Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBLIM:2018:5532

Rechtbank Limburg
12-06-2018
21-06-2018
6823020 AZ VERZ 18-30
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Werkneemster is directeur van de Maastrichtse kliniek van een landelijk opererende commerciële zorgorganisatie. Haar broer is oprichter en algemeen directeur van deze zorgorganisatie. Op enig moment bereiken partijen overeenstemming over een nieuwe functie die werkneemster binnen de Maastrichtse kliniek zal gaan vervullen (die van ‘directeur business development’). Kort daarna besluit de zorgorganisatie niet meer verder te willen met werkneemster. Uiteindelijk leidt dat tot indiening van een ontbindingsverzoek, primair op de e-grond (verwijtbaar handelen) en subsidiair op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding). Deze gronden zijn niet voldragen, zodat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen. Het tegenverzoek tot wedertewerkstelling – in de nieuwe functie die partijen waren overeengekomen – wordt toegewezen. Ten slotte wordt werkgeefster veroordeeld om nog enkele bonusnabetalingen aan werkneemster te verrichten.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2018-0712
GZR-Updates.nl 2018-0289
VAAN-AR-Updates.nl 2018-0712

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 6823020 AZ VERZ 18-30

Beschikking van de kantonrechter van 12 juni 2018

MD

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

dc groep b.v. ,

statutair gevestigd te Almere,

verzoekende partij, tevens verwerende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,

gemachtigde mr. C.E.M. Roks,

tegen:

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,

wonend aan de [adres] ,

[woonplaats] ,

verwerende partij, tevens verzoekende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,

gemachtigde mr. drs. C.A.H. Lemmens.

Partijen zullen hierna DC Groep en [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] genoemd worden.

1 De procedure

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- een verzoekschrift met producties 1 tot en met 41;

- een verweerschrift, tevens houdende (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken, met producties 1 tot en met 86;

- de aanvullende producties 42 tot en met 45 van DC Groep;

- de mondelinge behandeling d.d. 29 mei 2018;

- de ter zitting door de beide gemachtigden overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald.

2 De feiten

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

2.1.

DC Groep [in de stukken ook wel aangeduid als DC Klinieken] is een commerciële en landelijk opererende zorgorganisatie. DC Groep bestaat thans uit vijftien zelfstandige behandelcentra, verspreid over het hele land. De directie van DC Groep wordt gevormd door [naam algemeen directeur] (oprichter en algemeen directeur, tevens broer van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ), [naam operationeel directeur] (operationeel directeur) en [naam financieel directeur] (financieel directeur). Eén van die vijftien vestigingen is gelegen in Maastricht en wordt ook wel aangeduid als DC Klinieken Maastricht en/of Diagnostic Centre Teikyo (hierna gezamenlijk te noemen: DCM).

2.2.

Met ingang van 1 januari 2006 is DCM geopend. De aandelen van DCM werden gelijkelijk verdeeld onder [naam algemeen directeur] (via Health Care Venture B.V.), [naam broer] (een andere broer van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , via HRG [familienaam] B.V.) en [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] (via Corio Sports B.V.). [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is met ingang van 1 januari 2006 benoemd tot statutair bestuurder van DCM en verantwoordelijk voor aansturing van deze zorgkliniek. Daarmee vormde DCM een uitzondering op de overige zorgklinieken van DC Groep, die ieder werden aangestuurd door één locatiemanager, met dien verstande dat sommige locatiemanagers twee DC-klinieken aanstuurden. Binnen DC Groep is er een afdeling kwaliteit en veiligheid (waarvoor [naam operationeel directeur] eindverantwoordelijke is) die onder meer interne audits verricht.

2.3.

Eind 2014 is [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] door [naam algemeen directeur] benaderd met het verzoek om haar aandelen in DCM over te dragen aan DC Groep. Ook [naam broer] werd door [naam algemeen directeur] benaderd met een soortgelijk verzoek.

2.4.

Op 2 november 2015 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onaangekondigd bezoek aan DCM gebracht. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] was ten tijde van dat bezoek in de Maastrichtse kliniek aanwezig. Op 30 november 2015 heeft de IGZ een concept- rapportage opgesteld. De conclusie van dit rapport luidt: “Uw instelling voldoet op de meeste getoetste onderdelen niet in voldoende mate aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg.”

2.5.

In de periode nadien is ook een aantal andere zorgklinieken van de DC Groep door de IGZ bezocht. Ook op die locaties werden verbeterpunten door de IGZ benoemd en vastgelegd in rapportages.

2.6.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam broer] hebben zich – alvorens zij hun aandelen verkochten – laten bijstaan door [naam fiscalist] (fiscalist). In het kader van de voorgenomen aandelenoverdracht, zijn diverse voorstellen over de voorwaarden waaronder die overdracht kon plaatsvinden gedaan tussen [naam fiscalist] namens [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam broer] enerzijds en [naam financieel directeur] namens DC Groep anderzijds.

2.6.1.

Op 31 augustus 2015 mailt [naam financieel directeur] aan [naam fiscalist] inzake het voorstel van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] :

“Huidige arbeidsovereenkomst kunnen we garanderen tot pensioendatum zijnde het moment waarop AO in gaat, uiteraard bij ongewijzigd functioneren. Ons voorstel is om jaarlijks een functioneringsgesprek te plannen om dit actief te bespreken”.

2.6.2.

[naam fiscalist] reageert daarop per e-mail van 16 september 2015:

“3) Akkoord functie directeur blijft gehandhaafd, huidig salaris (en schaalindeling met periodiek) verandert niet. Wel zal sociale verzekeringsplicht ontstaan.

Met betrekking tot functioneringsgesprek:

- wat zijn de beoordelingscriteria?

- jaardoelstellingen tezamen opstellen: deze moeten realistisch en haalbaar zijn;

Beoordelaar moet iemand zijn die [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan beoordelen vanuit de praktijk samenwerking met haar. Graag opnemen dat huidig functioneren goed is. Als DC in de toekomst toch af wil van het arbeidscontract met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , en haar functioneren onverminderd goed is op dat moment, dan een boetebeding opnemen van EUR 50.000,-- per jaar tot aan pensioendatum”.

2.6.3.

