleggingen in CFD’s (Contracts for Differences) kon doen. [eiseres] vordert een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, omdat TCM gebruik heeft gemaakt van oneerlijke handelspraktijken. De rechtbank is van oordeel dat TCM inderdaad gebruik heeft gemaakt van dergelijke praktijken en wijst de vorderingen van [eiseres] toe.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2023 met producties 1 tot en met 10;
- het vonnis in incident van 22 mei 2024;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 15 tot en met 27;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 17 en 18;
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij deze gelegenheid hebben de advocaten van partijen het woord gevoerd aan de hand van door hen aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
TCM handelt onder de naam Trade.com en biedt via haar online platform verschillende beleggingsdiensten aan, waaronder Contracts for Differences (CFD’s). TCM is gevestigd op Cyprus en verleent haar diensten aan zowel klanten binnen Cyprus als aan klanten daarbuiten. TCM heeft de daartoe benodigde vergunning van de lokale toezichthouder Cysec op 17 februari 2014 verworven.
2.2.
CFD’s zijn overeenkomsten, waarbij de aanbieder en de klant afspreken om het verschil te verrekenen tussen de actuele prijs van (bijvoorbeeld) een aandeel en de prijs op het moment dat het contract is afgesloten.
2.3.
Eind 2019 is [eiseres] gestopt met werken bij haar toenmalige werkgever en heeft zij een ontslagvergoeding gekregen.
2.4.
Op 9 januari 2020 heeft [eiseres] zich via de website van TCM geregistreerd als klant. Zij heeft een Client Agreement gesloten en daarbij de privacy policy, de Risk Disclosure en de Client Categorisation ondertekend. Vervolgens heeft zij op 14 januari 2020 een vragenformulier ingevuld, op basis waarvan zij is gekwalificeerd als professioneel belegger.
2.5.
In artikel 4 lid 2 van de Client Agreement is onder meer opgenomen:
“We will offer you, on an execution-only basis, access to trading a number of instruments in the form of CFD’s (also referred as ‘Leverage Products’).”
2.6.
In artikel 13.1 van de Client Agreement is onder meer opgenomen:
(1) “We record all incoming and outgoing telephone calls and maintain a record of all e-mails send by or to us or chats between you and us. […]
(3) The Client accepts that the Company has the right to use the Telephone Records as it deems necessary, including but not limited to instances when a dispute arises between the Client and the Firm, for investigation or any other legal or regulatory purposes including using such information to defend and or initiate any legal dispute.
(4) Our records, unless shown to be wrong, will be evidence of all your dealings with us in connection with our services. […]
2.7.
In artikel 20 lid 1 van de Client Agreement is onder meer opgenomen:
“This Agreement and each Transaction entered into with you is in all respects governed by
and construed and interpreted in accordance with the Law of Cyprus and the Courts of the
Republic of Cyprus will have exclusive jurisdiction to settle any legal action or proceedings
arising out of or in connection with this Agreement, including any non-contractual disputes
and claims.”
2.8.
In de periode van 14 januari 2020 tot en met 4 mei 2023 heeft [eiseres] in totaal een
bedrag van € 184.698,- ingelegd. Deze gelden zijn overgemaakt van de privérekening van
[eiseres] naar de klantenrekening van [eiseres] bij TCM.
2.9.
Op 11 april 2023 hebben [eiseres] en TCM een vaststellingsovereenkomst gesloten op
grond waarvan TCM een bedrag van € 1.000,- op de beleggingsrekening van [eiseres] heeft
gestort.
2.10.
Op 7 juli 2023 heeft (de advocaat van) [eiseres] aan TCM een brief gestuurd waarin zij TCM
aansprakelijk stelt voor de door haar geleden verliezen en waarin zij de overeenkomst met
TCM buitenrechtelijk vernietigt.
4 De beoordeling
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
in conventie en reconventie
4.2.
