Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2025:310

Rechtbank Midden-Nederland
29-01-2025
19-02-2025
C/16/581417 / HA RK 24-168
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Verzoekster is ten val gekomen in een winkelcentrum waar renovatiewerkzaamheden plaatsvonden. Hiervoor wordt vaststelling van de aansprakelijkheid verzocht van het betrokken bouwbedrijf en/of de eigenaar van het winkelcentrum. De rechtbank wijst het verzoek af omdat niet is komen vast te staan dat het bouwbedrijf of de eigenaar van het winkelcentrum onrechtmatig hebben gehandeld.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2025-0121

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/16/581417 / HA RK 24-168

Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deelgeschil) van 29 januari 2025

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

advocaat mr. S. Deldjou Fard te Utrecht,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerster sub 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

verweerster,

advocaat mr. I. Ghazarian te Den Haag,

2. de naamloze vennootschap

[verweerster sub 2] N.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

verweerster,

advocaat mr. R.J. Schellevis te Utrecht.

Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster] , [verweerster sub 1] en [verweerster sub 2] . Gezamenlijk worden [verweerster sub 1] en [verweerster sub 2] aangeduid als verweersters.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met productie 1 t/m 15,

  • -

    het verweerschrift van [verweerster sub 1] met producties 1 t/m 9,

  • -

    het verweerschrift van [verweerster sub 2] met producties 1 t/m 4.

1.2.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2024. [verzoekster] is verschenen samen met haar advocaat mr. Deldjou Fard. Namens [verweerster sub 1] is verschenen de heer [A] , bijgestaan door mr. Ghazarian. Namens [verweerster sub 2] is verschenen mevrouw [B] , bijgestaan door mr. Schellevis. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord van de rechter. Mr. Ghazarian heeft hierbij spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.

1.3.

Ten slotte is bepaald dat een uitspraak zal volgen.

2 De kern van de zaak

2.1.

[verzoekster] is ten val gekomen in een winkelcentrum waar renovatiewerkzaam-heden plaatsvonden. [verzoekster] verzoekt in deze zaak vaststelling van de aansprakelijkheid van het betrokken bouwbedrijf en/of de eigenaar van het winkelcentrum. De rechtbank wijst het verzoek af omdat niet is komen vast te staan dat het bouwbedrijf of de eigenaar van het winkelcentrum onrechtmatig hebben gehandeld. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3 De beoordeling

De achtergrond van het deelgeschil

3.1.

[verzoekster] is op 6 april 2019 gestruikeld over rubberen matten in het winkelcentrum [winkelcentrum] te [plaats] . Door de val heeft [verzoekster] onder andere een verstuiking van haar enkel en een zwelling van haar knie opgelopen.

3.2.

[verweerster sub 2] is de eigenaar van winkelcentrum [winkelcentrum] en had opdracht gegeven voor de renovatie van de vloer van de passage van het winkelcentrum. In het kader van de renovatie werden nieuwe tegels over de oude tegels gelijmd. Om de gangen van de passage goed op elkaar aan te laten sluiten en uitzetting en krimp van de vloer op te vangen, werden dilatatieprofielen aangebracht in de vloer. De dilatatieprofielen lagen 1,2 cm hoger dan de oude vloer maar nadat de nieuwe vloer eroverheen gelijmd was van dit hoogteverschil geen sprake meer. Ten tijde van de val van [verzoekster] moesten de tegels rondom het dilatatieprofiel ter hoogte van de [winkelnaam] nog op maat gesneden worden en daarom was de vloer nog niet af. [verweerster sub 1] heeft rubberen matten neergelegd om - over een breedte van ongeveer 1 meter - de hoogteverschillen van 1,2 cm tussen de oude en de nieuwe vloer en rondom het dilatatieprofiel te overbruggen. Op onderstaande afbeelding is de situatie destijds weergegeven (afkomstig van pagina 4 verzoekschrift):

3.3.

[verzoekster] heeft [verweerster sub 1] en [verweerster sub 2] aansprakelijk gesteld voor de door haar opgelopen schade. Beiden hebben de aansprakelijkheid afgewezen.