[naam financieel directeur] reageert daarop op 27 september 2015 per e-mail als volgt:

“3) Functioneringsgesprek:

- criteria zijn net als voor iedere werknemer (inclusief directie) bij DC Klinieken: we hebben een functioneringsformulier met criteria die we belangrijk vinden, daar lopen we doorheen. Zoals bekend bij [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] wordt er momenteel een nieuwe tool ontwikkeld waarbij een aantal collega’s een formulier kan invullen. Hier komt een terugkoppeling van in de vorm van een zogenaamd “360-graden feedback formulier”. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan zelf bepalen wie ze (naast [naam operationeel directeur] ) een formulier laat invullen zodat het een breed beeld wordt.

- uiteraard moeten doelen realistisch zijn met een zekere uitdaging. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan een voorstel doen tegelijk met het indienen van haar jaarplan.

- Ons voorstel is dat jaarlijks gesprek met [naam operationeel directeur] en mij is. [naam operationeel directeur] kan operatie goed beoordelen en ik de financiën.

- Boetebeding van eur 50.000 per jaar begrijp ik de ratio niet van. We spraken af bij ongewijzigd goed functioneren: dienstverband tot pensioendatum aansluitend bij de AOW leeftijd. Jaarlijks bij het jaarplan formuleert [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] doelen, we bespreken de realisatie jaarlijks in een functioneringsgesprek. Bij goed functioneren prima, indien er aandachtspunten zijn dan maken we een verbeterplan en pakken we die gezamenlijk op. Met geen enkele werknemer spreken we een boetebeding af, hier kunnen we dan ook niet mee akkoord gaan”.

2.7.

Corio Sports B.V. (zoals reeds gememoreerd, de bv van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ) en DC Groep hebben op 12 november 2015 overeenstemming bereikt over de aandelenoverdracht, welke aandelen (uiterlijk) op 30 november 2015 zijn geleverd. Partijen hebben ter vastlegging van die overeenstemming een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen opgemaakt. De koopprijs voor de aandelen van Corio Sports B.V. bedraagt € 250.000,--.
In art. 8 van die overeenkomst staat verder:

“8.1 Huidige arbeidsovereenkomst (bijlage 2) wordt gegarandeerd tot pensioendatum zijnde het moment waarop AOW in gaat, uiteraard bij ongewijzigd goed functioneren.

8.2

De functie en inschaling blijven gelijk aan de huidige situatie zoals blijkt uit de loonstrook van september 2015 (bijlage 3).

8.3

Jaarlijks wordt een functioneringsgesprek gepland. Dit gesprek is met twee leden van de directie waaronder in ieder geval de operationeel directeur. De aansturing van de locaties valt onder de verantwoordelijkheid van de operationeel directeur. Criteria worden mede bepaald aan de hand van het op dat moment geldende functioneringssysteem bij DC Klinieken. Jaarlijks wordt door [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in overleg met de operationeel directeur een plan opgesteld voor de locatie. Onderdeel hiervan zijn persoonlijk te realiseren doelstellingen. Deze zullen SMART (Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden) worden geformuleerd.

8.5

Met mevrouw [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is een jaarlijkse bonusregeling afgesproken die luidt als volgt:

- Bij een omzet tot eur 2 miljoen ; een bedrag van 1% van de omzet;

- Bij een omzet groter dan eur 2 miljoen ; 2% van de omzet boven eur 2 miljoen, plus de bonus onder het eerstgenoemde gedachtestreepje.

- Voorwaarden en condities:

Omzet betreft de omzet gegenereerd op de locatie in Maastricht.

Positief nettoresultaat na belastingen van de vennootschap Diagnostisch Centrum Teikyo B.V. exclusief deze bonus.

De jaarlijkse doorbelasting “Bijdrage DC Groep” wordt vastgesteld op 6 % van de omzet van DC Teikyo met een minimum van eur 90.000.

Indien sprake is van een negatief nettoresultaat krijgt mevrouw [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] inzage in de jaarstukken van de vennootschap.

- Bonus wordt uitbetaald in de maand april volgend op het jaar waarop de bonus betrekking heeft.

2.8.

Na de aandelenoverdracht is [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] krachtens arbeidsovereenkomst met DC Groep als directeur DCM aan de slag gegaan. Haar laatstelijk verdiende loon bedroeg
€ 6.861,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag, eindejaarsuitkering, € 1.015,00 bruto per maand structurele toeslag en bonus.

2.9.

In februari 2016 heeft [naam HR-manager] (toenmalig HR-manager bij DC Groep) DCM bezocht en een-op-een gesprekken met diverse werknemers van DCM gevoerd. Onder meer met een verpleegkundige van wie de verklaring in geanonimiseerde vorm (productie 6 bij verweerschrift is overgelegd). In maart 2016 heeft de Officemanager van DCM, [naam officiemanager] , haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Ook zij heeft een schriftelijke verklaring (productie 7) bij verzoekschrift opgesteld over haar ervaringen met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Verder heeft in maart 2016 nog een derde medewerker, mevr. [naam medewerkster] , waarvan geen verklaring is overgelegd, haar arbeidsovereenkomst met DCM opgezegd.

2.10.

Op 28 februari 2016 zegt [naam medewerker] schriftelijk zijn arbeidsovereenkomst met DC Groep tegen 1 maart 2016 op.

2.11.

Op 5 april 2016 deelt [naam operationeel directeur] tijdens het teamoverleg aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] mee dat DCM een locatiemanager krijgt.

2.12.

Op 21 april 2016 bericht [naam financieel directeur] per e-mail aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] :

“Vorige week spraken we elkaar over de invulling van jouw nieuw functie. Zoals we hebben afgesproken zijn we nu aan het werven voor een locatiemanager zoals alle andere locaties van DC Klinieken deze ook hebben. Bij deze functie hoort bijgevoegde functieomschrijving. Net als bij alle andere locaties stuurt [naam operationeel directeur] de locatie manager aan. (…) Heb jij al na kunnen denken welke taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot Maastricht logisch zouden zijn om bij jou neer te leggen? En welke aanvullende taken en verantwoordelijkheden jij voor je ziet? Waar krijg je energie van? (…).”