Feitelijk gaat het in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
In januari 2020 heeft [eiseres] een overeenkomst gesloten met TCM, op grond waarvan zij op het beleggingsplatform van TCM beleggingen in CFD’s kon doen. Kort na het sluiten van de overeenkomst is [eiseres] op basis van een ingevuld vragenformulier door TCM aangemerkt als professioneel belegger. Vervolgens heeft zij in de periode van 14 januari 2020 tot 4 mei 2023 beleggingen in CFD’s gedaan, als gevolg waarvan zij (per saldo) een bedrag van ruim € 169.538,- heeft verloren. [eiseres] is van mening dat TCM zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en heeft de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd. TCM accepteert deze vernietiging niet en voert aan niet aansprakelijk te zijn voor de door [eiseres] geleden verliezen. [eiseres] verzoekt de rechtbank om voor recht te verklaren dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd en vordert tevens dat de rechtbank TCM veroordeelt om de door haar verloren inleg terug te betalen.
4.3.
De kern van het geschil dat nu aan de rechtbank voorligt ziet op twee hoofdvragen:
-
Welk recht is op de overeenkomst tussen [eiseres] en TCM van toepassing?
-
Heeft TCM zich schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken?
De rechtbank zal deze vragen in het vervolg van dit vonnis bespreken.
4.4.
De rechtbank heeft zich bij incidenteel vonnis van 22 mei 2024 (hierna: het incidenteel vonnis) bevoegd verklaard om van deze zaak kennis te nemen. De vraag is nu naar welk recht het geschil tussen partijen moet worden beoordeeld.
4.5.
TCM voert aan dat partijen in de Client Agreement zijn overeengekomen dat het Cypriotische recht van toepassing is. Dat dit is opgenomen in artikel 20 lid 1 van de Client Agreement wordt door [eiseres] op zichzelf niet betwist. [eiseres] stelt echter dat zij als consument de overeenkomst met TCM heeft gesloten, zodat Verordening (EEG) 593/2008 van 17 juni 2008 (hierna: Rome I) van toepassing is. Omdat het in de overeenkomst opgenomen rechtskeuzebeding volgens [eiseres] oneerlijk is, kan het op grond van artikel 6 lid 2 Rome I worden vernietigd.
TCM betwist dat [eiseres] als consument kan worden aangemerkt, zodat van de uitzonderingsbepaling van artikel 6 lid 2 van Rome I geen gebruik kan worden gemaakt. TCM voert verder aan dat niet Rome I, maar Verordening (EG) 864/2007 (hierna: Rome II) van toepassing is. Op basis van artikel 4 lid 1 Rome II is Cypriotisch recht van toepassing, omdat de schade volgens TCM op de klantenrekening in Cyprus wordt geleden.
4.6.
De rechtbank overweegt het volgende. [eiseres] verwijt TCM primair dat TCM zich bij het aangaan en bij de uitvoering van de overeenkomst schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. De grondslag van de vordering van [eiseres] is dus gelegen in de tussen partijen gesloten overeenkomst. Dat [eiseres] aan haar vordering daarnaast (naar de rechtbank begrijpt : subsidiair) onrechtmatig handelen door TCM ten grondslag legt, maakt dat niet anders nu, blijkens de stellingen van [eiseres] , ook dit gestelde onrechtmatig handelen onlosmakelijk met de tussen partijen gesloten overeenkomst verbonden is .
Gelet op het feit dat de grondslag van de vordering van [eiseres] gelegen is in de tussen partijen gesloten overeenkomst is de rechtbank van oordeel dat het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van de conflictregels van Rome I.
4.7.
In artikel 3 lid 1 van Rome I staat de hoofdregel, namelijk dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen hebben gekozen. Dat zou in deze zaak, gezien artikel 20 lid 1 van de Client Agreement, het recht van Cyprus zijn.
4.8.
In artikel 6 van Rome I zijn voor consumentenovereenkomsten bijzondere regels opgenomen. Uit artikel 6 lid 1 Rome I volgt dat in beginsel het recht van de woonplaats van de consument op de overeenkomst van toepassing is. Uit artikel 6 lid 2 Rome I volgt dat het partijen in principe vrij staat om overeen te komen dat het recht van een ander land op hun overeenkomst van toepassing is, maar dat deze keuze er niet toe mag leiden dat de consument de bescherming verliest die hij kan ontlenen aan de dwingendrechtelijke bepalingen die gelden in het land waarin hij woont.
