RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8853590 \ CV EXPL 20-5888 BL
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Quality Time Camperverhuur B.V., h.o.d.n. Quality time campers
gevestigd te Groningen
eiseres
verder te noemen: QTC
gemachtigde: mr. A.J. Welvering
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
[gedaagde] heeft een camper gehuurd van QTC, voor de periode van 6 mei tot 16 juni 2020. In verband met de coronamaatregelen wilde [gedaagde] niet in deze periode met de camper op vakantie. Op 15 april 2020 hebben partijen hierover telefonisch overleg gehad. QTC heeft [gedaagde] toen de keuze gegeven om ofwel de reservering te verplaatsen, ofwel te annuleren tegen betaling van annuleringskosten. Volgens QTC is daarbij gezegd dat als [gedaagde] wilde verplaatsen naar een volgend jaar, dit als annulering zou gelden. [gedaagde] heeft op 25 april 2020 aan QTC gemaild dat hij de huur wil verplaatsen naar 7 mei tot en met 17 juni 2021. Dit heeft QTC opgevat als annulering. QTC vordert in deze procedure annuleringskosten van [gedaagde]. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat het aanbod van QTC om de huur te verplaatsen alleen gold voor 2020. Er is dus niet geannuleerd, maar er is een gewijzigde overeenkomst gesloten, die QTC niet wil nakomen. Daarom moet de vordering van QTC tot betaling van annuleringskosten worden afgewezen, en de tegenvordering van [gedaagde] tot ontbinding van de gewijzigde overeenkomst met terugbetaling van de aanbetaling worden toegewezen.
2 De feiten
2.1.
Op 27 januari 2020 heeft [gedaagde] de beurs Caravana in Leeuwarden bezocht, waar QTC een stand had. Die dag hebben partijen een huurovereenkomst gesloten.
2.2.
QTC heeft de overeenkomst in een e-mail van 3 februari 2020 aan [gedaagde] bevestigd. Het betreft de verhuur door QTC aan [gedaagde] van een camper voor de periode van 6 mei tot 16 juni 2020, tegen een huurprijs van € 4.576,00.
2.3.
Bij factuur van 3 februari 2020 heeft QTC een aanbetaling van € 1.372,80 in rekening gebracht, die door [gedaagde] is betaald.
2.4.
Op 25 maart 2020 heeft QTC de resterende huursom van € 3.203,20 aan [gedaagde] in rekening gebracht, en op 2 april 2020 een betalingsherinnering verzonden.
2.5.
[gedaagde] reageert in een e-mail van 8 april 2020, waarin hij schrijft dat zijn beide ouders zijn getroffen door het coronavirus, dat zijn vader is overleden en op 7 april 2020 begraven. [gedaagde] stelt voor om telefonisch met QTC te overleggen over de geplande camperhuur, omdat grenzen en campings gesloten zijn, en niet noodzakelijke reizen door de overheid worden ontmoedigd.
2.6.
Op 15 april 2020 hebben [gedaagde] en [naam directeur] (directeur van QTC) elkaar telefonisch gesproken over de mogelijkheden tot omboeking naar een latere periode of annulering en de daaraan verbonden kosten. Over de precieze inhoud van dit telefoongesprek verschillen partijen van mening. [gedaagde] heeft een e-mail gedateerd 15 april 2020 overgelegd met zijn samenvatting van het gesprek. De ontvangst van deze e-mail wordt door QTC betwist.
2.7.
Op 25 april 2020 schrijft [gedaagde] in een e-mail aan QTC dat hij heeft besloten de reservering een jaar te willen opschuiven, met het verzoek om dezelfde camper vast te leggen voor de periode van 7 mei tot en met 17 juni 2021 en een bevestiging van de gewijzigde huurperiode.
2.8.
In reactie daarop schrijft QTC in een e-mail van 30 april 2020 dat overgegaan wordt tot de annuleringsprocedure, omdat [gedaagde] niet wil doorschuiven naar een latere datum in 2020. Omdat sprake is van annulering binnen een maand voor vertrek is [gedaagde] 100% van de huursom verschuldigd, maar gezien de situatie van [gedaagde] is QTC bereid 75% te rekenen, zodat [gedaagde] na aftrek van de aanbetaling nog € 2.059,20 moet betalen, na voldoening waarvan aan [gedaagde] een voucher zal worden verstrekt van € 1.716,00 (te gebruiken bij een nieuwe boeking voor 31 december 2020), aldus QTC in haar e-mail. Daarbij is een factuur voor het bedrag van € 2.059,20 aan [gedaagde] gezonden.
3 De vordering
3.1.
QTC vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.059,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2020 en een bedrag van € 308,88 voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft de overeenkomst geannuleerd, en moet daarom annuleringskosten betalen. In het telefoongesprek op 15 april 2020 heeft [gedaagde] gezegd dat hij niet in de overeengekomen huurperiode wilde vertrekken met de camper, waarop [naam directeur] heeft aangeboden dat de boeking kosteloos verschoven mocht worden naar het najaar van 2020, en heeft meegedeeld dat anders de annuleringsvoorwaarden van toepassing zijn. [naam directeur] heeft [gedaagde] daarbij ook gewezen op de annuleringsvoorwaarden in de toepasselijke algemene voorwaarden en de coulanceregeling voor klanten die in verband met de coronacrisis annuleren. [gedaagde] heeft niet willen verschuiven naar een latere huurperiode in 2020, zodat de annuleringsregeling van toepassing is.
4 Het verweer en de tegenvordering
4.1.
[gedaagde] betwist de vordering, en voert daartoe – samengevat – aan dat hij niet heeft geannuleerd, maar gebruik heeft gemaakt van het aanbod van QTC om de huurperiode te verplaatsen, welk aanbod niet beperkt was tot het najaar van 2020, zodat een gewijzigde overeenkomst tot stand is gekomen, die QTC niet wil nakomen.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter de (gewijzigde) huurovereenkomst tussen partijen ontbindt, en QTC veroordeelt tot terugbetaling van zijn aanbetaling.
4.3.
QTC betwist de tegenvordering.
5 De beoordeling
de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of [gedaagde] de huurovereenkomst heeft geannuleerd en annuleringskosten moet betalen, dan wel of de reservering is verplaatst naar het voorjaar van 2021.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van QTC op de overeenkomst van toepassing zijn. Daarin is bepaald dat geannuleerd moet worden per aangetekende post of per e-mail (artikel 3.3). Alleen al om die reden kan QTC niet worden gevolgd in haar stelling dat zij een telefonische mededeling van [gedaagde] dat hij in de overeengekomen periode niet met de camper wilde vertrekken in combinatie met het feit dat [gedaagde] de camper in de betreffende periode niet heeft opgehaald, heeft mogen opvatten als een annulering.
5.4.
Vast staat weliswaar dat in het telefoongesprek op 15 april 2020 is besproken dat [gedaagde] niet met de camper zou vertrekken in de overeengekomen huurperiode, maar partijen zijn het er ook over eens dat QTC in dit gesprek aan [gedaagde] de keuze heeft gegeven om ofwel de boeking door te schuiven naar een latere periode, ofwel te annuleren. Partijen verschillen alleen van mening over de vraag of de door QTC aangeboden doorschuifoptie in tijd beperkt is tot het kalenderjaar 2020. [gedaagde] schrijft vervolgens in zijn e-mail van 25 april 2020 dat hij de reservering wil verplaatsen naar de periode van 7 mei tot en met 17 juni 2021. Uit deze e-mail blijkt niet dat [gedaagde] de huur wil annuleren. Er zijn ook geen andere e-mails of aangetekend verzonden brieven van [gedaagde] waarin hij de camperhuur annuleert. Van annulering zoals bepaald in de algemene voorwaarden is dus geen sprake.
5.5.
QTC beroept zich er verder op dat zij mocht overgaan tot de annuleringsprocedure, omdat [gedaagde] de boeking niet wilde doorschuiven naar een latere datum in 2020. QTC stelt dat [naam directeur] in het telefoongesprek heeft gezegd dat verplaatsing alleen kon in 2020, en dat de annuleringsvoorwaarden van toepassing zijn als [gedaagde] dit niet zou willen, waarbij de door QTC in verband met de coronacrisis opgestelde coulanceregeling aan [gedaagde] is voorgehouden.
5.6.
[gedaagde] betwist een en ander gemotiveerd. Hij heeft overgelegd een aan [naam directeur] gerichte e-mail met verzendtijdstip 15 april 2020 17:21 uur en onderwerp ‘boeking 201904495 | samenvatting telefoongesprek vandaag’, waarin hij schrijft dat [naam directeur] heeft toegezegd dat de reservering naar een latere datum verplaatst kan worden, welke voorwaarden gelden in het geval [gedaagde] helemaal van de reservering wenst af te zien, en dat [gedaagde] de komende week zal bekijken welke periode hij de camper alsnog wil afnemen (als alle coronaperikelen achter de rug zijn en gelet op de hulpvraag van zijn moeder). De e-mail eindigt met: “Mocht ik een en ander niet correct verwoord hebben laat u me dit dan zo spoedig mogelijk weten zodat wij de beslissing kunnen nemen op de juiste gronden”. Uit het gespreksverslag van [gedaagde] blijkt niet dat [naam directeur] heeft gezegd dat verplaatsing alleen kon in 2020, en dat anders sprake zou zijn van annulering.
5.7.
