3.2.
[verzoekster] en [organisatie 1] zijn met elkaar in overleg gegaan om de schade die [verzoekster] lijdt in kaart te (gaan) brengen. Eerst is mevrouw [E] , ergotherapeut, gevraagd te inventariseren wat de eisen zijn die aan [verzoekster] worden gesteld als [verzoekster] verder wil met het verzorgen en trainen van springpaarden en met het nastreven van een carrière als springruiter en springinstructrice en aan te geven wat de belemmeringen daarbij zijn en welke mogelijkheden er zijn om die weg te nemen of te ondervangen.
Daarna zijn [verzoekster] en [organisatie 1] het eens geworden over een onderzoek naar de (medische) gevolgen van de beschadigde zenuw. Dat onderzoek is gedaan door dr. [F] , traumatoloog, dr. [G] , neuroloog, en dr. [H] , verzekeringsgeneeskundige, verbonden aan het [organisatie 2] ( [organisatie 2] ) in [plaats 2] . Voor deze gezamenlijke medische expertise is [verzoekster] op 26 augustus 2022 door alle drie de deskundigen onderzocht. Het definitieve rapport is van 3 januari 2023.
wat schrijven de deskundigen?
3.3.
In het [organisatie 2] -rapport van 3 januari 2023 staat onder meer het volgende:
“(…)
Traumachirurgisch onderzoek
(…)
Maximale knijpkracht (…)
Re 28 kgf Li 18 kgf (betrokken is rechtshandig dominant)
(…)
Neurologisch onderzoek
(…)
Er kan een volledige en krachtige vuist links gemaakt worden met iets minder kracht dan rechts bij rechtshandig zijn.
Beoordeling kracht van de afzonderlijke spiergroepen:
(…)
Parese m. ext. Carpi radialis longus en brevis kracht graad 4- (…)
Parese m. ext. Carpi ulnaris kracht graad 3½
Parese m. ext. Pollices longus en brevis kracht graad 3+
Parese m. Abd. Pollis kracht graad 4
Parese m. ext. Dig comm dig II t/m V kracht graad 3½
Sensibiliteit
Er wordt een hypaesthesie/dysaesthesie aangegeven over het verzorgingsgebied van de r. superficialis n. radialis.
VI. SAMENVATTING
(…)
Actueel is er onverminderd sprake van krachtsverlies in de pols- en vinger-extensoren, de duim extensie en abductie, passend bij een persisterende partiële uitval van de n. radialis links. Dit leidt tot verminderde mogelijkheden t.a.v. kracht zetten met de linker pols/hand en vingers, fijne werkzaamheden met de vingers (m.n. duim en dig II en III) en een duurbelasting beperking van de gehele linkerarm.
(…)
Er is daarnaast ook een beperkte sensibele uitval, maar die leidt niet tot evident functieverlies.
VII. BESPREKING
(…)
Al langer bekend uit de literatuur is dat de n. radialis van de drie innerverende zenuwen van de arm/hand, de zenuw is die na letsel het slechtste hersteld. In die zin is de mate van het partiële herstel van de n. radialis bij betrokkene dan ook opmerkelijk te noemen.
Niettemin is er sprake van een persisterende uitval voor wat betreft m.n. het motorische deel met krachtsverlies in de pols- en vingerstrekkers, evenals in de duim strekkers en abductor links. Dit leidt tot direct krachtsverlies bij handelingen waarbij kracht gezet moet worden met de pols/hand (stabilisatie van de pols door de extensoren is daarbij noodzakelijk), evenals bij fijne werkzaamheden met de linkerhand met kracht zetten (m.n. met inzet van de duim). Daarnaast is er sprake van duurbelasting beperkingen bij kracht zetten, langdurige statische belasting van de linkerarm/pols/hand, die goed te verklaren is door de maar partiële re-innervatie van de spieren geïnnerveerd door de gelaedeerde n. radialis.