2.13.

Op 28 april 2016 mailt [naam financieel directeur] aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] :

“Hallo [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,

Afgelopen dagen hebben we elkaar een aantal keer gesproken over een titel voor je nieuwe functie die de lading dekt. Directeur business development komt het dichtst bij en lijkt logisch.

(…)

[naam locatiemanager] wordt locatiemanager in Maastricht en hij start aanstaande maandag.

(…)

Om [naam locatiemanager] ook een uitdaging te bieden en zich te laten ontwikkelen, zou ik willen voorstellen om in ieder geval “personeel” en “kwaliteit” helemaal bij hem te beleggen, zul je daarmee uit de voeten kunnen?

(…)”.

2.14.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] reageert nog diezelfde dag per e-mail:

“Beste [naam financieel directeur] ,

(…)

1. Mijn titel ben ik mee akkoord, dekt het beste de lading

2. Tuurlijk blijf jij [naam 1] aan sturen. Ik hoop op een efficiënt en innovatief trio schap

3. Ik vind het een uitdaging om de niet-verzekerde zorg te analyseren. Verkoop lijkt mij de volgende stap. Daarnaast lijkt mij de verzekerde tak zoals BVO, pijn, gyno, ook nog een uitdaging. Ik wil wel graag duidelijk aangeven dat Maastricht mijn standplaats zal blijven

4. omdat [naam locatiemanager] meer capaciteiten heeft dan [naam officiemanager] zal verschuiven van taken geen probleem zijn. Overdragen personeel en kwaliteit zal vast lukken. Laten we dit na 1 juni evalueren.

5. Voor de duidelijkheid wil ik graag bevestigen dat meerdere malen, onder andere tijdens ons telefonisch overleg 25 april jl, bevestigd is dat de financiële afspraken die gemaakt zijn van kracht blijven.

(…)”.

2.15.

[naam operationeel directeur] bericht daarop diezelfde avond aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] :

“Beste [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,

Fijn zo’n positieve mail.

Wellicht ten overvloede ga ik toch nog een keer benadrukken dat [naam locatiemanager] wel echt de functie van locatiemanager krijgt. Dat wil zeggen dat hij dan ook dezelfde taken en bevoegdheden krijgt als de andere Locatiemanagers. Zijn plaats in de organisatie is ook gelijk aan die van de andere Locatiemanagers.

Vanzelfsprekend is het logisch dat hij nu eerst ingewerkt wordt op de taken van [naam officiemanager] maar daar opvolgend zal hij ook de meeste taken die in de taakomschrijving staan van jou overnemen. We hebben het daar ook al eerder over gehad en dat blijft echt zo. Wij kunnen daar natuurlijk wel de tijd voor nemen.

(…)”.

2.16.

Op 1 mei 2016 is [naam locatiemanager] aan de slag gegaan als locatiemanager DCM.

2.17.

In de periode nadien heeft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] diverse malen via WhatsApp contact met haar broer [naam algemeen directeur] . Zo schrijft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op 6 mei 2016 aan hem:

“Sorry dat ik je er nu bij ga betrekken. Maar alweer een nacht niet geslapen door [naam operationeel directeur] . Wanneer houdt dit pesten op… Ik ben niet de enige in de organisatie met maagpijn…. Tien jaar zaaien zou nu oogsten kunnen worden. Super artsen staan te popelen om te werken. Meer voor jou dan voor mij. Maar het Maastrichtse imperium valt op deze wijze in enkele maanden om. Ik wil het je maar gezegd hebben. Je Zus”.

2.17.1.

Winter reageert daarop als volgt:

“ [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,

Vervelend dat je het zo ervaart. Volgens mij is het beste voor jou en ook de organisatie om afscheid te nemen. Financieel is je inkomen gegarandeerd tot aan pensioen. De afspraak staat. Je bent beter uit door nieuwe Business op te zetten. Als je wil praten we erover.

[naam algemeen directeur] ”.

2.18.

Op 17 mei 2016 stuur [naam financieel directeur] een e-mail aan [naam operationeel directeur] over de invulling van de nieuwe functie van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en de communicatie daarover met [naam locatiemanager] . [naam financieel directeur] stelt voor om daarover op 23 mei 2016 met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in gesprek te gaan.

2.19.

Op 23 mei 2016 heeft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een afspraak met [naam operationeel directeur] en [naam financieel directeur] in het [naam hotel] -hotel in Urmond. Alhoewel de lezingen over de inhoud en duur van dat gesprek uiteenlopen, staat in ieder geval vast dat door DC Groep in dat gesprek aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kenbaar gemaakt is dat een voortzetting van de arbeidsovereenkomst volgens DC Groep niet langer mogelijk is.

2.20.

Daarna hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd, waarbij door DC Groep aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] onder meer de verschillende mogelijkheden om uit elkaar te gaan (vaststellingsovereenkomst of juridische procedure) zijn geschetst. Ook haar boer [naam algemeen directeur] benadert [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in die periode meermaals per sms/i-message en e-mail, waarin hij aanstuurt op een vaststellingsovereenkomst en nogmaals aangeeft dat haar salaris doorbetaald wordt tot pensioen. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft gedurende die periode ‘gewoon’ arbeid verricht voor DCM.

2.21.

Ondanks een schriftelijk verzoek van [naam operationeel directeur] d.d. 2 mei 2016 om het concept-rapport op diverse punten aan te passen, is het concept-rapport nauwelijks door de IGZ gewijzigd. Bij brief van 24 mei 2016 heeft de IGZ aan DCM bericht waarom het concept-rapport van 2 november 2015 (nauwelijks) wordt aangepast. Bij diezelfde brief heeft de IGZ een concept-rapportage gevoegd van een bezoek door de IZG aan DCM dat op 14 maart 2016 plaatsvond. De conclusie van het concept-rapport van 24 mei 2016 luidt: “De instelling voldoet op een aantal getoetste onderdelen niet aan de voorwaarden voor goede zorg”.

2.22.

Met ingang van 22 juli 2016 is [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , met behoud van loon, vrijgesteld van de plicht tot het verrichten van arbeid. Een voorstel van [naam HR-manager] om tot een minnelijke regeling te komen heeft geen resultaat.