[eiseres] heeft de overeenkomst gesloten als consument
4.9.
Voor de vraag of deze regels op de overeenkomst tussen [eiseres] en TCM van toepassing zijn, moet worden beoordeeld of [eiseres] de overeenkomst heeft gesloten als consument. In het incidenteel vonnis heeft deze rechtbank al geoordeeld dat [eiseres] de overeenkomst als consument is aangegaan. TCM heeft na dit incidenteel vonnis opnieuw uitvoerig betoogd dat [eiseres] niet als consument, maar als professioneel belegger moet worden aangemerkt. TCM voert daartoe aan dat [eiseres] telefonisch heeft medegedeeld dat zij aanzienlijke ervaring had in de beleggingswereld, dat [eiseres] zelf heeft verzocht om de opening van een professioneel account en dat [eiseres] werkzaam is als zelfstandige en heeft aangegeven dat zij via het beleggen een startkapitaal wilde genereren voor een nieuw op te starten onderneming.
4.10.
Wat onder het begrip “consument” in de zin van artikel 17 lid 1 Brussel 1 bis moet worden verstaan volgt uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het gaat er volgens deze rechtspraak om of de overeenkomst is gesloten in de uitoefening van een beroep of bedrijf, of niet. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet van belang of [eiseres] ervaring had met beleggen of dat zij zelf om een professioneel account heeft gevraagd. Evenmin is het van belang dat [eiseres] is gewaarschuwd voor de risico’s van het beleggen in CFD’s. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat [eiseres] de overeenkomst heeft gesloten in verband met (toekomstige) beroepsmatige activiteiten als belegger. [eiseres] stelt dat zij met de gelden van haar privérekening wilde beleggen om haar privévermogen te vergroten. De gelden op deze privérekening bestonden grotendeels uit een ontslagvergoeding en spaartegoeden, en waren niet direct bedoeld voor zakelijke doeleinden. Uit hetgeen TCM heeft aangevoerd blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet waarom toch van beleggingsactiviteiten in de uitvoering van bedrijf of beroep zou moeten worden uitgegaan.
De rechtbank ziet daarom geen enkele aanleiding om terug te komen op haar uitspraak in het incidenteel vonnis en blijft dus van oordeel dat [eiseres] de met TCM gesloten overeenkomst is aangegaan als consument.
Het rechtskeuzebeding uit de overeenkomst is vernietigbaar
4.11.
Nu vaststaat dat [eiseres] de overeenkomst heeft gesloten als consument, is er dus sprake van een consumentenovereenkomst en is artikel 6 Rome I van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat in het rechtskeuzebeding van artikel 20 lid 1 van de Client Agreement niet staat vermeld dat [eiseres] ondanks de keuze voor het Cypriotisch recht nog altijd recht heeft op de bescherming die zij geniet op grond van de dwingendrechtelijke bepalingen van het Nederlands recht. Dit betekent dat die bepaling misleidend en in strijd is met artikel 6 lid 2 Rome I. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de buitengerechtelijke vernietiging van (onder meer) het rechtskeuzebeding op goede gronden is geschied.
Het Nederlands recht is van toepassing
4.12.
Nu er geen geldige rechtskeuze is gemaakt door partijen volgt uit de hoofdregel van artikel 6 lid 1 Rome I dat deze zaak naar Nederlands recht moet worden beoordeeld.
