Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2024:7356

Rechtbank Midden-Nederland
05-06-2024
24-01-2025
11059425 \ UV EXPL 24-97
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. Werkgever heeft onterecht een loonstop opgelegd.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0119
AR-Updates.nl 2025-0119

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11059425 \ UV EXPL 24-97 CMR/51145

Vonnis in kort geding van 5 juni 2024

in de zaak van

[eiseres] ,

wonend in [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. J.J. Hofland,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

[gedaagde] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. L. van de Vrugt.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met 12 producties,
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met 23 producties,

- de aanvullende producties 13 tot en met 17 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 22 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiseres] .

1.2.

Hierna is bepaald dat er een vonnis komt.

2 Waar deze zaak over gaat

2.1.

[eiseres] is sinds 1 oktober 2010 in dienst bij de [gedaagde] in de functie van Assistent C.

2.2.

Op 30 mei 2022 heeft [eiseres] zich ziekgemeld vanwege covid-klachten. Op 2 juni 2022 heeft [eiseres] een auto ongeluk gehad. Dat heeft zij op 3 juni aan de [gedaagde] gemeld. Sindsdien heeft zij haar werkzaamheden niet meer (geheel) kunnen hervatten.

2.3.

De [gedaagde] heeft op 1 februari 2024 een loonstop opgelegd, omdat [eiseres] volgens de [gedaagde] – kort gezegd – niet zou hebben meegewerkt aan haar re-integratie. In het kort geding vonnis van 12 maart 2024 van deze rechtbank is geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] niet meewerkt aan haar re-integratie en dat de [gedaagde] de loonstop onterecht heeft opgelegd.

2.4.

De [gedaagde] heeft op 15 februari 2024 nog een loonstop opgelegd, omdat de [gedaagde] vermoedt dat [eiseres] tijdens haar arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden heeft verricht en [eiseres] daar geen informatie over wil verstrekken. De [gedaagde] is er namelijk achter gekomen dat [eiseres] naast haar inkomen van de [gedaagde] ook een Ziektewetuitkering krijgt. Deze uitkering krijgt [eiseres] omdat zij per 1 mei 2022 op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 12 maanden werkzaam was bij [onderneming] in [plaats] .

2.5.

[eiseres] is het niet eens met deze loonstop en stelt dat hier geen grondslag voor is. Zij vordert daarom in deze kort geding procedure betaling van het achterstallig loon over de maanden februari, maart en april 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging, wettelijke rente en incassokosten.

2.6.

De [gedaagde] heeft – samengevat – aangevoerd dat zij een grond had om de loonstop op te leggen, omdat [eiseres] geen openheid van zaken geeft over haar nevenwerkzaamheden. De enige manier om van [eiseres] informatie te krijgen hierover, is een loonstop, aldus de [gedaagde] . In reconventie vordert de [gedaagde] dat [eiseres] alsnog alle relevante informatie, meer in het bijzonder de arbeidsovereenkomst, loonstroken, verzuimrapportages en beslissingen van het UWV in het kader van de Ziektewetuitkering, moet verstrekken met betrekking tot haar nevenwerkzaamheden en neveninkomsten, op straffe van een dwangsom.

3 De beoordeling

Toetsingskader kort geding

3.1.

In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de vordering in dit kort geding is gerechtvaardigd. Het gaat om een voorlopige beslissing. Daarnaast moet [eiseres] een spoedeisend belang hebben bij haar vordering.

[eiseres] heeft een spoedeisend belang

3.2.

[eiseres] krijgt geen loon meer. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij haar vordering. De [gedaagde] voert weliswaar aan dat [eiseres] al jarenlang financiële problemen heeft, maar dat maakt nog niet dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij deze loonvordering. Als [eiseres] geen loon ontvangt, raakt zij mogelijk juist nog meer in de financiële problemen. De stelling van de [gedaagde] dat [eiseres] door het beslag dat op haar loon is gelegd hoe dan ook geen loon zou ontvangen, maakt geen verschil. Dan worden immers wel haar schuldeisers betaald, waar [eiseres] ook bij gebaat is.

De [gedaagde] mocht geen loonstop opleggen

3.3.

Een werknemer heeft tijdens ziekte geen recht op loon als sprake is van één van de situaties die wordt genoemd in artikel 7:629 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De [gedaagde] heeft een loonstop opgelegd omdat [eiseres] geen informatie verstrekt over haar nevenwerkzaamheden, maar dat is op grond van dit artikel geen gegronde reden voor een loonstop. Hierna wordt toegelicht waarom.

3.4.

De [gedaagde] stelt dat het niet verstrekken van de informatie over haar nevenwerkzaamheden valt onder artikel 7:629 lid 3 sub d BW (het weigeren mee te werken aan door de werkgever gegeven redelijke voorschriften), maar dat is niet het geval. Dit ziet op redelijke voorschriften die erop gericht zijn om een werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten, zoals bijvoorbeeld het volgen van een cursus om geschikt te worden voor het passende arbeid. Het verzoek tot verstrekken van informatie over nevenwerkzaamheden valt niet onder deze redelijke voorschriften. Dat is een te ruimte interpretatie hiervan. Voor dit verzoek van de [gedaagde] staat mogelijk wel een andere weg open, namelijk de loonopschorting uit artikel 7:629 lid 6 BW, maar die weg heeft de [gedaagde] niet gevolgd.

3.5.