2.23.

Op 12 september 2016 heeft [naam medewerker] aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en aan [naam 2] van DC Groep het volgende gemaild:

“ [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ,

Ik heb twee keer van DC klinieken het verzoek gekregen om online een exit formulier in te vullen en te versturen. Toen je nog directrice van DC klinieken Maastricht was en ik voor je werkte, heb je toen zelf mijn ontslagbrief geschreven die ik van jou moest ondertekenen. Ik heb overigens mijn paraaf en niet mijn handtekening gezet. Natuurlijk besef je dat ik niet vrijwillig ontslag heb genomen bij DC klinieken Maastricht. Maar goed, daar heb ik verder niet moeilijk over gedaan omdat ik je vertrouwde. Wat mij wel verdriet doet en waar ik bezwaar tegen maak is dat ik van mijn zus [naam zus] vandaag pas een wilde indianen verhaal rond mijn persoon te horen heb gekregen, namelijk dat jij haar een door mij met de hand geschreven ontslagbrief en door mij ondertekend liet zien met typisch mijn taalgebruik met zogenaamd wat de rede van mij ontslag zou zijn. Die brief wat jij aan mijn zus [naam zus] liet zien heb ik dus niet geschreven, en dat weet je dus drommels goed!”

2.24.

Op 26 oktober 2016 is de partner van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] overleden.

2.25.

Op 18 december 2016 is [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gebeld door mr. H. Doeleman (advocaat en mediator uit Amsterdam) die door DC Groep was aangezocht om te gaan mediaten. Op
21 december 2016 heeft de gemachtigde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] schriftelijk bericht dat mediation (op dat moment) nog niet aan de orde is.

2.26.

Op 3 januari 2017 hebben [naam algemeen directeur] en [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] elkaar in Seefeld (waar hun broer [naam broer] een hotel uitbaat) gesproken. Dat heeft niet tot een minnelijke regeling geleid. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft vervolgens tot en met april 2017 in het hotel van haar broer [naam broer] in Seefeld gewerkt. In de periode nadien heeft [naam algemeen directeur] diverse berichten (per WhatsApp en sms) aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gestuurd. [naam algemeen directeur] heeft ook op 15 en 16 april 2017 (het Paasweekend) met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in Seefeld gesproken teneinde een minnelijke regeling te bereiken. [naam algemeen directeur] heeft uit die bespreking met zijn zus opgemaakt dat afgesproken was dat zij zich ziek zou melden. Bij e-mail van 19 april 2017 heeft hij dat aan haar bevestigd. Bij e-mail van 8 mei 2017 heeft de gemachtigde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] aan [naam algemeen directeur] bericht dat een dergelijke afspraak niet is gemaakt, dat haar cliënte niet ziek is en zich dus ook niet ziek zal melden. Daarna heeft [naam algemeen directeur] nog enkele malen rechtstreeks contact opgenomen met zijn zus.

2.27.

Op 19 mei 2017 wordt [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] opgeroepen om op 24 mei 2017 bij de bedrijfsarts te verschijnen. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] meldt zich daarvoor, evenals voor andere oproepen om op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen, af.

2.28.

Bij brief van 12 juni 2017 van [naam HR-manager] wordt [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gesommeerd om bij de bedrijfsarts langs te gaan. Zo niet, dan wordt het loon opgeschort. Op 19 juni 2017 reageert de gemachtigde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] : “(…) Cliënte heeft inmiddels een oproep ontvangen voor een bezoek aan het “arbeidsomstandighedenspreekuur” op 20 juni a.s. Cliënte zal fatsoenshalve gehoor geven aan de uitnodiging, maar niet vanuit een situatie van ziekte”.

2.29.

Op 20 juni 2017 is [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen.

2.30.

In de periode nadien doet de huidige gemachtigde van DC Groep een voorstel om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, maar partijen bereiken daarover geen overeenstemming.

3 Het verzoek, het verweer en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

3.1.

DC Groep verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel e, BW;

II. bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , dan wel rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;

III. voor recht te verklaren dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van DC Groep;

IV. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Subsidiair:

I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel g, BW;

II. bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;

III. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

Op de grondslagen van het verzoekschrift wordt hierna bij de beoordeling verder ingegaan.

3.3.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] voert verweer en vraagt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. alle verzoeken van DC Groep af te wijzen, dan wel DC Groep in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren;

II. DC Groep te gelasten binnen 2 x 24 uur na betekening van deze beschikking [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden als directeur, althans haar toe te laten als Directeur Business en Development, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag of gedeelte van een dag dat DC Groep zulks nalaat of daarin in gebreke is.

Subsidiair, een voorwaardelijk tegenverzoek indien de kantonrechter aanknopingspunten ziet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst:

IIII. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van art. 7:686 BW wegens (ernstige) wanprestatie aan de zijde van DC Groep, onder gelijktijdige toekenning aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] van:

- een schadevergoeding gelijk aan € 1.300.000,--, zijnde het bedrag gelijk aan de loonbetalingen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen schadevergoeding;

- toekenning van de wettelijke transitievergoeding ten bedrage van € 139.993,80, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag.

Meer subsidiair, een voorwaardelijk tegenverzoek indien de kantonrechter aanknopingspunten ziet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, doch niet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de grond van art. 7:686 BW:

IV. aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] de wettelijke transitievergoeding ten bedrage van € 139.993,80,-- toe te kennen ten laste van DC Groep, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

V. DC Groep te veroordelen tot betaling aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] van de billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:671b lid 9 onder c BW ter hoogte van € 1.300.000,--, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

VI. bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de voor [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking.

In alle gevallen (zowel bij afwijzing van het ontbindingsverzoek van DC Groep c.q. bij toewijzing van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ongeacht op welke grond), DC Groep te veroordelen tot:

VII. betaling aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] van een bedrag van in totaal € 90.105,-- bruto aan achterstallige bonussen (over geheel 2015: € 22.000,--, over geheel 2016: € 33.105,-- en over geheel 2017: € 35.000,--), te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van 50%, zijnde € 45.052,50 netto, alsmede de wettelijke rente over deze bonusnabetalingen, voor het jaar 2015 te rekenen vanaf 1 april 2016, voor het jaar 2016 te rekenen vanaf 1 april 2017 en voor het jaar 2017 te rekenen vanaf 1 april 2018;

VIII. betaling van de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening;

IX. betaling van de proceskosten en de nakosten.

3.4.