Oneerlijke handelspraktijken
4.13.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomsten die zij sloot met TCM buitengerechtelijk zijn vernietigd op grond van artikel 6:193j lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank stelt vast dat [eiseres] (bij monde van haar advocaat) op 7 juli 2023 TCM een brief heeft gestuurd waarin zij verklaart dat zij de overeenkomsten, de daarbij behorende voorwaarden, de upgrade naar een professioneel account en alle individuele CDF-overeenkomsten vernietigt. Onder de vernietigde overeenkomsten valt ook de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. De rechtbank begrijpt de vordering van [eiseres] aldus dat de verklaring voor recht zowel de overeenkomsten, de daarbij behorende voorwaarden, de upgrade naar een professioneel account als de individuele CDF-overeenkomsten betreft . Om te beoordelen of [eiseres] de overeenkomsten c.a. rechtsgeldig heeft vernietigd en of TCM gebruik heeft gemaakt van oneerlijke handelspraktijken is het volgende wettelijk kader van belang.
4.14.
Artikel 6:193b lid 1 BW bepaalt dat een handelaar jegens een consument onrechtmatig handelt als hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Het begrip handelspraktijk omvat iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan een consument.
4.15.
Het tweede lid van artikel 6:193b BW bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is als een handelaar handelt:
a. in strijd met de vereisten van professionele toewijding, en
b. het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
4.16.
In lid 3 is vervolgens bepaald dat een handelspraktijk in het bijzonder oneerlijk is als een handelaar:
a. een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 6:193c tot en met 6:193g BW;
b. een agressieve handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 6:193h en 6:193i BW. Het betreft hier per definitie oneerlijke handelspraktijken.
4.17.
Artikel 6:193c lid 1 BW bepaalt dat een handelspraktijk misleidend is indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie. Hiervan wordt in dit artikel een - niet-uitputtende - catalogus van voorbeelden gegeven. Het gaat in zijn algemeenheid om handelspraktijken waarbij de handelaar foutieve informatie verstrekt - niet gebaseerd op de waarheid - of informatie verstrekt die door de wijze van presentatie, hoewel feitelijk gezien correct, op een of andere manier de consument bedriegt.
Het gaat erom of een gemiddelde consument door de (onjuiste) informatie op het ‘verkeerde been' kan worden gezet en of die informatie van dien aard is dat deze de gemiddelde consument ertoe kan brengen om een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.
4.18.
Artikel 6:193j lid 3 BW bepaalt dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is.
4.19.
De rechtbank zal in het vervolg van dit vonnis aan de hand van dit wettelijk kader beoordelen of TCM gebruik heeft gemaakt van oneerlijke handelspraktijken.
Oneerlijke handelspraktijk door misleidend rechtskeuzebeding
4.20.
De rechtbank heeft onder 4.11 al vastgesteld dat in het rechtskeuzebeding van artikel 20 lid 1 van de Client Agreement niet staat vermeld dat [eiseres] ondanks de keuze voor het Cypriotisch recht nog altijd recht heeft op de bescherming die zij geniet op grond van de dwingendrechtelijke bepalingen van het Nederlands recht. Deze bepaling is misleidend en op grond van artikel 6:193c lid 1 BW heeft TCM met het opnemen van deze bepaling in de overeenkomst gebruik gemaakt van een oneerlijke handelspraktijk. Dit levert gezien artikel 6:193j lid 3 BW een vernietigingsgrond op, zodat [eiseres] de overeenkomst mocht vernietigen.
Oneerlijke handelspraktijk door schending zorgplicht
4.21.
Partijen verschillen van mening over de vraag of er tussen hen sprake was van een beleggingsadviesrelatie of van een “execution only” dienstverlening door TCM. Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat er in het geval van een beleggingsadviesrelatie met een particuliere belegger volgens vaste rechtspraak een bijzondere zorgplicht rust op (in dit geval) TCM.
4.22.
Bij “execution only” dienstverlening gaat het om de verhouding tussen een financiële dienstverlener en een cliënt, waarbij de cliënt een product afneemt zonder financieel advies van de financiële dienstverlener. De financiële dienstverlener functioneert daarbij slechts als uitvoerder van de door de cliënt gegeven opdracht.
4.23.
