Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:11123

Rechtbank Noord-Holland
26-09-2024
29-10-2024
15/100749-22
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

EncroChat/SkyECC. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het verhandelen van cocaïne en aan het voor handen hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. De verdachte had een uitvoerende rol binnen de feitelijke handel, omdat hij degene was die de blokken cocaïne daadwerkelijk met de auto vervoerde en afleverde bij de koper. Ook was hij belast met het aannemen of afgeven van de geldbedragen die met de aan- en verkoop van de cocaïne gemoeid waren.

Aan de verdachte wordt een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/100749-22 (P)

Uitspraakdatum: 26 september 2024

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2024 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie

en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. van der Meer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

Feit 1

primair

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 juni 2022 [verbeterd te lezen als: de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020] te Oostzaan en/of Purmerend, in ieder geval in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst l, voor te bereiden en/of te bevorderen,

  • -

    een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/ of

  • -

    zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of

  • -

    voorwerpen en/ of vervoermiddelen en/ of stoffen en/ of gelden en/ of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat dat feit,

hebbende verdachte en/of (één of meer van) verdachtes mededader(s)

  • -

    één of meer PGP telefoon(s) aangeschaft en/of voorhanden gehad en/of

  • -

    ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of één of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of omtrent de wijze waarop die verdovende middelen zou(den) worden gekocht en/of geleverd en/ of afgenomen en/ of vervoerd en/ of

  • -

    verdovende middelen en/of geldbedragen (met een taxi) op te halen en/of te vervoeren en/of

  • -

    een of meerdere geldbedrag(en) verstrekt en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of betaling(en) gedaan en/of laten doen ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van verdovende middelen,

subsidiair

[medeverdachte 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en), op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 juni 2022 [verbeterd te lezen als: de periode 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020] te Oostzaan en/of Purmerend, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behoren.de lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,

  • -

    een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen;. mede te plegen, uit te lokken en/ of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

  • -

    zich en/ of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of

  • -

    voorwerpen en/ of vervoermiddelen en/ of stoffen en/ of gelden en/ of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat dat feit,

hebbende [medeverdachte 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven pers(o)n(en)

  • -

    één of meer PGP telefoon(s) aangeschaft en/ of voorhanden gehad en/of

  • -

    ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of één of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/ of verkopen en/ of in ontvangst te nemen en/of omtrent de wijze waarop die verdovende middelen zou(den) worden gekocht en/ of geleverd en/ of afgenomen en/ of vervoerd

bij/tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 15 juni 2022 [verbeterd te lezen als: de periode 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020] te Oostzaan en/of Purmerend, in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:

  • -

    verdovende middelen en/of geldbedragen (met een taxi) op te halen en/of te vervoeren en/of

  • -

    een of meerdere geldbedrag(en) te verstrekken en/ of af te leveren en/ of te ontvangen en/of betaling(en) te doen en/of te laten doen ten behoeve van de aanschaf en/ of verkoop van verdovende middelen,

Feit 2

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 te Oostzaan en/of Purmerend, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,

  • -

    (op of omstreeks 1 april 2020) 1 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    (op of omstreeks 2 april 2020) 2 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    (op/of omstreeks 4 april 2020) 3 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    (op/of omstreeks 8 april 2020) 1 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    (op/of omstreeks 28 april 2020) 5 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    (op of omstreeks 5 mei 2020) 2 kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of

  • -

    op een of meerdere tijdstippen in bovengenoemde periode (telkens) een hoeveelheid cocaïne,

zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1.

Standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, telkens als medepleger.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wegens ontbreken van enig opzet. Subsidiair zijn onder feit 2 door dubbeltellingen teveel kilo’s cocaïne tenlastegelegd.

De door de raadsman gevoerde verweren zullen voor zover van belang hierna worden besproken.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.

3.3.2

Bewijsmotivering

Feiten 1 en 2

Naar aanleiding van de overdracht van de datasets van het EncroChat-account strongestsea@encrochat.com en van de SkyECC-account BA5814 is de politie een onderzoek begonnen onder de naam Apollo. In dit onderzoek rees het vermoeden dat de gebruiker van deze accounts zich bezig hield met de handel in cocaïne.

