5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 2 mei 2005 tot en met 23 februari 2016 te
[woonplaats] , van een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro, de herkomst, heeft verborgen en verhuld,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
10 BESLISSING
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder ten laste gelegde;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van achttien (18) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. M.S. Koppert en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2005 tot en met 23 februari 2016 te
[woonplaats] ,
in elk geval in Nederland,
van een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro, was,
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro,
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
artikel 420bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2005 tot en met 23 februari 2016 te
[woonplaats] ,
in elk geval in Nederland,
een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten:
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een geldsom ter hoogte van 1.019.572,50 euro,
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
artikel 420bis lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )