Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:13463

Rechtbank Noord-Holland
16-12-2024
03-01-2025
HAA 23/2868, HAA 23/2937 en HAA 23/3130
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak

Mondelinge uitspraak. Omgevingsvergunning bouw 24 appartementen. Crisis- en herstelwet van toepassing. Artikel 2:4 Awb. Belangenverstrengeling. Zorgplicht. Gebrek kan alleen gerepareerd worden door het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar. Discretionaire bevoegdheid artikel 2.12 Wabo. Beroep gegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 23/2868, HAA 23/2937 en HAA 23/3130


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 in de zaken tussen

1. [naam 1] h.o.d.n. [bedrijf]uit De Cocksdorp,

(gemachtigde: mr. M.J. de Buck-Hartman),

2. [naam 2] , uit De Cocksdorp,

3. [naam 3] en [naam 4] , uit De Cocksdorp

(gemachtigde: P. Meles),

eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Oosterdijk).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: V.O.F. De Slufter Vastgoed, uit De Cocksdorp (vergunninghoudster)

(gemachtigde: mr. H.P. Verheijen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers over de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van 27 appartementen aan de [adres] in De Cocksdorp. Het beroep van [naam 1] is geregistreerd onder nummer HAA 23/2868, het beroep van [naam 2] onder nummer HAA 23/2937 en het beroep van [naam 3] en [naam 4] onder nummer HAA 23/3130.

Het college heeft de vergunning op 9 maart 2022 verleend aan vergunninghoudster. Met het in beroep bestreden besluit van 21 maart 2023 op de bezwaren van onder meer eisers is het college bij de vergunningverlening gebleven.

Het college heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften. Ook vergunninghoudster heeft schriftelijk op de beroepen gereageerd.

De rechtbank heeft de beroepen op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van eisers, de gemachtigde van het college, [naam 5] als vennoot namens vergunninghoudster, en de gemachtigde van vergunninghoudster, vergezeld door [naam 6] .

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt het besluit van 21 maart 2023 voor zover daarbij op de bezwaren van eisers is besloten;

- draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- per beroep aan eisers moet vergoeden;

- veroordeelt het college tot betaling van € 1.786,90 aan proceskosten aan eiser [naam 1] (zaaknummer HAA 23/2868);

- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers [naam 3] en [naam 3] (zaaknummer HAA 23/3130).

Gronden van de beslissing

Is de Crisis- en herstelwet van toepassing?

1. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. In dit geval moet getoetst worden aan het voor die datum geldende recht, waaronder de Crisis- en herstelwet (Chw), gelet op artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet en de datum van de aanvraag om de omgevingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat op het bestreden besluit de Chw van toepassing is en dat het college dat ten onrechte niet heeft onderkend. Op grond van artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw, gelezen in verbinding met categorie 3.1 van bijlage I bij de Chw, is de Chw van toepassing op alle besluiten die vereist zijn voor de verwezenlijking van een project van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied als dat project mogelijk gemaakt wordt door een bestemmingsplan of door een met de uitgebreide procedure voorbereide omgevingsvergunning voor afwijking van een bestemmingsplan. Het gaat hier om een bouwplan betreffende meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied. De omgevingsvergunning ziet namelijk op de nieuwbouw van een complex van 27 appartementen. Het bestemmingsplan “De Cocksdorp” staat de bouw van meer dan 11 woningen op de betreffende locatie toe en de omgevingsvergunning is nodig om die bouw te verwezenlijken. Omdat het bestemmingsplan de bouw van zo veel woningen mogelijk maakt, is voor de toepasselijkheid van de Chw niet van belang dat de omgevingsvergunning niet met de uitgebreide procedure is voorbereid.1

Belangenverstrengeling?

2.1

Door eisers is opgemerkt dat een van de vennoten van vergunninghoudster tevens wethouder van bouwzaken is. Eisers stellen zich op het standpunt dat niet uitgesloten kan worden dat bij de besluitvorming door het college sprake is geweest van ongewenste beïnvloeding door hem.

2.2.1.

De rechtbank overweegt als volgt.

2.2.2.

Artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid. In het tweede lid staat dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden. Het tweede lid strekt ertoe de burger een waarborg te bieden voor naleving van de in het eerste lid neergelegde norm. Daartoe wordt, niet aan de in de bepaling bedoelde personen individueel, maar aan het tot besluiten bevoegde bestuursorgaan, een zorgplicht opgelegd die in elk geval inhoudt dat door het orgaan wordt voorkomen dat de besluitvorming niet meer voldoet aan de in het eerste lid neergelegde norm. Een bestuursorgaan moet dus zo veel mogelijk voorkomen dat er vermenging tussen publieke en persoonlijke belangen ontstaat.

2.2.3.

Het risico op vermenging is evident in dit geval. [naam 7] en zijn zoon zijn de vennoten van vergunninghoudster, maar [naam 7] is tevens wethouder van de gemeente Texel, belast met ruimtelijke ordening. Het feit dat hij nog geen wethouder was toen de omgevingsvergunning werd verleend, doet niet af aan het risico op belangenverstrengeling. In de bezwaarfase was hij immers inmiddels wethouder. In de bezwaarfase moet het bestreden besluit worden heroverwogen, waarbij ook aan artikel 2:4 van de Awb moet worden voldaan. Vast staat dat [naam 7] aanwezig was bij de vergadering van het college van 21 maart 2023 waarin is besloten op de bezwaren tegen de omgevingsvergunning. Uit de openbare besluitenlijst blijkt dat hij aanwezig was en volgt niet dat hij niet heeft deelgenomen aan de bespreking en stemming. Ter zitting heeft het college een nader stuk overgelegd waarin staat dat [naam 7] in de vergadering een toelichting heeft gegeven op zijn betrokkenheid bij het project en dat hij verder niet bij de besluitvorming aanwezig is geweest. Ter zitting heeft het college gesteld dat de toelichting slechts was bedoeld om duidelijk te maken dat hij persoonlijk betrokken was bij het vergunde project. Naar het oordeel van de rechtbank valt echter niet uit te sluiten dat een bepaalde invloed uit is gegaan van zijn aanwezigheid en toelichting in de vergadering. Het is bovendien onduidelijk waarom [naam 7] aanwezig diende te zijn bij de vergadering om zijn betrokkenheid bij het project toe te lichten, aangezien die betrokkenheid al bekend was.

2.2.4.

De rechtbank is van oordeel dat er strijd is met artikel 2:4, tweede lid, van de Awb. Het college heeft immers niet voldaan aan de zorgplicht die in elk geval inhoudt dat het voorkomt dat de besluitvorming niet meer voldoet aan de in het eerste lid van artikel 2:4 van de Awb neergelegde norm.

2.2.5.

Het gebrek kan alleen gerepareerd worden door het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar. Niet in geschil is dat het bouwplan ten aanzien van het bouwvlak, de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling in strijd is met het bestemmingsplan. Het college kan daar in bepaalde omstandigheden van afwijken door middel van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het gaat om een discretionaire bevoegdheid, waarbij het college een belangenafweging maakt om wel of niet mee te werken aan een bouwplan. Dat is een politieke afweging. Het college moet ervoor zorgen dat die op een zuivere manier wordt verricht.

2.2.6.

De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de overige beroepsgronden van eisers. Dit zou immers neerkomen op een beoordeling van de belangenafweging waarvan zojuist is geoordeeld dat deze niet conform artikel 2:4, tweede lid, van de Awb is uitgevoerd en die met de vereiste waarborgen wellicht anders zou hebben uitgepakt.

Slotopmerkingen

3.1.

Bij het nieuwe besluit op bezwaar moet het college rekening houden met wat eisers in beroep hebben aangevoerd. Het college moet ook beoordelen of nader horen door de externe bezwaarschriftencommissie nodig is. In verband daarmee geeft de rechtbank het college twaalf weken voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar.

3.2.

Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden. De proceskostenvergoeding betreft op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor zowel eiser [naam 1] als eisers [naam 3] en [naam 3] € 1.750,- voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand (voor het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting elk 1 punt van € 875,- voor een zaak van gemiddeld gewicht). Eiser [naam 1] heeft ook € 36,90 aan reiskosten opgegeven. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten ook die proceskosten worden vergoed. Eiser [naam 2] heeft geen proceskosten opgegeven.

3.3.

Partijen zijn bij de mondelinge uitspraak gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024 door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Wammes, griffier.

griffier

rechter

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:782.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.