Identificatie van de verdachte en zijn mededaders

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de gebruiker van het EncroChat-account strongestsea@encrochat.com en de gebruiker van het SkyECC-account BA5814 (bijnaam [naam 1] ) beiden zijn geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat de gebruiker van het EncroChat-account misterdej-cluj@encrochat.com is geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook de verdediging gaat uit van de juistheid van deze identificaties.

Uit berichtenconversaties tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat zij gebruik maken van een “taxi” die moet rijden en dingen moet ophalen en brengen. Over deze “taxi” wordt gesproken als een persoon die ergens woont, die zij kennen en die met hen samenwerkt. Ter beantwoording van de vraag of de verdachte deze “taxi” is, overweegt de rechtbank het volgende.

In enkele SkyECC-berichten wordt de aanduiding “taxi” door [medeverdachte 1] gebruikt in combinatie met de naam [verdachte] en [verdachte] , zijnde de voornaam van de verdachte. Daarnaast geeft [medeverdachte 1] in EncroChat-berichten aan dat “taxi” er staat met de zwarte Mercedes. De verdachte beschikte over een zwarte Mercedes voorzien van kenteken [kenteken] .

In de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2] is het telefoonnummer van de verdachte opgeslagen onder de naam “ [naam 2] ”. [naam 3] is de voornaam van [medeverdachte 1] . Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij taxiritten heeft gereden voor [medeverdachte 1] als dit van hem werd gevraagd. Hij heeft verder verklaard dat hij [medeverdachte 2] kent, dat [medeverdachte 2] een vriend van [naam 3] is en dat hij zelf ook wel eens telefonisch contact met [medeverdachte 2] had.

Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat “taxi” kan worden geïdentificeerd als de verdachte. Op dit punt is door de verdediging ook geen verweer gevoerd.


Handel in cocaïne

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat het berichtenverkeer gaat over de handel in cocaïne (wat op zichzelf door de verdediging niet is bestreden) en overweegt daartoe het volgende.

In de berichten gaat het over blokken die moeten worden vervoerd, verkocht, afgeleverd of ergens liggen. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat cocaïne bij internationaal transport vaak wordt verpakt in blokken van 1 kilogram. Uit de berichten volgt dat deze blokken moeten worden verkocht voor bedragen tussen de € 25.000,-- en
€ 30.000,--. Als feit van algemene bekendheid geldt dat deze bedragen overeenkomen met een niet incourante kiloprijs voor cocaïne. Er wordt in de berichten ook gesproken over “colo” en “boli”, waarmee kennelijk wordt bedoeld cocaïne afkomstig uit respectievelijk Colombia of Bolivia. Er wordt ook gesproken over stempels, testen, uitkoken en goed- of afkeuren op smaak. Ten slotte worden foto’s verstuurd van blokken cocaïne, al dan niet met ingeperste stempels.

Opzet op cocaïne

De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen opzet zou hebben gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op enige betrokkenheid bij cocaïne. De verdachte heeft op de zitting ontkend er bij zijn handelen wetenschap van te hebben gehad dat het daarbij om handel in cocaïne ging. Hij verkeerde in de veronderstelling dat het ging om handel in horloges door [medeverdachte 1] . Er was verder voor hem geen enkele aanwijzing dat [medeverdachte 1] betrokken was bij handel in drugs.

Uit de berichten volgt dat de verdachte (“taxi”) degene was die op afroep de blokken cocaïne en de geldbedragen, telkens in opdracht van zijn medeverdachte of -verdachten, vervoerde en afleverde. De berichten houden in dat de verdachte de blokken moest afgeven aan personen na het uitwisselen van een code. Verder zijn er berichten dat de afgegeven blokken door de kopers werden bekeken of getest en dat de verdachte daar dan even op moest wachten. Ook werd in de berichten aangegeven dat een persoon bij de verdachte achterin moest stappen, dat de verdachte dan een rondje moest rijden en de persoon daarna weer moest afzetten. De opdrachten van de verdachte bestonden volgens de berichten onder meer uit “nieuwe” halen, daarvoor naar een loods gaan, doorrijden om ergens anders geld af te geven en eventueel een blok mee terugnemen.