3.4.

[verzoekster] is onderhavige deelgeschilprocedure gestart en verzoekt om een verklaring voor recht dat [verweerster sub 1] en/of [verweerster sub 2] aansprakelijk zijn en de schade van [verzoekster] moeten vergoeden, waaronder de kosten van deze procedure. [verweerster sub 1] en [verweerster sub 2] hebben beide verweer gevoerd. [verweerster sub 2] heeft daarnaast een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend en de rechtbank verzocht om – indien [verweerster sub 2] aansprakelijk wordt geacht - voor recht te verklaren dat [verzoekster] voor 75% heeft bijgedragen aan het ontstaan van haar val zodat de vergoedingsplicht van [verweerster sub 2] met dit percentage moet worden verminderd.

Het verzoek van [verzoekster] leent zich naar haar aard voor behandeling in deelgeschil

3.5.

[verzoekster] heeft haar verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure, zoals opgenomen in de artikelen 1019w tot en met 1019cc Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, om de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. Volgens [verweerster sub 1] leent het verzoek zich niet voor behandeling in deelgeschil omdat nadere bewijslevering noodzakelijk is. Volgens [verweerster sub 2] is het verzoek niet geschikt om als deelgeschil te behandelen want de feiten staan niet vast en de toedracht is onduidelijk. De rechtbank overweegt dat zij over voldoende feiten beschikt om zich een oordeel te kunnen vormen en het verzoek van [verzoekster] zich naar haar aard leent voor behandeling in deelgeschil. De rechtbank zal daarom hieronder overgaan tot de inhoudelijke beoordeling daarvan.

Toetsingskader: de Kelderluik-criteria

3.6.

In het licht van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld in hoeverre iemand, die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. Het gaat hierbij om de basale risicoafwegingen die ieder mens in het dagelijks leven wordt geacht te maken (HR 5 november 1965, NJ 1966,136, HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:47 en HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283).

Geen aansprakelijkheid

3.7.

[verzoekster] stelt dat de matten een gevaarlijke situatie opleverden en dat hiermee onrechtmatig jegens haar is gehandeld. Hierbij verwijst zij onder andere naar foto’s van de situatie destijds en de verklaring van getuige [C] . Zij verklaarde dat er buizen onder de rubberen matten lagen waardoor er bobbels ontstonden. Er stonden geen waarschuwingsborden bij de matten. [verzoekster] stelt dat deze er wel hadden moeten staan omdat winkelend publiek de aandacht niet op de vloer richt maar op de etalages en de winkels waar ze naartoe willen.

3.8.

[verweerster sub 1] voert – samengevat – het volgende verweer:

  • -

    De toedracht is onduidelijk. Het staat niet vast hoe en waar [verzoekster] ten val is gekomen. De matten lagen recht toen [verweerster sub 1] ze achterliet. [verweerster sub 1] betwist dat er dermate grote hobbels in de matten zaten.

  • -

    Er kan niet gesproken worden van een onrechtmatige gevaarzettende situatie. Het hoogteverschil tussen de oude en de nieuwe vloer was dermate klein (maximaal 2 cm) dat valpartijen met ernstig letsel tot gevolg niet te verwachten waren.

  • -

    Alle mogelijke en nodige voorzorgmaatregelen zijn genomen om ongelukken te voorkomen. De zwarte matten waren duidelijk zichtbaar op de lichtgrijze vloer. Het was voor het winkelend publiek kenbaar dat er aan de vloer gewerkt werd.

  • -

    Er is sprake van eigen schuld aan de zijde van [verzoekster] . Zij is buiten de winkels ten val gekomen en had haar aandacht onvoldoende op de vloer gericht. Zij had voorzichtiger moeten zijn, temeer omdat zij bekend is met motorische beperkingen.

3.9.

[verweerster sub 2] heeft eveneens verweer gevoerd. Dit verweer luidt – samengevat – als volgt:

 De risicoaansprakelijkheid van artikel 6:174 BW is niet van toepassing omdat de

matten geen onderdeel uitmaakten van de opstal.