M.a.w. de aangegeven beperkingen van de functionele mogelijkheden ten aanzien van (…) zwaarder tillen en dragen met links en langer boven schouderniveau werken (i.v.m. de handfunctie) links, zijn als reëel in te schatten.
In verzekeringsgeneeskundige opzicht is er voor gangbare arbeid, rekening houden met de aangegeven beperkingen, geen noodzaak tot een aanvullende urenbeperking.
BEANTWOORDING VAN DE SPECIFIEKE VRAAGSTELLINGEN
Consistentie
(…)
Antwoord:
d. Er is sprake van onderlinge consistentie tussen de informatie van betrokkene en de informatie uit de beschikbaar gestelde medische documentatie.
Diagnose
(…)
Antwoord:
(…)
Status na behandeling van de fractuur met plaatosteosynthese materiaal met als complicatie:
Ernstige axonotmesis n. radialis, distaal van de aftakking naar de m. Triceps.
Partieel functieherstel van de door de n. radialis geïnnerveerde spieren.
Persisterende paresen van pols- en vingerextensoren, duim-strekkers en abductor links.
Persisterend gevoelsverlies in het verzorgingsgebied van r. superior n. radialis links.
Duurbelasting beperkingen van de linker arm/pols zowel statisch als actief.
Functiebeperkingen van dig I t/m V van de linkerhand.
De fractuur is in 10° antecurvatie geconsolideerd.
Persisterende extensie beperking van de linker elleboog met 10°.
Exorotatie beperking in de linker schouder van 35° e.c.i.
Invaliditeit
(…)
Antwoord:
In neurologisch opzicht:
Volgens de richtlijnen van de NVN (…) is er volgens tabel 4.2 (…) sprake van een graad 4 sensibele stoornis in het verzorgingsgebied van de linker n. radialis, overeenkomend met 26-60%.
Volgens tabel 4.3 is er sprake van een graad 3-4 krachtsverlies, overeenkomend met 1-50%.
Volgens tabel 4.4 (…) kan voor een letsel van de n. radialis (…) een maximaal percentage verlies door sensibele stoornis van 5% BE en een maximaal percentage van 35% BE voor de motorische stoornis worden toegekend. Het percentage motorische uitval van de n. radialis wordt bepaald op 40 procent van de maximale 35% BE, overeenkomend met 14% BE.
Het percentage sensibele uitval van de n. radialis wordt bepaald op 40 procent van de maximale 5% BE, overeenkomend met 2% BE.
Volgens de combinatietabel (…) is er sprake van een percentage van 16% blijvende invaliditeit van de bovenste extremiteit, overeenkomend met 10% BIGP (…).
Het percentage BIGP voor het neuroligisch letsel wordt bepaald op 10% BIGP.
In traumachirurgisch opzicht:
(…) 1% BIGP.
In totaal is er in neurologisch en traumachirurgisch opzicht sprake van 10% + 1% = 11% BIGP.
Beperkingen
(…)
Antwoord:
(…) verwijzen wij (…) naar (…) Functionele Mogelijkheden Lijst (…) als bijlagen (…)
Medische eindsituatie
(…)
Antwoord:
(…) medische eindsituatie. (…)”
3.5.
Met de uitkomst van het gecombineerde deskundigenonderzoek is het partijen niet gelukt het eens te worden en de schade (verder) af te wikkelen. [verweerster] is het niet eens met de bevindingen van de deskundigen. Volgens haar bestaan er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport. Die bezwaren zien op het neurologisch deel van de rapportage en op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), niet op het traumachirurgische aspect van het rapport. Volgens de medisch adviseur van [organisatie 1] , dr. [I] , is het gevoelsverlies niet te kwalificeren als graad 4, maar moet dat graad 3 zijn. Het krachtsverlies plaatsen de deskundigen van het [organisatie 2] in de range graad 3-4, terwijl dat 4 moet zijn. Ook is hij het niet eens met het vastgestelde percentage blijvende invaliditeit van 11%, dat is in zijn optiek 6%. Verder is het niet terecht dat er voor “tillen of dragen” en “boven schouderhoogte actief zijn” beperkingen zijn aangenomen in de FML. Voor [organisatie 1] heeft ook neuroloog dr. [J] het (concept)rapport van de deskundigen van het [organisatie 2] bekeken, (ook) dat is een eenzijdige en papieren expertise geweest. [J] bevestigt volgens [verweerster] in zijn rapport van 7 april 2023 de visie van [I] .