Op de gronden van het verweer en van de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken wordt hierna bij de beoordeling verder ingegaan.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna eveneens, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

Opzegverbod

4.1.

Er gelden geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een

ander wettelijk voorschrift.

4.2.

Hierna zal de kantonrechter beoordelen of één van de door werkgever aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegde redenen toewijzing van dat verzoek

rechtvaardigt.

E-grond (ernstig verwijtbaar handelen of nalaten)?

4.3.

De ‘e-grond’ is vervuld indien er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

Angstcultuur binnen DCM

4.4.

Allereerst heeft DC Groep aangevoerd dat er binnen DCM een ongezonde cultuur is ontstaan als gevolg van houding en gedrag van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Ter onderbouwing daarvan heeft zij drie verklaringen overgelegd: een geanonimiseerde verklaring van een verpleegkundige die haar arbeidsovereenkomst met DC Groep zelf heeft opgezegd, een verklaring van office manager [naam officiemanager] die haar arbeidsovereenkomst ook zelf heeft opgezegd en een verklaring van [naam locatiemanager] , de nieuwe locatiemanager van DCM.

4.5.

De kantonrechter hecht weinig waarde aan deze verklaringen, die zouden zijn opgesteld naar aanleiding van de bezoeken van [naam HR-manager] aan DCM in februari 2016. De eerste geanonimiseerde verklaring is op verzoek van [naam HR-manager] opgesteld, naar aanleiding van een exitgesprek dat zij met deze oud-werknemer heeft gevoerd. Ook de verklaring met [naam officiemanager] is op verzoek en nadat zij haar arbeidsovereenkomst met DC Groep had opgezegd, opgesteld. Indien er daadwerkelijk zo’n angstcultuur zou zijn binnen DCM als DC Groep wil doen geloven, kan de kantonrechter niet inzien dat deze voormalige werknemers daarover niet eerder bij iemand aan de bel hebben getrokken. Bijvoorbeeld bij iemand van het landelijke directieteam van DC Groep, die immers – dat blijkt uit de producties - regelmatig DCM bezochten. Uit deze twee verklaringen blijkt echter dat zij dat nimmer hebben gedaan. Daar komt bij dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gemotiveerd heeft toegelicht dat zowel de geanonimiseerde verpleegkundige als de officemanager hun eigen motieven hadden om de arbeidsovereenkomsten met DCM op te zeggen. De geanonimiseerde verpleegkundige kreeg een beter aanbod bij het Zuyderland-ziekenhuis met extra toeslagen, kon dichterbij huis gaan werken en was toe aan een nieuwe uitdaging. Voor wat betreft de verklaring van [naam officiemanager] geldt dat genoegzaam is toegelicht dat zij aasde op de baan van locatiemanager in Maastricht, maar dat de keus niet op haar viel. De verklaring van [naam locatiemanager] (eerst van 23 maart 2018 !) is evenmin echt serieus te nemen, nu vaststaat dat hij feitelijk slechts acht werkdagen met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft samengewerkt en daardoor maar

in zeer bepekte mate haar gedrag en houding uit eigen waarneming heeft kunnen ervaren. Zijn opmerkingen zijn door hem ook nimmer eerder met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zelf besproken, hetgeen toch wel verwacht mag worden nu beiden in mei 2016 in een fase van veranderende posities en functies verkeerden en hun functioneren op elkaar dienden af te stemmen.

4.6.

Ook anderszins vindt de gestelde ‘angstcultuur’ – naast de hier aangehaalde drie verklaringen – geen steun in de overgelegde producties, voor zover die voldoende gemotiveerd zijn toegelicht. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] functioneerde in de periode voorafgaand aan de aandelenoverdracht goed in de functie van directeur DCM. Uit het voorstel van [naam fiscalist] : “graag opnemen dat functioneren goed” en het feit dat in de definitieve schriftelijke vastlegging van die aandelenoverdracht terecht is gekomen “bij ongewijzigd goed functioneren” blijkt onmiskenbaar dát daarvan sprake was. In haar pleitnota heeft DC Groep overigens ook erkend dat zij de kwaliteiten van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] erkent, zij heeft een “dijk van een netwerk in het Limburgse en is communicatief vaardig”. Die in de pleitnota geprezen communicatieve vaardigheid is evenwel op geen enkele wijze te rijmen met de inhoud van de hiervoor door DC groep overgelegde verklaringen. Ten slotte heeft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] liefst veertien verklaringen overgelegd (van personen uit diverse geledingen, van artsen werkzaam voor DCM, een dokters-assistent, een schoonmaakster en diverse relaties) waarin die door DC Groep gestelde ‘angstcultuur’ die onder het bewind van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zou zijn ontstaan gemotiveerd wordt weerlegd.

4.7.

De conclusie uit het vorenstaande is dat de door DC Groep gestelde angstcultuur die zou zijn veroorzaakt door houding en gedrag van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] bepaald niet is komen vast te staan. Daarbij schuurt in het bijzonder dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] kennelijk eerst na het indienen van het verzoekschrift kennis heeft mogen nemen van de hiervoor aangehaalde verklaringen. Zulks is gewoonweg onaanvaardbaar, alleen al in het kader van zorgvuldig werkgeverschap. De enig juiste weg was om [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] met deze verklaringen in een vroeg stadium te confronteren, haar visie te horen en – indien dat de conclusie zou moeten zijn – samen vast te stellen op welke wijze het functioneren van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zou kunnen worden bijgesteld. Van een dergelijke benadering door DC Groep blijkt echter niets. Van verwijtbaar handelen, laat staan ernstig verwijtbaar handelen, door [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is geen sprake.

Bezoek IGZ en Inspectierapport

4.8.