De [gedaagde] stelt daarnaast dat [eiseres] haar genezing kan hebben belemmerd of vertraagd, omdat het zo zou kunnen zijn dat [eiseres] ondanks haar arbeidsongeschiktheid is blijven doorwerken bij [onderneming] . Dit kan op grond van artikel 7:629 lid 3 sub b BW een reden zijn voor een loonstop, maar nergens uit blijkt dat [eiseres] is blijven doorwerken tijdens haar ziekte. Die stelling is slechts gebaseerd op vermoedens van de [gedaagde] .

De [gedaagde] moet het loon van [eiseres] betalen

3.6.

Omdat de [gedaagde] geen loonstop mocht opleggen, heeft [eiseres] recht op betaling van haar loon. De vordering die ziet op het loon vanaf 15 februari 2024 tot en met april 2024 wordt daarom toegewezen.

3.7.

[eiseres] vordert daarnaast ook het achterstallige loon over 1 februari 2024 tot en met 14 februari 2024. De [gedaagde] stelt dat zij dit loon mocht verrekenen met de Ziektewetuitkering die [eiseres] toekomt, maar dit beroep op verrekening slaagt niet. Op grond van artikel 7:629 lid 5 BW wordt het loon verminderd met een uitkering, voor zover die uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten. Het gaat in dit geval niet om een uitkering die betrekking heeft op het dienstverband tussen [eiseres] en de [gedaagde] , maar uit een dienstverband met een andere werkgever. Daar mag niet mee worden verrekend. Voor zover de [gedaagde] heeft bedoeld om het loon te verrekenen met de neveninkomsten die [eiseres] heeft ontvangen voor haar werkzaamheden bij [onderneming] , slaagt ook dat niet. [eiseres] was immers vóór haar ziekmelding al in dienst bij [onderneming] , zo volgt uit de door [eiseres] overgelegde (weliswaar bijna geheel zwartgemaakte) arbeidsovereenkomst. Deze neveninkomsten had [eiseres] dus ook ontvangen als zij niet ziek was geweest.

3.8.

Omdat het loon over februari 2024 tot en met april 2024 te laat is betaald door de [gedaagde] , heeft [eiseres] op grond van artikel 7:625 BW recht op een wettelijke verhoging van maximaal 50%. De maximale wettelijke verhoging wordt toegewezen. De [gedaagde] heeft ten onrechte een loonstop opgelegd, terwijl zij mogelijk ook de weg van loonopschorting had kunnen volgen. Van de [gedaagde] mag verlangd worden dat zij de juiste weg volgt. Ook heeft de [gedaagde] ten onrechte het loon van [eiseres] verrekend met andere inkomsten. Het verweer van de [gedaagde] dat [eiseres] te laat is met het vorderen van wettelijke verhoging over het loon van 1 februari 2024 tot en met 14 februari 2024, slaagt niet. In het eerdere kort geding tussen [eiseres] en de [gedaagde] heeft [eiseres] namelijk geen betaling van loon gevorderd. Het staat haar vrij om dat in deze procedure wel te doen, met ook de wettelijke verhoging.

3.9.

Ook de wettelijke rente wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing staat vermeld.

Buitengerechtelijke incassokosten

3.10.

[eiseres] maakt aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 902,32 toegewezen.

3.11.

De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing staat vermeld.

De vordering van de [gedaagde] wordt afgewezen

3.12.

De [gedaagde] wil dat [eiseres] informatie en stukken verstrekt over haar nevenwerkzaamheden en neveninkomsten. Zij stelt hier recht op en belang bij te hebben, omdat zij met die informatie kan vaststellen of de Arbeidstijdenwet is nageleefd, of zij de inkomsten mag verrekenen met het loon van [eiseres] en of [eiseres] niet haar genezing heeft belemmerd of vertraagd.

3.13.

De [gedaagde] heeft niet uitgelegd op welke grond [eiseres] verplicht is de gevraagde stukken te verstrekken. Daarnaast is het belang van [gedaagde] bij de informatie niet duidelijk geworden. [eiseres] heeft in deze procedure al een aantal stukken ter beschikking gesteld aan de [gedaagde] . Hoewel sommige van deze stukken bijna volledig zwart zijn gemaakt, heeft de [gedaagde] onvoldoende uitgelegd waarom de (leesbare) informatie voor haar niet voldoende is, wat zij nog meer van [eiseres] verwacht en waarvoor zij de ontbrekende informatie nog nodig heeft. De vordering wordt daarom afgewezen.

Proceskosten

3.14.

De [gedaagde] heeft zowel in conventie als in reconventie ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kosten van [eiseres] worden in conventie begroot op:

- dagvaarding € 135,97

- griffierecht € 706,00

- salaris gemachtigde € 814,00 (tarief kort geding gemiddeld)

- nakosten € 135,00

Totaal € 1.790,97‬

3.15.

Vanwege de samenhang van de vordering in conventie en eis in reconventie worden de proceskosten van [eiseres] in reconventie begroot op € 271,50 (tarief € 543,00 x 0,5).

4 De beslissing

De kantonrechter

geeft de volgende onmiddellijke voorziening:

in conventie

4.1.

veroordeelt de [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 12.732,00 bruto aan loon over februari 2024 tot en met april 2024, vermeerderd met de wettelijke verhoging van € 6.366‬,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over € 19.098,00 bruto vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling,

4.2.

veroordeelt de [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 902,32, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 14 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,

4.3.

veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten van € 1.790,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

in reconventie

4.4.

wijst de vordering af,

4.5.

veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten van € 271,50,

in conventie en in reconventie

4.6.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.