Volgens [eiseres] was er sprake van een beleggingsadviesrelatie tussen haar en TCM. In de dagvaarding is een uitgebreid relaas van [eiseres] opgenomen waarin zij de gang van zaken met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst en de contacten met TCM beschrijft. Hieruit volgt – samengevat – dat [eiseres] vlak nadat zij een account had aangemaakt werd gebeld door een medewerkster van TCM. Op advies van deze medewerkster heeft [eiseres] een professioneel account aangevraagd, waarbij de medewerkster [eiseres] heeft geholpen met het invullen van het daarvoor benodigde formulier. Vervolgens werd [eiseres] veelvuldig (vaak meerdere keren per dag) gebeld door een senior accountmanager. Deze accountmanager adviseerde haar, op een steeds dringendere toon, welke beleggingen zij moest doen. Ook spoorde hij haar aan om steeds meer geld te storten, waarbij soms werd toegezegd dat TCM dan een bonus zou betalen. Ten slotte werd [eiseres] niet voorgelicht over de hoge kosten die in rekening werden gebracht.
4.24.
TCM betwist dat er sprake was van een beleggingsadviesrelatie. Van telefonisch beleggingsadvies is helemaal geen sprake geweest en [eiseres] heeft zelf verzocht om een professioneel account. Daarvoor heeft zij ook zelf de benodigde stukken ingestuurd. Dat er sprake was van “execution only” dienstverlening stond ook opgenomen in artikel 4 lid 2 van de Client Agreement.
4.25.
De rechtbank begrijpt uit het relaas van [eiseres] dat er van de kant van TCM sprake was van intensieve begeleiding met een sterk sturend karakter. TCM heeft dit betwist, maar heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te laten zien dat het contact met [eiseres] niet verder ging dan “execution only” dienstverlening. In artikel 13.1 van de Client Agreement, onder de leden 1, 3 en 4, is opgenomen dat TCM geluidsopnamen maakt van alle telefoongesprekken die gevoerd worden met cliënten en dat ook alle e-mailberichten en chatberichten worden bewaard. Deze gespreksopnamen en berichtengeschiedenis zijn door TCM in deze procedure niet overgelegd. In de dagvaarding heeft [eiseres] aan TCM verzocht om de gespreksopnamen in het geding te brengen. Dat is niet gebeurd. Desgevraagd heeft TCM ter zitting aangegeven in het verzoek van [eiseres] geen aanleiding te hebben gezien om de opnamen over te leggen.
4.26.
De rechtbank verbindt aan deze proceshouding van TCM de conclusie dat de gespreksopnamen en de berichtengeschiedenis naar alle waarschijnlijkheid (veel) meer steun bieden voor het standpunt van [eiseres] dan voor het standpunt van TCM. Dat TCM er ondanks de door haarzelf opgestelde bepaling in artikel 13.1 van de Client Agreement voor kiest om geen opnamen te overleggen wijst er wat de rechtbank betreft op dat TCM er belang bij heeft om de inhoud van die opnamen verborgen te houden.
4.27.
Het voorgaande brengt met zich dat TCM naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de telefoongesprekken en andere contacten verliepen zoals door [eiseres] uitvoerig is beschreven. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de door [eiseres] geschetste gang van zaken en is op basis daarvan van oordeel dat er sprake was van een beleggingsadviesrelatie.
4.28.
De rechtbank is verder van oordeel dat TCM de op haar rustende zorgplicht in ieder geval heeft geschonden door steeds weer druk op [eiseres] uit te oefenen om meer geld te storten en daarbij bonussen toe te zeggen die vervolgens niet werden gestort. Het schenden van de zorgplicht kwalificeert de rechtbank als oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b lid 2 BW. Op basis hiervan mocht [eiseres] de Client Agreement op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigen. Dat TCM de op haar rustende zorgplicht ook heeft geschonden door niet te voldoen aan het AFM-besluit bespreekt de rechtbank hieronder.
Oneerlijke handelspraktijk door niet naleving AFM-besluit
4.29.