DC Groep verwijt [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verder dat er onterecht een aantal verbeterpunten in het rapport van de IGZ naar aanleiding van het bezoek aan DCM op
2 november 2015 is opgenomen, terwijl deze punten wel degelijk op orde waren maar [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] daarmee onbekend was. Zo was er, in tegenstelling tot hetgeen in het Inspectierapport d.d. 30 november 2015 staat vermeld, bij DCM een procedure melden calamiteiten, een protocol delier en waren diploma’s scholing endoscopie van de verpleegkundigen aanwezig. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft de Inspectie daarover tijdens het onaangekondigde bezoek niet verteld, omdat zij van het bestaan daarvan kennelijk niet op de hoogte was, maar dat wel had behoren te zijn.

4.9.

Uit het concept-rapport van 30 november 2015 volgt niet dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] (in dat rapport aangeduid als ‘de bestuurder’) de door DC Groep bedoelde informatie niet aan de IGZ heeft verstrekt, terwijl zij dat wel had moeten doen. Naar aanleiding van het concept-rapport heeft [naam operationeel directeur] op 2 mei 2016 bij brief aan de IGZ verzocht om het rapport op deze (en andere) punten aan te passen. De IGZ heeft daarop bij brief van 24 mei 2016 gereageerd. Uit die reactie van de IGZ blijkt dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tijdens het bezoek van de Inspectie heeft aangegeven dat er ten tijde van het bezoek op 2 november 2015 geen procedure is voor het melden van calamiteiten aan de Inspectie is, de medisch specialisten handelden dit zelf af. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft tijdens het inspectiebezoek verder aangegeven dat er geen protocol delier was en dat ook de endoscopiediploma’s van de verpleegkundigen op dat moment niet aanwezig waren bij DCM. Van DC Groep had, gelet op het gemotiveerde verweer van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , mogen worden gevergd om nader te onderbouwen dat de hier genoemde documenten op 2 november 2015 binnen DCM voorhanden waren, en dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ondanks die beschikbaarheid op 2 november 2015 heeft nagelaten om die documenten met de IGZ te delen tijdens het inspectiebezoek. Nu DC Groep dat heeft nagelaten, moet worden geoordeeld dat die documenten op 2 november 2015 eenvoudigweg niet voorhanden waren, zodat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] die documenten ook helemaal niet met de IGZ kon delen en het verwijt dat DC Groep hier aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] maakt niet is komen vast te staan.

4.10.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] lijkt volgens DC Groep de ernst van de verwijten niet te onderkennen. Ofschoon de kantonrechter DC Groep kan nageven dat de conclusie in het rapport van 30 november 2015 (“Uw instelling voldoet op de meeste getoetste onderdelen niet in voldoende mate aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg”) fors is, heeft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in haar verweerschrift gemotiveerd en concreet gesteld dat ook bij andere DC Klinieken (met name DC Lairesse) elementaire zorgzaken niet werden nageleefd. Dit lijkt meer aan te geven dat de eerder onder auspiciën van de directie uitgevoerde interne audits op dit punt onvoldoende toegesneden waren op de door de Inspectie te onderzoeken criteria. Wat hier verder ook van zij, op 24 mei 2016 concludeert de Inspectie: “De instelling voldoet op een aantal getoetste onderdelen niet aan de voorwaarden voor goede zorg”. Die – op zich – toch aanzienlijke verbetering komt zeker ook voor rekening van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , aangezien zij tot 1 mei 2016 werkzaam was als directeur van DCM en na 1 mei 2016 (los van de feitelijke benaming van haar functie en de feitelijke werkzaamheden die zij na die datum verrichtte) werkzaam is gebleven voor DCM. Aan die verdienste gaat DC Groep wel heel gemakkelijk voorbij.

4.11.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft er terecht op gewezen dat, wanneer het optreden en de bevindingen van de rapportage van de IGZ daadwerkelijk zo ernstig door DC Groep werden opgevat, toch direct een stevige reactie van DC Groep aan haar adres mogen worden verwacht? Een schriftelijke waarschuwing? Een stevig, liefst schriftelijk vastgelegd, gesprek? Daarvan zit echter niets in het dossier. Ook hier kan worden vastgesteld dat pas bij verzoekschrift (dat op 12 april 2018 ter griffie is ingediend), het bezoek van de IGZ op
2 november 2015 door DC Groep wordt aangehaald ter onderbouwing van de fouten die [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tijdens dat bezoek zou hebben gemaakt. Er heeft geen (voor de kantonrechter kenbaar) eerder overleg of reflectie plaatsgevonden, waarbij eenieders rol en aandeel bij deze conclusies van de Inspectie (betreffende meerdere vestigingen) had kunnen worden besproken en een verbetertraject ingezet. Niet kan worden vastgesteld dat de negatieve conclusies geheel en al aan het gestelde (dis)functioneren van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zijn te wijten. Uit niets volgt ook maar dat de DC Groep hieromtrent [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] eerder een verwijt heeft gemaakt. Dat dit eerst in het kader van deze procedure wordt aangevoerd is onaanvaardbaar.

[naam medewerker]

4.12.

DC Groep verwijt [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] voorts dat zij [naam medewerker] op de loonlijst van DCM heeft gezet, terwijl hij in werkelijkheid vrijwel alleen maar privé-werkzaamheden voor haar verrichtte. Door een ontslag van [naam medewerker] te engageren, heeft zij geprobeerd om ontdekking door DC Groep te voorkomen.

4.13.

Allereerst moet worden vastgesteld dat ter zitting onduidelijkheid is ontstaan over de exacte urenomvang van [naam medewerker] : 20 uur per week (volgens DC Groep) of 20 uur per maand (volgens [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ). Bij het ontbreken van een arbeidsovereenkomst of een andere productie (bijvoorbeeld een loonstrook van [naam medewerker] , kan thans niet worden vastgesteld wie gelijk heeft. Ter zitting en in haar verweerschrift heeft [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] voldoende concreet toegelicht welke werkzaamheden [naam medewerker] – broer van een intake-arts binnen DCM en vanwege zijn autistische stoornis vooral uit sociale overwegingen zeer beperkt in dienst genomen – verrichtte voor DCM. In zoverre kan de stelling dat hij louter privé- werkzaamheden voor [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verrichtte bepaald geen stand houden.

[verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft verder onderbouwd dat [naam medewerker] inderdaad ook privé werd ingezet om haar ernstig zieke partner bij te staan. Die inzet werd echter bekostigd uit het PGB-budget van haar partner, aldus [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Gelet op dit gemotiveerde verweer had van DC Groep een nadere onderbouwing van dit verwijt aan het adres van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] mogen worden gevergd, hetgeen zij evenwel heeft nagelaten. Uit de stukken en de behandeling ter zitting komt naar voren dat [naam medewerker] gewoon op de loonlijst stond en dat zijn aanstelling ook in het directieoverleg werd besproken. Uit niets blijkt dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] deze inzet op enigerlei wijze heeft willen verheimelijken, zo de kantonrechter dit als onderdeel van het hier aan haar gemaakte verwijt zou moeten begrijpen. Alhoewel er aan de hand van de als productie 14 overgelegde e-mail van [naam medewerker] van 12 september 2016 (zie rechtsoverweging 2.23.) inderdaad wel wat vraagtekens kunnen worden gezet over de wijze waarop dat ‘ontslag’ is vormgegeven, kan – indien al juist – die handelswijze niet zonder meer (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] opleveren. Dat [naam medewerker] bijvoorbeeld pogingen heeft gedaan om zijn beweerd onvrijwillige ‘ontslag’ bij DCM of de kantonrechter aan te vechten, is niet gesteld of gebleken. Zonder nadere toelichting van DC Groep is de afhandeling van zijn ‘ontslag’ niet (ernstig) verwijtbaar.

4.14.

En ook op dit punt geldt dat het onaanvaardbaar is, alleen al in het kader van goed werkgeverschap, dat hierover niet eerder een gesprek heeft plaatsgevonden tussen DC Groep als werkgeven en [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] als werknemer. DC Groep baseert zich slechts op vage verklaringen, zonder kennelijk zelf enig verder onderzoek te doen en – uiteindelijk – ook de visie of verklaring van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] zelf te vernemen. Het gemaakte verwijt is daarmee onvoldoende concreet, niet onderbouwd en blijft zo een slag in de lucht.

Mediation

4.15.

DC Groep verwijt [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ten slotte nog dat zij, zonder dat daar reden voor was, mediation heeft geweigerd en op die manier niet heeft bijgedragen om een oplossing te vinden voor het conflict tussen partijen.

4.16.

Tussen partijen staat vast dat de gemachtigde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op 21 december 2017 inderdaad niet op een mediation poging van DC Groep is ingegaan omdat dat volgens haar “op dat moment nog niet aan de orde was”. Ofschoon de kantonrechter van oordeel is dat een mediation op dat moment wel degelijk een geschikt instrument had kunnen zijn om de verhoudingen tussen partijen (zowel op arbeidsrechtelijk als op familiair gebied) te normaliseren, is daar (nog) niet voor gekozen. Dat leidt echter niet zomaar tot de conclusie dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Immers, de wijze waarop die mediation werd voorgesteld (dit is de naam van de mediator en daar moest [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] het maar mee doen, zie rechtsoverweging 2.25.) gaf te denken over de onafhankelijkheid van die mediator. Het is een gemiste kans dat partijen er niet in zijn geslaagd om een mediaton van de grond te krijgen met een mediator die het vertrouwen van beide partijen genoot. De kantonrechter gaat hierna in op die opstelling van DC Groep verder in.

Mogelijkheid tot verbetering?

4.17.

Alhoewel het ontbindingsverzoek primair is gegrond op de ‘e-grond’, lijkt het in feite te gaan om een verkapt verzoek op de d-grond als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW (kort gezegd: disfunctioneren). Als er al van disfunctioneren van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] sprake was – wat geenszins is komen vast te staan – dient een werkgever de werknemer waarvan zij van mening is dat die disfunctioneert hiervan tijdig in kennis te stellen en in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld het functioneren te verbeteren. Vastgesteld wordt dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] niet in de gelegenheid is gesteld om haar houding en gedrag – voor zover dat niet correspondeerde met het gedrag dat volgens DC Groep van een directeur verwacht mocht worden – te verbeteren. De kantonrechter heeft DC Groep dit ook ter zitting voorgehouden. Een schriftelijk vastgelegd verbetertraject of een verslag van een functioneringsgesprek ontbreekt. Alhoewel wettelijk is vastgelegd dat een werknemer die disfunctioneert in de gelegenheid moet worden gesteld om het functioneren te verbeteren, hebben partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst tot koop en verkoop van de aandelen rekenschap gegeven van het belang van het beoordelen van het functioneren (zie rechtsoverwegingen 2.6.1. tot en met 2.6.3.). Ondanks die rekenschap hebben partijen daar na het sluiten van die overeenkomst evenwel geen gevolg aan gegeven. Die nalatigheid komt voor risico van DC Groep als goed werkgever.

Switch

4.18.

Ter zitting is uitvoerig stil gestaan bij het feit dat [naam financieel directeur] en [naam operationeel directeur] op 17 mei 2016 nog met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in gesprek waren over de verdere invulling van haar nieuwe functie van Directeur Business Development, over welke functie partijen reeds overeenstemming hadden bereikt. Op 23 mei 2016 (bespreking met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] bij [naam hotel] Urmond) hebben de dames [naam financieel directeur] en [naam operationeel directeur] (namens [naam algemeen directeur] ?) plotsklaps aangestuurd op een einde van de arbeidsovereenkomst met [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Ter zitting hebben noch [naam financieel directeur] , noch [naam operationeel directeur] , desgevraagd voor deze wisseling in standpunt een bevredigende verklaring kunnen geven. Daar waar [naam operationeel directeur] stelt dat de signalen (zowel telefonisch als per e-mail) die zij van [naam locatiemanager] kreeg dwongen tot direct ingrijpen, zijn die signalen op geen enkele wijze gespecificeerd, laat staan met stukken onderbouwd. Dat er op 23 mei 2016 een dermate nijpende situatie binnen DCM was ontstaan die direct ingrijpen noodzakelijk maakte, is dan ook bepaald niet vast komen te staan. Integendeel, nadat op
1 mei 216 de nieuwe locatiemanager bij DCM aan de slag was gegaan, lijkt het erop dat de functie van directeur naast die van locatiemanager overbodig was geworden. Ook hier geldt echter net als hetgeen hiervoor ten aanzien van de ‘d-grond’ is overwogen: het noodzakelijkerwijs vervallen van de functie van directeur als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden is niet aan dit ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd (welk verzoek overigens in eerste instantie ter beoordeling aan het UWV is).

