vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 444745 / KL ZA 17-307
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2017
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.J.A. Plattel te Arnhem,
de vereniging
OMROEPVERENIGING BNN-VARA,
gevestigd te Hilversum,
verweerster,
advocaat mr. C. Wildeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 2] c.s. (hierna ook afzonderlijk aangeduid als de vennootschap en [eiser 2] ) en BNN-VARA genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
De vennootschap is een beleggings- en beheersmaatschappij die belegt in onroerend goed. Zij houdt kantoor in het pand aan de [adres] te [woonplaats] (hierna te noemen: het pand). Op de tweede verdieping van dit pand is een kamerwoning gevestigd.
2.2.
[eiser 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van de vennootschap.
2.3.
BNN-VARA is een publieke omroep die programma’s uitzendt op televisie en op een eigen YouTubekanaal. Zij zendt op dit kanaal onder meer het programma #BOOS uit, dat zich ten doel stelt consumentenklachten (van veelal jongeren) op te lossen. Presentator van dit programma is [presentator] (hierna: [presentator] ).
2.4.
Op 14 augustus 2017 heeft [presentator] met een cameraman en enkele studenten een bezoek gebracht aan het pand met het doel een klacht van één van de studenten over een van de vennootschap gehuurde woning op te lossen.
2.5.
Op 15 augustus 2017 heeft [eiser 2] aangifte gedaan van huis- en lokaalvredebreuk door de onder 2.4 bedoelde personen.
2.6.
[presentator] en één van de studenten hebben aangifte gedaan van mishandeling.
2.7.
BNN-VARA wil op 17 augustus 2017 om 16.00 uur de van het onder 2.4 bedoelde bezoek gemaakte filmopname uitzenden via haar YouTubekanaal. [eiser 2] c.s. heeft daartegen bezwaar gemaakt bij BNN-VARA.
3 Het geschil
3.1.
[eiser 2] c.s. vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter BNN-VARA:
- verbiedt bij enige publicatie gebruik te maken van beeld of geluid dat is opgenomen in het pand, noch op televisie noch op een digitaal kanaal, YouTube daaronder begrepen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- gebiedt ervoor zorg te dragen dat bij enige publicatie van opnames die zijn gemaakt in en om het pand op televisie of middels een digitaal kanaal, YouTube daaronder begrepen, geen personen of geluiden van personen aldaar aanwezig herkenbaar in beeld of geluid worden getoond of op enigerlei wijze openbaar worden gemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- veroordeelt in de kosten van de procedure te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
BNN-VARA voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Bezwaar tegen televisieopnamen
4.1.
Aan het begin van de zitting heeft [eiser 2] c.s. bezwaar gemaakt tegen het maken van televisieopnamen van de zitting. BNN-VARA heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben, en dat de zaak al in de media is verschenen, zodat er geen grond is voor honorering van het bezwaar van [eiser 2] c.s..
4.2.
De voorzieningenrechter heeft hierop ter zitting beslist dat het bezwaar van [eiser 2] c.s. wordt afgewezen, omdat het uitgangspunt van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 27 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is dat de zitting in het openbaar plaatsvindt. Een zitting is dan ook in beginsel (onder de in de Persrichtlijn vermelde voorwaarden) toegankelijk voor de media. Eén van deze voorwaarden is dat van partijen zonder hun toestemming geen beeld- en geluidsopnamen worden gemaakt. De aanwezige media zullen zich daaraan, als het gaat om [eiser 2] , moeten houden. Hiermee is het privacybelang van [eiser 2] voldoende gewaarborgd en weegt dit in ieder geval niet zwaarder dan het belang van de openbaarheid van de zitting.
4.3.
Het gevorderde gebod en verbod komen in wezen neer op toepassing van preventieve censuur en staan daarmee op gespannen voet met artikel 10 EVRM en artikel 7, tweede lid, van de Grondwet. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in zijn uitspraak van 10 mei 2011 (ECLI:CE:ECHR:2011:0510JUD004800908; Mosley) geoordeeld dat aan de in artikel 10 EVRM genoemde vrijheden groot gewicht dient te worden toegekend. Het EHRM heeft daarbij tevens overwogen dat deze vrijheid haar begrenzing vindt in het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Een wettelijke verplichting om, ingeval van een dreigend conflict tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de publicatie vooraf aan de betrokkene te melden, werd door het EHRM als onwenselijk beoordeeld. In het licht hiervan is terughoudendheid ten aanzien van de vorderingen vereist. Uit deze uitspraak van het EHRM kan immers worden afgeleid dat het EHRM van belang acht dat toetsing van de eventuele onrechtmatigheid van een publicatie en/of uitzending, met het oog op het gewicht dat aan de in artikel 10 EVRM gewaarborgde vrijheden wordt toegekend, pas plaatsvindt nadat de betreffende publicatie en/of uitzending ter kennis van het publiek is gebracht. (Hof Amsterdam 28 april 2015, IEPT20150428, CCCP en KRO v Media Markt). Artikel 10 EVRM staat weliswaar niet in de weg aan het opleggen van beperkingen voorafgaande aan een publicatie, maar de daaraan verbonden gevaren zijn zodanig dat deze vereisen dat de rechter daartoe pas overgaat na “the most careful scrutiny” (r.o. 117 van het Mosley-arrest).
4.4.
