RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9557048 \ WM VERZ 21-682
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)
Overwegingen
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, voetpad, (brom)fietspad of ruiterpad.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Het voertuig stond geparkeerd op een weggedeelte dat is bestemd voor het verkeer van voetgangers, zijnde een voetpad, c.q. trottoir. Ik heb geen voor dat gebied geldige ontheffing waargenomen.(…)”
Betrokkene stelt dat er in het voertuig wel een ontheffing aanwezig is. Op de door de verbalisant overgelegde foto’s is wel een kaartje op het dashboard zichtbaar, maar kan de kantonrechter niet vaststellen of dit de door betrokkene gestelde ontheffing betreft.
Gelet op het consistente verweer van betrokkene, alsmede het feit dat betrokkene een kopie van de geldige ontheffing heeft overgelegd, is de kantonrechter van oordeel dat de gedraging onvoldoende is komen vast te staan. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid en voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt voor de hoorzitting toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie voor de fase van administratief beroep veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 541,00 (=2 x € 541,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift en de zitting. Aan het indienen van het beroepschrift en de zitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 759,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie voor de fase van beroep bij de kantonrechter veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 759,00. (2 x € 759,00 x 0,5).
De uitspraak
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
‒ boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 1.300,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat het bedrag van € 1.300,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.