Gezien de inhoud van de opdrachten aan de verdachte en de door hem te verrichten en verrichte handelingen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat hij harddrugs (cocaïne) vervoerde en afleverde. Dat er bij de codewoorden in de chats soms horlogemerken voorkomen, maakt dat niet anders. Dat er mogelijk door de medeverdachte [medeverdachte 1] naast de handel in cocaïne, ook in horloges werd gehandeld – wat niet valt uit te sluiten – doet aan de bovenstaande conclusie over cocaïnehandel niet af. De verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling was dat hij enkel deelnam aan de handel in horloges, acht de rechtbank niet geloofwaardig en niet aannemelijk. Niet alleen heeft de verdachte dit in eerdere verhoren en in zijn uit eigen beweging later opgestelde schriftelijke verklaring niet naar voren gebracht, terwijl hij zichzelf daarmee in zijn eigen ogen zou vrijpleiten. Ook is het in het licht van de hierboven genoemde inhoud van de chatberichten niet aannemelijk geworden. Voor de stelling dat de medeverdachte(n) hem buiten zijn weten om hebben misbruikt, biedt noch het door de verdediging aangedragene noch het dossier aanknopingspunten, in tegendeel gezien de inhoud van de taken van de verdachte.

Feit 2 dubbeltellingen

Voor zover de raadsman nog heeft aangevoerd dat sprake is van een dubbeltelling in de hoeveelheden cocaïne die worden genoemd in de tenlastelegging onder feit 2, berust dit naar het oordeel van de rechtbank op een niet onderbouwde aanname van de raadsman. De inhoud van de chatberichten tonen een constante stroom van inkoop- en verkooptransacties van blokken en bieden naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor de aanname dat er op 8 april 2020 nog steeds wordt gesproken over dezelfde drie blokken cocaïne als waar men begin april over spreekt. Dit geldt ook voor de daarop volgende chatberichten waarin het gaat over het halen en brengen van verschillende blokken cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van dubbeltellingen.

Conclusie

Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde.

De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat, buiten de concrete data onder feit 2, tevens sprake was van voorbereidingshandelingen voor cocaïnetransacties op andere data, waar de verdachte ‘taxi’ als medepleger bij betrokken is. De rechtbank heeft bij de bewijsmiddelen dit onderscheid in data tussen feit 1 en feit 2 benadrukt met de kopjes ‘en voorts in het bijzonder ten aanzien van feit 1’ respectievelijk ‘en voorts in het bijzonder ten aanzien van feit 2’. Van eendaadse samenloop is, gelet op dit onderscheid, geen sprake.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

Feit 1

primair

hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst l, voor te bereiden,

  • -

    zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of

  • -

    stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,

hebbende verdachte en/of (één of meer van) verdachtes mededader(s)

  • -

    één of meer PGP telefoon(s) voorhanden gehad en

  • -

    ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of één of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of omtrent de wijze waarop die verdovende middelen zou(den) worden gekocht en/of geleverd en/ of afgenomen en/of vervoerd en

  • -

    verdovende middelen en/of geldbedragen opgehaald en/of vervoerd en/of

  • -

    een of meerdere geldbedragen verstrekt en/of afgeleverd en/of ontvangen en/of betalingen gedaan en/of laten doen ten behoeve van de aanschaf en/of verkoop van verdovende middelen,

Feit 2

hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,

  • -

    (op of omstreeks 1 april 2020) 1 kilo cocaïne en

  • -

    (op of omstreeks 2 april 2020) 2 kilo cocaïne en

  • -

    (op/of omstreeks 4 april 2020) 3 kilo cocaïne en

  • -

    (op/of omstreeks 8 april 2020) 1 kilo cocaïne en

  • -

    (op/of omstreeks 28 april 2020) 4 kilo cocaïne en

  • -

    (op of omstreeks 5 mei 2020) 2 kilo cocaïne,

zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een ander gelegenheid, middelen, of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of stoffen of gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,

feit 2

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5 Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6 Motivering van de sanctie

6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

6.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de beperkte rol die de verdachte had in het geheel en met het gegeven dat sprake is van een beperkte pleegperiode. De raadsman heeft daarom verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest. Daarnaast kan eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf of een geldboete worden opgelegd.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van het feit.

De verdachte heeft samen met zijn mededader(s) voorbereidingshandelingen gepleegd voor het verhandelen van cocaïne en aanzienlijke hoeveelheden cocaïne aanwezig gehad. Gedurende een periode van drie maanden is hij met zijn mededader(s) zeer actief hiermee bezig geweest. De verdachte had daarbij een cruciale en uitvoerende rol binnen de feitelijke handel, omdat hij degene was die de blokken cocaïne daadwerkelijk met de auto vervoerde en afleverde bij de koper. Ook was hij belast met het aannemen of afgeven van de geldbedragen die met de aan- en verkoop van de cocaïne gemoeid waren. De verdachte bekleedde hiermee een vertrouwenspositie voor zijn medepleger(s).

De substantiële hoeveelheden cocaïne moeten bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een voor de gebruikers ervan zeer schadelijke stof, die levens kan ontwrichten. De handel leidt vaak, direct en indirect, tot andere vormen van criminaliteit, waaronder (ernstige) geweldscriminaliteit, levensdelicten en misdrijven die een bedreiging zijn voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. De verdachte heeft met zijn gedrag bijgedragen aan deze keten van criminele activiteiten. Dat van geweld in het dossier niet is gebleken, pleit de verdachte geenszins vrij. Daarnaast heeft drugscriminaliteit een grote en groeiende ondermijnende werking in de samenleving. De verdachte heeft zich desondanks toch ingelaten met drugshandel, kennelijk alleen voor eigen financieel gewin.

Persoon van de verdachte.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportage over de verdachte van 14 april 2024 van Reclassering Nederland. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Mede daarom wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat de reclassering geen mogelijkheden of noodzaak ziet met interventies risico’s te beperken of gedrag te veranderen.

Redelijke termijn.

Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte binnen een redelijke termijn wordt afgedaan. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de op zijn redelijkheid te toetsen termijn door de rechtbank moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat de verdachte in verzekering werd gesteld. Dat was op 15 juni 2022. Dit betekent dat de zaak in principe op 15 juni 2024 afgerond had moeten zijn. Van bijzondere omstandigheden om hiervan af te wijken is geen sprake. Daarmee is sprake van een geringe overschrijding van ruim drie maanden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en gelet op de geringe mate van overschrijding, zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

Op te leggen straf.

Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en op de straffen die in soortgelijke zaken van deze omvang plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende reactie in aanmerking. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Daarvoor vindt de rechtbank de feiten en de rol van de verdachte te ernstig. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van dertig maanden moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7 Vermogensmaatregel

Onder de verdachte is een hoeveelheid hasjiesj in beslag genomen. Artikel 13a van de Opiumwet houdt in dat onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 34 van het Wetboek van Strafrecht (verbeurdverklaring) en de artikelen 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht (onttrekking aan het verkeer) en artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering, de in lijst I of II bedoelde middelen verbeurd worden verklaard of aan het verkeer worden onttrokken. De rechtbank zal de verdovende middelen die in beslag genomen zijn en waarvan de verdachte geen afstand heeft gedaan, onttrekken aan het verkeer omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8 Overige beslissingen over in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten veertien geldbedragen met een totale waarde van € 21.812,30 en twee horloges, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikel 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht.

artikel 2, 10, 10a, 13a van de Opiumwet.

10 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Onttrekt aan het verkeer:

1 STK Hashish (Omschrijving: NHNBA21013_725862)

Gelast de teruggave aan de verdachte:

  • -

    95 EUR (Omschrijving: G725124)

  • -

    2900 EUR (Omschrijving: G725123)

  • -

    25 EUR (Omschrijving: G725120)

  • -

    955 EUR (Omschrijving: G725165)

  • -

    515 EUR (Omschrijving: G725121)

  • -

    3480 EUR (Omschrijving: G725131)

  • -

    250 EUR (Omschrijving: G724852)

  • -

    345 EUR (Omschrijving: G725137)

  • -

    85 EUR (Omschrijving: G725954)

  • -

    7360 EUR (Omschrijving: G724850)

  • -

    4060 EUR (Omschrijving: G724843)

  • -

    120 EUR (Omschrijving: G724847)

  • -

    65 EUR (Omschrijving: G724845)

  • -

    1557,3 EUR (Omschrijving: Goednummer: 725956)

  • -

    1 STK Horloge (Omschrijving: G725869, Zilver groene doos, merk: Rolex)

  • -

    1 STK Horloge (Omschrijving: G725873, roze, merk: Rolex).

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.C. van den Bos, voorzitter,

mrs. P.E. van der Veen en A.M.C. de Haan, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.