RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/336354-22 en 15/158192-23 (ter zitting gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 1 februari 2024
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De politierechter heeft de zaken onder de parketnummers 15/336354-22 en 15/158192-23 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in die zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits, en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks januari 2022 t/m 14 april 2022 te Alkmaar, in ieder geval een plaats in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van totaal EUR 60.844, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] (EUR 40.844), [benadeelde 2] (EUR 20.000) en/of [benadeelde 3] en [benadeelde 4] (EUR 600), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener van die geldbedragen onder de toezegging van terugbetaling, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2022 t/m 14 april 2022 te Alkmaar, een ander, te weten [benadeelde 1], (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [benadeelde 1] (telkens) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (telkens) afgeven van geldbedragen, door
- misbruik te maken van de haar bekende fysieke en psychishe gesteldheid van die [benadeelde 1] en/of
- (telkens) te zeggen dat die [benadeelde 1] zijn geld niet terug zou krijgen als hij niet eerst geld naar verdachte zou overmaken en/of
- bij die [benadeelde 1] (onaangekondigd 's ochtends vroeg en/of 's avonds laat) voor de deur te staan en/of
- bij weigeren tot betalen door die [benadeelde 1] bij hem op bezoek te gaan;
3.
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2022 tot en met 30 mei 20232 te Alkmaar een goudkleurige ring en/of een goudkleurige ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2022 tot en met 30 mei 2023 te Alkmaar opzettelijk twee goudkleurige ringen (een trouwring en/of een zegelring), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten om de ringen te laten schoonmaken bij de juwelier, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
7 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
In de onderhavige zaak zijn door vier (4) benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Bij twee benadeelde partijen gaat het om dezelfde vordering. De drie vorderingen zullen in het navolgende worden besproken.
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 708,90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zouden hebben geleden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
[benadeelde 6]
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 900,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering is ondertekend door [betrokkene 1]’, terwijl bij ‘Naam vertegenwoordiger’ staat vermeld ‘[betrokkene 2]’. De rechtbank kan niet vaststellen of (één van) beide personen bevoegd/gemachtigd is/zijn om namens het bedrijf [benadeelde 6] in rechte op te treden.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
[benadeelde 1]
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 40.243,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zonder de daaraan gekoppelde gijzeling omdat bij de verdachte sprake is van betalingsonmacht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 39.743,99 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in zijn vordering ontvangen. Dat betreft een bedrag van € 500,-, zijnde het geld dat de benadeelde partij in februari 2022 aan de verdachte heeft uitgeleend.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die niet-ontvankelijkheid zijn, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: dwang met een feitelijkheid] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal hierbij ook de van rechtswege volgende gijzeling opleggen, omdat zij er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de verdachte geheel uit zichzelf over zal gaan tot betaling.
9 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van feit 4.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
- -
de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- -
de veroordeelde laat zich behandelen door GGZ-NHN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- -
de veroordeelde laat zich begeleiden door Stichting De Ontmoeting of een soortgelijke ambulant zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
- -
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van HONDERDTACHTIG (180) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door NEGENTIG (90) DAGEN hechtenis.
Vorderingen benadeelde partijen
[benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3]/[benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
[benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
[benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 39.743,99 (zegge: negenendertigduizend zevenhonderddrieënveertig euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 39.743,99 (zegge: negenendertigduizend zevenhonderddrieënveertig euro en negenennegentig cent), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 233 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. S.D.C. Schoenmaker en mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2024.