[verzoekster] vindt de bezwaren van [verweerster] niet zwaarwegend en steekhoudend. Het rapport van de [organisatie 2] deskundigen moet de basis zijn voor de verdere afwikkeling van haar schade waarbij nu als eerste een arbeidsdeskundige haar behoefte aan huishoudelijke hulp, verlies aan verdienvermogen en zelfwerkzaamheid moet gaan onderzoeken.
wat vraagt [verzoekster] ?
3.7.
Volgens [verweerster] kan het [organisatie 2] -rapport van 3 januari 2023 geen uitgangspunt zijn voor de verdere schadeafwikkeling. Er kleven in haar optiek zwaarwegende en/of steekhoudende bezwaren aan. Die bezwaren ontleent [verweerster] aan de medische adviezen van [I] en de rapportage van [J] en luiden als volgt:
1) de bevindingen bij neurologisch onderzoek over het krachtsverlies van de hand en vingerstrekkers zijn onvoldoende gemotiveerd;
2) het vastgestelde percentage functionele invaliditeit is op onjuiste wijze berekend en vindt geen steun in de bevindingen bij neurologisch onderzoek;
3) de vastgestelde beperkingen voor tillen of dragen en werken boven schouderhoogte vinden geen steun in de bevindingen bij neurologisch onderzoek en zijn onvoldoende gemotiveerd;
4) de vastgestelde beperking in duurbelasting is onvoldoende gemotiveerd en niet juist.
[verweerster] wil de deskundigen van het [organisatie 2] het rapport van [J] en de medische adviezen van [I] toesturen en aan hen nadere vragen voorleggen en na reactie van het [organisatie 2] opnieuw beoordelen of zij haar standpunt dat het rapport niet bruikbaar is, handhaaft.
deskundigenrapport leidend? Toetsingskader.
3.8.
Voordat de rechtbank ingaat op de standpunten van partijen, overweegt zij het volgende. Partijen zijn het samen eens geworden dat traumatoloog [F] , neuroloog [G] en verzekeringsarts [H] gedrieën een gecombineerde expertise doen. Dit is gebeurd op voorstel van [verweerster] / [organisatie 1] waarmee [verzoekster] heeft ingestemd. De medisch adviseurs van partijen hebben een vraagstelling geformuleerd en die is voorgelegd. Als uitgangspunt geldt dan dat partijen in principe gebonden zijn aan de inhoud van het deskundigenrapport dat op hun gezamenlijk verzoek, zoals hier is gebeurd, is opgesteld. Dit zou anders kunnen zijn als het rapport qua inhoud of de manier waarop het tot stand gekomen is niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden. Zo mag van een rapport van een deskundige worden verwacht dat het onpartijdig, consistent, inzichtelijk en logisch is. Ook de manier waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht, kan afbreuk doen aan de waarde van een deskundigenrapport. Het komt erop neer dat er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren moeten zijn in te brengen tegen dat rapport, voordat de rechtbank kan beslissen het deskundigenbericht naast zich neer te leggen. Dit betekent daarom dat van de partij die kritiek heeft op het rapport, mag worden verlangd dat zij haar stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de eerste deskundige op overtuigende wijze worden tegengesproken.
3.13.
De rechtbank merkt om te beginnen op dat het percentage blijvende of functionele invaliditeit alleen iets zegt over het letsel en niet maatgevend is voor de omvang van de schade of op zichzelf bepalend is voor de beperkingen. Zo geeft een hoog percentage blijvende invaliditeit niet per definitie ook in diezelfde mate beperkingen, terwijl omgekeerd en gering percentage blijvende invaliditeit niet impliceert dat er geen noemenswaardige beperkingen kunnen zijn.