In de Nederlandse jurisprudentie is invulling gegeven aan deze norm door te vereisen dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, in die zin dat de uitzending in zodanige mate onrechtmatig is en zal leiden tot onherstelbare schade dat een uitzendingsverbod vooraf gerechtvaardigd is. Zie voormeld arrest van het Hof Amsterdam (r.o. 3.7), de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:4958, r.o. 4.2 en 4.9) en van de voorzieningenrechter van dezelfde rechtbank van 21 oktober 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BT8893, r.o. 4.12).
4.5.
[eiser 2] heeft als belang bij een preventief verbod aangevoerd dat de betreffende cameraploeg van BNN-VARA op onrechtmatige wijze zijn pand is binnengevallen, door na het aanbellen en openen van de deur naar binnen te stormen, onder gebruik van confettikanonnen, en meteen zonder toestemming filmopnames te maken en daarmee door te gaan, ook nadat hen was verzocht om daarmee te stoppen en het pand te verlaten. Daarmee heeft de cameraploeg zich volgens [eiser 2] c.s. schuldig gemaakt aan huis- en lokaalvredebreuk. Het bezoek heeft ook geleid tot een handgemeen tussen [presentator] en [eiser 2] , waarbij [eiser 2] uit zelfverdediging een klap aan [presentator] heeft gegeven. Door deze hele gang van zaken voelden de medewerkers van de vennootschap en de overige aanwezigen zich onveilig.
Over de gevolgen van eventuele uitzending van de filmopnames heeft [eiser 2] c.s. naar voren gebracht dat dan de medewerkers van de vennootschap, waaronder [eiser 2] , en eventuele andere aanwezigen herkenbaar in beeld zullen zijn, terwijl zij voor de filmopnames geen toestemming hebben verleend. Dat is in strijd met hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer en in strijd met hun portretrecht. Daarnaast kan bij uitzending van de beelden een ieder een blik werpen op wat er in kantoor aan de muur hangt, hoe de bureaus eruitzien etc., en dat is eveneens een schending van het recht op privacy.
4.6.
BNN-VARA heeft een andere lezing van wat op 14 augustus 2017 is voorgevallen. Volgens haar kwam de cameraploeg met een draaiende camera bij het pand, liet [eiser 2] het hele gezelschap inclusief cameraman naar binnen, leidde hen zelf door het kantoor rond en vroeg hij bij zijn medewerkers na of zij met de situatie met betrekking tot de huurwoning van de student bekend waren. Toen een medewerkster aangaf dat zij niet gefilmd wilde worden, stelde [eiser 2] voor het gesprek op de gang voort te zetten. Toen iedereen in de gang stond, sloeg de stemming bij [eiser 2] om, zei hij dat ze weg moesten en begon hij te duwen. De zoon van [eiser 2] stormde op het gezelschap af en vloog [presentator] aan. De cameraman en een student probeerden [presentator] te beschermen en liepen ook letsel op. [presentator] zelf liep bij het handgemeen een gebroken kaak op.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de onrechtmatigheid van de filmopname en de onrechtmatigheid van de uitzending daarvan. Eventuele onrechtmatigheid van de opname weegt weliswaar mee bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van de uitzending, maar rechtvaardigt niet per definitie een uitzendverbod, laat staan een preventief uitzendverbod (zie voormelde uitspraak van het Hof Amsterdam, r.o. 3.5).
4.8.
In het kader van dit kort geding is niet aannemelijk geworden dat uitzending van de filmbeelden van hetgeen op 14 augustus 2017 is voorgevallen, zal leiden tot onherstelbare schade bij [eiser 2] c.s. BNN-VARA heeft ter zitting verklaard dat de medewerkers van de vennootschap en de overige personen die al aanwezig waren in het pand, met uitzondering van [eiser 2] , zodanig zullen worden ‘geblurd’, dat zij onherkenbaar zijn. [eiser 2] c.s. heeft niet gesteld dat deze personen door de opgenomen geluiden wel herkenbaar zullen zijn, zodat niet valt in te zien waarom de gemaakte geluidsopnames eveneens aangepast zouden moeten worden. Dat het kantoor wel zichtbaar zal zijn, acht de voorzieningenrechter - zonder nadere concretisering, die ontbreekt - in deze geen relevante omstandigheid.
Voor zover het gaat om de herkenbaarheid van [eiser 2] op de filmbeelden, is van belang dat [eiser 2] niet heeft gesteld dat hij bij uitzending van de filmbeelden reputatieschade zal lijden. Bovendien zijn de lezingen van beide partijen over de gebeurtenissen op 14 augustus 2017 reeds in de openbaarheid gekomen, mede doordat [eiser 2] een interview daarover aan het tijdschrift Quote heeft gegeven. Het gaat derhalve alleen om onbekendheid van het publiek met de filmbeelden die van die gebeurtenissen zijn gemaakt. Openbaarmaking daarvan dient het belang van het publiek om zelf te bepalen welke lezing de juiste is.
Bovendien is niet voldoende aannemelijk geworden dat - mocht de uitzending onrechtmatig blijken te zijn en tot schade aan de zijde van [eiser 2] c.s. leiden - deze schade niet meer ongedaan kan worden gemaakt door middel van het verwijderen van de filmbeelden van internet, en/of het uitspreken van andere veroordelingen, zoals tot rectificatie of schadevergoeding.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
4.10.
[eiser 2] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BNN-VARA worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.434,00
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser 2] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van BNN-VARA tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3.
veroordeelt [eiser 2] c.s., onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door BNN-VARA volledig aan het onder 5.2 bepaalde van dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.1