  • -

    [verweerster sub 2] had geen invloed op de situatie in het winkelcentrum omdat het dagelijks beheer is uitbesteed aan [onderneming] .

  • -

    [verweerster sub 2] was opdrachtgever van de renovatiewerkzaamheden, maar was niet

betrokken bij de daadwerkelijke uitvoering daarvan. Verwezen wordt in dit verband naar artikel 9.5 van de overeenkomst met [verweerster sub 1] waarin staat dat de aannemer verklaart dat bij het werk rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering van de huurders, dat alle winkels gedurende de bouw altijd toegankelijk zijn. De exploitatie van de huurders mag geen hinder lijden en de overlast moet redelijkerwijs tot een minimum worden beperkt.

  • -

    Er waren voldoende maatregelen getroffen. De matten hadden geen opstaande randen, de kans op ongevallen was niet groot, er zijn geen andere struikelpartijen geweest, er was geen (kans op) ernstig letsel.

  • -

    [verzoekster] heeft zelf schuld aan het ontstaan van het ongeval. Zij had voorzichtiger moeten zijn. Uit het feit dat [verzoekster] is gestruikeld over een opstaande mat van slechts 1,2 cm volgt dat zij haar voeten onvoldoende heeft opgetild. [verzoekster] is onvoldoende oplettend geweest. Het was voor haar duidelijk dat er in het winkelcentrum werd verbouwd en zij had extra oplettendheid moeten zijn.

3.10.

De rechtbank constateert dat beide verwerende partijen aanvoeren dat er geen sprake was van een gevaarzettende situatie waarvoor bepaalde veiligheidsmaatregelen getroffen hadden moeten worden. Dit verweer slaagt en de rechtbank licht hierna toe waarom.

3.11.

Vooropgesteld wordt dat de toedracht van het ongeval niet voldoende duidelijk is komen vast te staan. Dit mede vanwege een aantal tegenstrijdigheden in de verklaring van [verzoekster] . Zo werd in het verzoekschrift aangegeven dat [verzoekster] het winkelcentrum betrad toen zij ten val kwam. Zij was op weg naar de [winkelnaam] . Ter zitting verklaarde [verzoekster] echter dat zij het winkelcentrum verliet toen zij ten val kwam. Dit betekent dat zij de matten van de andere zijde benaderde en ook op een andere plek ten val is gekomen dan zij in eerste instantie verklaarde. Dit maakt dat niet exact vast is komen te staan waar en waarom [verzoekster] ten val in gekomen. Ook de getuigenverklaring van [C] komt niet overeen met de verklaring van [verzoekster] zelf. De getuige verklaarde dat [verzoekster] over de hobbel die het dilatatieprofiel in de mat veroorzaakte is gestruikeld. Getuige [C] spreekt in haar verklaring van buizen die onder de mat lagen, maar de rechtbank begrijpt dat zij hiermee het dilatatieprofiel heeft bedoeld omdat vastgesteld kon worden dat er niets anders dan het dilatatieprofiel onder de mat lag. [verzoekster] zelf verklaarde tijdens de zitting – onder aanwijzing van de op pagina 5 van het verzoekschrift overgelegde foto - dat zij vóór het dilatatieprofiel is gestruikeld, op de plek waar de nieuwe tegels eindigden.

3.12.

Ook staat niet vast welk letsel [verzoekster] heeft opgelopen en welke gevolgen dit voor haar heeft (gehad). Dit komt omdat [verzoekster] , naast de tegenstrijdige verklaring over de toedracht, ook tegenstrijdig heeft verklaard over het door haar gestelde opgelopen letsel. Uit de bij het verzoekschrift overgelegde medische informatie blijkt dat [verzoekster] door haar val letsel heeft opgelopen aan haar rechter enkel en rechter knie. Tijdens de zitting verklaarde [verzoekster] echter dat zij door de val letsel opliep aan haar linker enkel en linkerknie en dat zij hier tot op heden klachten en beperkingen van ondervindt. Ter zitting gaf [verzoekster] als verklaring voor deze inconsistentie dat de artsen haar letsel destijds verkeerd gedocumenteerd hebben. Zij gaat hierbij echter voorbij aan de door haar zelf ingebrachte foto op pagina 14 van het verzoekschrift, waarop duidelijk te zien is dat haar rechter enkel en rechterknie worden gegipst. Zonder nadere verklaring, die niet is gegeven, is dit onbegrijpelijk.

3.13.

Maar ook in het geval dat de toedracht en het letsel wel vast zouden staan, kan er niet gesproken worden van een in het leven geroepen situatie die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is. De renovatiewerkzaamheden waren al enkele weken aan de gang en kenbaar voor het winkelend publiek. De matten waren goed zichtbaar en naar hun aard geschikt om het minimale hoogteverschil tussen de nieuwe en de oude vloer en rondom het dilatatieprofiel te overbruggen. [verzoekster] verklaarde tijdens de zitting dat zij de matten voorafgaand aan de val had gezien en dat zij tijdens het lopen niet met iemand in gesprek was. Bovendien bevonden de matten zich buiten de winkels. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoekster] was afgeleid of dat er anderszins een reden voor haar was om niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht te nemen. Gelet op de aard, omvang en stand van de renovatiewerkzaamheden moeten de door [verweerster sub 1] genomen (veiligheids)maatregelen in beginsel als adequaat worden beschouwd. Dat [verzoekster] desondanks ten val is gekomen, kan [verweerster sub 1] of [verweerster sub 2] niet aangerekend worden.

3.14.

Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat geen aansprakelijkheid van verweersters kan worden vastgesteld. De rechtbank wijst het eerste en tweede verzoek om deze reden af. Nu er geen aansprakelijkheid wordt vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan het bespreken van het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster sub 2] .

Begroting kosten deelgeschil

3.15.

De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten. Bij het begroten dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

3.16.

[verzoekster] verzoekt de kosten van deze procedure te begroten op € 3.853,85 inclusief BTW en te beslissen dat verweersters hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de kosten indien de aansprakelijkheid komt vast te staan. Het bedrag van € 3.853,85 inclusief BTW is opgebouwd uit 12,5 uur (waarvan 9 uur voor het opstellen van het verzoekschrift) tegen een uurtarief van € 245,- exclusief BTW en 1 uur reistijd tegen een uurtarief van € 122,50 exclusief BTW.

3.17.

[verweerster sub 1] vindt 9 uur voor het opstellen van het verzoekschrift buitensport veel. Ook vindt [verweerster sub 1] 1 uur reistijd teveel, omdat het kantoor van de advocaat zich op 2,5 km van de rechtbank bevindt. Er wordt verzocht om matiging van het aantal bestede uren naar 10 uur.

3.18.

[verweerster sub 2] voert geen verweer ten aanzien van het door [verzoekster] begrote bedrag maar merkt op dat indien de rechtbank toekomt aan begroting van de kosten van het deelgeschil, de begroting dient plaats te vinden onder aftrek van het aan te nemen percentage eigen schuld van [verzoekster] , zoals in het zelfstandig tegenverzoek is verzocht.

3.19.

De rechtbank ziet gelet op de complexiteit en omvang van dit dossier en de ervaring van de advocaat aanleiding het aantal uren te matigen naar 10. De kosten worden daarom begroot op (10 uur x € 245,- x 21% BTW) € 2.964,50 incl. BTW, te vermeerderen met € 87,- griffierecht. Verweersters worden niet veroordeeld tot betaling nu de aansprakelijkheid in deze procedure niet is komen vast te staan. De kosten dienen daarom (vooralsnog) voor rekening van [verzoekster] te blijven.

4 De beslissing

De rechtbank

4.1.

begroot de kosten van dit deelgeschil op € 2.964,50 incl. BTW, te vermeerderen met € 87,- griffierecht,

4.2.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.1

1 type: 5346 coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.