Tussen partijen is niet in geschil dat het AFM-besluit van 19 april 2019 op de tussen hen gesloten overeenkomst van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat dit besluit een verbod op de handel in CFD’s met een hefboom (leverage) die hoger is dan 1:30 ten aanzien van niet-professionele beleggers inhoudt.
4.30.
TCM voert aan dat, hoewel de AFM beperkingen heeft opgelegd aan de verkoop van CFD’s aan particulieren, de verkoop niet is verboden. Volgens TCM voldoet zij aan de door de AFM gestelde voorwaarden. Zo staan er duidelijke waarschuwingen op haar website en staat daar duidelijk aangegeven dat (momenteel) 76,40% van de particuliere investeerders geld verliezen als zij in CFD’s handelen.
4.31.
De rechtbank heeft eerder in dit vonnis geoordeeld dat [eiseres] moet worden aangemerkt als consument en niet als professioneel belegger. Er had aan haar geen professioneel beleggersaccount verstrekt mogen worden waarmee zij kon handelen in CFD’s met een hefboom van 1:300 Er is dus sprake van een evidente schending door TCM van het AFM-besluit. Dat TCM waarschuwingen op haar website heeft geplaatst, maakt dat niet anders. Door [eiseres] met die veel te hoge hefboom te laten beleggen op basis van de Client Agreement heeft TCM niet alleen haar zorgplicht ten opzichte van [eiseres] geschonden, maar heeft TCM ook gebruik gemaakt van een oneerlijke handelspraktijk. Het is namelijk misleidend in de zin van artikel 6:193c lid 1 BW om een product aan te bieden aan [eiseres] als ware dat niet verboden. Dit levert een deugdelijke grond op voor vernietiging door [eiseres] van de Client Agreement .
Conclusie: de buitengerechtelijke vernietiging door [eiseres] is rechtsgeldig
4.32.
Uit het voorgaande volgt dat TCM op verschillende manieren gebruik heeft gemaakt van oneerlijke handelspraktijken. Dit betekent dat [eiseres] de overeenkomsten, de daarbij behorende voorwaarden, de upgrade naar een professioneel account en de individuele CDF-overeenkomsten mocht vernietigen op grond van artikel 6:193j lid 3 BW. De rechtbank wijst de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht toe.
4.33.
Nu de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd ontvalt naar het oordeel van de rechtbank de basis aan de reconventionele vordering van TCM. De reconventionele vordering wordt daarom afgewezen.
4.34.
De rechtbank wijst in het verlengde van het voorgaande ook de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van het bedrag van € 169.538,- door TCM toe. TCM heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de hoogte van dit bedrag. [eiseres] heeft over dit bedrag de wettelijke rente vanaf 4 mei 2023 gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat [eiseres] voor haar brief van 7 juli 2023 al aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke rente, zodat de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 wordt toegewezen.
4.35.
Tegen de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is door TCM geen verweer gevoerd. Nu de gevorderde kosten in overeenstemming zijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wijst de rechtbank het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 2.989,- (inclusief btw) toe. De wettelijke rente wordt zoals gevorderd toegewezen vanaf 21 juli 2023.
4.36.
TCM wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
578,05
|
|
- griffierecht
|
€
|
2.277,00
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
5.787,00
|
(3 punten × € 1.929,00)
|
- nakosten
|
€
|
178,00
|
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
|
Totaal
|
€
|
8.820,05
|
|
4.37.
[eiseres] heeft de afgifte van een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 van de Brussel I-bis-verordening gevorderd in de Griekse taal. De rechtbank geeft een dergelijke vertaling alleen af in de Nederlandse taal. De rechtbank zal het voorgeschreven formulier afgeven.
5 De beslissing
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten (zie overweging 4.32) buitengerechtelijk zijn vernietigd,
5.2.
veroordeelt TCM om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 169.538,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 juli 2023,
5.3.
veroordeelt TCM om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.989,- ten titel van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023,
5.4.
wijst de vorderingen af,
in conventie en reconventie
5.5.
veroordeelt TCM in de proceskosten van € 8.820,05, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als TCM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de beslissingen onder 5.2, 5.3 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.