QTC betwist de ontvangst van deze e-mail. Wel bevestigt [naam directeur] ter zitting dat de e-mail het gebruikelijke e-mailadres van QTC vermeldt, en dat eerdere correspondentie tussen partijen via dit adres heeft plaatsgevonden. Voor zover QTC stelt dat [gedaagde] deze e-mail niet daadwerkelijk heeft verzonden, maar heeft geproduceerd ten behoeve van deze procedure, bestaat daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Het enkele feit dat de e-mail van [gedaagde] geen reply is op een eerdere e-mail is daarvoor onvoldoende. Tegen de suggestie dat de e-mail vals is heeft [gedaagde] zich ter zitting gemotiveerd verweerd, en toegelicht hoe de e-mail tot stand is gekomen. [gedaagde] zegt dat hij na het telefoongesprek een verslag is gaan schrijven in Word of in notities, dit verslag vervolgens in een nieuwe e-mail heeft geplakt en aan QTC heeft gezonden.
5.8.
Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter aan dat de e-mail van 15 april 2020 QTC heeft bereikt. QTC heeft in reactie daarop niet meegedeeld dat [gedaagde] het telefoongesprek onjuist heeft samengevat. Ook heeft [naam directeur] uit eigen beweging zijn versie van de telefonisch gemaakte afspraken en de aan [gedaagde] voorgehouden (coulance) voorwaarden voor verplaatsen of annuleren niet schriftelijk aan [gedaagde] bevestigd, terwijl dit wel in de rede lag. Sterker nog, QTC heeft haar coulanceregeling toegezonden aan al haar klanten, behalve aan [gedaagde], omdat ze met hem al in gesprek was, aldus [naam directeur] ter zitting. Volgens [naam directeur] hebben alle andere klanten de coulanceregeling geaccepteerd, en begrepen dat verplaatsing naar 2021 annuleren betekende. Het feit dat alleen [gedaagde] de regeling niet toegestuurd heeft gekregen bevestigt veeleer de lezing van [gedaagde] dat in zijn geval verplaatst mocht worden zonder beperking in tijd.
5.9.
QTC heeft dus niet aannemelijk kunnen maken dat haar telefonische aanbod aan [gedaagde] om de reservering te verplaatsen alleen gold voor 2020, zodat QTC ook op deze grond geen beroep kan doen op haar annuleringsregeling.
5.10.
Dit betekent dat [gedaagde] de huurovereenkomst zoals die op 3 februari 2020 aan hem is bevestigd in beginsel moet nakomen, en het restant van de overeengekomen huurprijs nog moet betalen. [gedaagde] stelt echter dat hij deze overeenkomst niet hoeft na te komen, en beroept zich daarvoor op een afspraak tussen partijen dat hij de reservering mocht verplaatsen naar een latere periode, die niet beperkt is tot het kalenderjaar 2020. Dit onderbouwde verweer slaagt. Zoals hiervoor is overwogen zijn partijen het erover eens dat [gedaagde] de reservering mocht verplaatsen, en is niet komen vast te staan dat QTC haar telefonische aanbod daartoe heeft geclausuleerd tot 2020. Kort na het gesprek heeft [gedaagde] het aanbod geaccepteerd, en aan QTC doorgegeven ervoor gekozen te hebben de reservering te verplaatsen naar de periode van 7 mei tot en met 17 juni 2021. Daarmee is een gewijzigde overeenkomst tot stand gekomen.
5.11.
Dit schept voor partijen over en weer verplichtingen. [gedaagde] wil zijn uit de verplaatste reservering voortvloeiende verplichting nog steeds nakomen. Zelfs ter zitting op 18 maart 2021 heeft [gedaagde] dit nog aangegeven. [naam directeur] heeft op zijn beurt echter ondubbelzinnig verklaard dat hij geen camper meer ter beschikking van [gedaagde] wil stellen. QTC wil de gewijzigde overeenkomst dus uitdrukkelijk niet nakomen en is daarmee in verzuim, zodat sprake is van een tekortkoming in de nakoming die de ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde] rechtvaardigt.
5.12.
De conclusie is dat de vordering van QTC tot betaling van de annuleringsvergoeding wordt afgewezen, en de tegenvordering van [gedaagde] tot ontbinding van de overeenkomst wordt toegewezen. Door de ontbinding ontstaat voor partijen een verplichting tot ongedaanmaking van de al door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat QTC de aanbetaling die zij van [gedaagde] heeft ontvangen van € 1.372,80 moet terugbetalen, zodat ook die tegenvordering van [gedaagde] wordt toegewezen. Er is geen grond om daarop ‘administratiekosten’ in mindering te brengen.
5.13.
De proceskosten komen zowel in de zaak van de vordering als in de zaak van de tegenvordering voor rekening van QTC, omdat zij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert (zonder gemachtigde), geen griffierecht en geen explootkosten heeft moeten betalen, worden de proceskosten voor [gedaagde] op nihil gesteld.