Verder het volgende. Het [organisatie 2] heeft gemotiveerd gereageerd op het punt van de gradering van de gevoelsstoornis en aangegeven dat zij op graad 4 uitkomt omdat [verzoekster] pijn en overgevoeligheid ervaart bij aanraking en op basis van de neurologisch vastgestelde hypaesthesie en dysaesthesie (verminderd gevoel/abnormaal gevoel bij aanraken). Dat hoort in hun optiek niet thuis bij graad 1 tot 3 waar normale sensibiliteit staat. Ook hier geldt, net als bij het krachtsverlies, dat het om een inschatting door een arts gaat, het is geen exacte wetenschap. Het feit dat [I] in zijn eerste advies de gevoelsstoornis op graad 2 inschaalt, [J] het een graad 3 situatie vindt, waarna [I] ook opschuift naar 3, terwijl de neuroloog van het [organisatie 2] het op graad 4 houdt, onderstreept juist dat het om een wáárdering gaat. Zoals de rechtbank hiervoor ook heeft overwogen is het feit dat een andere deskundige tot een ander resultaat komt geen zwaarwegend bezwaar.
Ook de omstandigheid dat de richtlijn van neurologen (NVvN-Richtlijn) verkeerd zou zijn toegepast is op zichzelf geen zwaarwegend bezwaar. Ook als een ander percentage, 8 of 9, meer zou passen maakt dat nog niet dat het rapport niet bruikbaar is door de (beperkte) betekenis die aan zo’n percentage moet worden toegekend. Het rapport moet in zijn geheel bekeken worden, waarbij bovendien ook het vastgestelde percentage blijvende invaliditeit in traumachirurgisch opzicht van 1% moet worden betrokken. Dat laatste lijken de door [verweerster] geraadpleegde deskundigen buiten beschouwing te hebben gelaten.
3e bezwaar - beperkingen tillen/dragen en werken boven schouderhoogte
3.18.
Uit dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat er geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren zijn om te beslissen dat het onafhankelijke deskundigenrapport van het [organisatie 2] partijen niet zou binden. Het is in gezamenlijke opdracht, op voorstel van [verweerster] / [organisatie 1] , aangevraagd, partijen waren het eens over de vragen en over de personen van de drie deskundigen die het onderzoek zouden uitvoeren, de medische informatie die relevant was is aan de deskundigen gegeven, partijen hebben opmerkingen kunnen maken over het concept, de deskundigen hebben daar ook adequaat op gereageerd, het rapport is op een zorgvuldige manier tot stand gekomen en het rapport bevat een duidelijke toelichting waarom de deskundigen tot deze conclusies zijn gekomen. Het rapport kan gebruikt worden voor het verder in kaart brengen van de schade van [verzoekster] .
wat betekent dit voor het verzoek van [verzoekster] ?
3.20.
De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [verzoekster] € 8.038,03 inclusief btw alsmede het opgelegde griffierecht plus de kosten uittreksel KvK, in totaal € 322,60 alsmede de kosten van verzekeringsarts [K] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens [verweerster] aangegeven dat de kosten akkoord zijn.
De rechtbank begroot de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak daarom op het bedrag zoals verzocht, dus op € 8.038,03 inclusief btw. Daar moet het griffierecht van € 320,00 dat [verzoekster] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden, net als de KvK kosten van € 2,60 en de kosten van verzekeringsarts [K] . Die laatste konden op het moment van de mondelinge behandeling nog niet worden gespecificeerd zodat de rechtbank deze kosten PM zal opnemen in de verwachting dat partijen dat eenvoudig kunnen vaststellen. Totaal komt dit neer op € 8.360,63 + pm. [verweerster] zal tot betaling daarvan aan [verzoekster] worden veroordeeld.