4.19.

De conclusie uit het vorenstaande is dat niet gebleken is dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, zodat de ‘e-grond’ niet is voldragen en dus geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.

G-grond (ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding)?

4.20.

Vervolgens dient de subsidiair door DC Groep aangevoerde ‘g-grond’ te worden beoordeeld. Deze grond luidt: “een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Blijkens de wetsgeschiedenis is deze grond pas vervuld als sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, die van dien aard is dat van de werkgever in redelijkheid niet langer te vergen is dat hij het dienstverband continueert (Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 46).

4.21.

Voor de vraag of sprake is van een voldragen ‘g-grond’, is in beginsel niet relevant aan wie te wijten is dat de verhoudingen verstoord zijn geraakt. Het gaat er dus in de eerste plaats om óf de verhoudingen ernstig en duurzaam zijn verstoord, niet door wie deze zijn verstoord. Op dit uitgangspunt is een uitzondering aan te nemen indien de werkgever een verstoring arbeidsverhouding heeft gecreëerd, met het enkele doel om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te forceren.

4.22.

Uit de overwegingen met betrekking door de DC Groep aangevoerde ‘e-grond’ (zie hiervoor onder 4.3. en verder), volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de DC Groep hier een verstoring van de arbeidsrelatie heeft willen creëren met het enkele doel om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te forceren. De hier aangevoerde verwijten en karige onderbouwing zijn niet eerder dan bij dit verzoekschrift bij [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] aangekaart. Het verzoek op de hier ook aangevoerde ‘g-grond’ dient dan ook te worden afgewezen.

In dit verband weegt de kantonrechter nog mee dat [naam algemeen directeur] zich als directielid niet zelf bezighoudt met de directe aansturing van DCM, zodat de verstoring in de relatie tussen [naam algemeen directeur] en [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] geen beletsel hoeft te vormen voor een verdere vruchtbare samenwerking. Daarvoor staat [naam algemeen directeur] op te grote afstand van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] als werkneemster. Datzelfde geldt voor de relatie tussen [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en de directieleden [naam operationeel directeur] en [naam financieel directeur] , die naast DCM nog veertien andere klinieken van de DC Groep aansturen. Ten slotte is weigering van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de ‘g-grond’ aangewezen, nu [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in haar verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijke) tegenverzoeken, en ter zitting expliciet heeft verzocht om terug te keren in de functie van directeur, althans Directeur Business Development. Nu uit de overgelegde stukken volgt dat partijen al overeenstemming hadden bereikt over deze nieuwe functie, dient [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ook tot deze functie te worden toegelaten. De kantonrechter beseft dat de precieze functieomschrijving en bijbehorende taken nog niet volledig vaststaan, doch dit valt slechts aan DC Groep te wijten. Immers, zoals hiervoor al onder 4.18. overwogen, wordt geen enkele aanvaardbare verklaring gegeven voor het plots afbreken van het overleg dienomtrent en het vervolgens aansturen op beëindiging van het dienstverband door [naam financieel directeur] en [naam operationeel directeur] in mei 2016 binnen een tijdsbestek van één week! Nu twee van de drie werknemers, waarvan DC Groep verklaringen heeft overgelegd, niet meer werkzaam zijn voor DCM en ter zitting is gebleken dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] [naam locatiemanager] (“een prima vent”) niets kwalijk neemt, staat ook dat niet aan een terugkeer in de weg. Zij heeft slechts zeer kort met [naam locatiemanager] zelf samengewerkt, zodat ook daarin geen onoverkomelijke bezwaren kunnen worden gevonden, ondanks de verklaring van [naam locatiemanager] over [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] die door DC Groep is ingebracht. Ten slotte neemt de kantonrechter hierin ook mee dat aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] in het kader van de overdracht van haar aandelen is toegezegd dat zij haar functie en inkomen zou behouden tot aan de voor haar geldende AOW gerechtigde leeftijd. Dit alles bij goed functioneren, waarbij partijen eensgezind hebben vastgesteld dat dit tot dan toe alleszins zeker het geval was geweest.

4.23.

De arbeidsovereenkomst zal mitsdien ook niet op de ‘g-grond’ worden ontbonden.

Conclusie

4.24.

Er bestaan geen redelijke grond om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, zodat de primaire en subsidiaire verzoeken van DC Groep worden afgewezen. [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft primair – naast afwijzing van het ontbindingsverzoek – gevraagd om haar weder te werk te stellen. Dat verzoek is toewijsbaar. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de nieuwe functie (zie rechtsoverwegingen 2.13. en 2.14., de functie van Directeur Business Development) zal DC Groep op hierna te bepalen wijze worden veroordeeld om [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tot die functie toe te laten. De dwangsom zal op hierna in het dictum te bepalen wijze worden gemaximeerd. Aan een beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire ingestelde verzoeken van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] – die zijn ingesteld onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden – wordt door het niet vervullen van die voorwaarde niet meer toegekomen.

Nabetaling bonus

4.25.

DC Groep heeft niet betwist dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] aanspraak heeft op een bonus over:
- het gehele jaar 2015 ten bedrage van € 22.000,-- bruto;

- het gehele jaar 2016 ten bedrage van € 33.105,-- bruto;

- het gehele jaar 2017 ten bedrage van € 35.000,-- bruto.

Dit betekent dat het door [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gevorderde bedrag van in totaal € 90.105,-- bruto aan bonusnabetaling toewijsbaar is. Voor toewijzing van wettelijke verhoging en/of wettelijke rente daarover bestaat geen aanleiding, omdat niet is gebleken dat [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op enig moment om uitbetaling van die bonussen aan haar werkgever heeft verzocht.

Proceskosten en nakosten

4.26.

DC Groep dient als de in het ongelijk gesteld partij te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten ((in het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken)). Die proceskosten worden aan de zijde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tot op heden begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde.

4.27.

De nakosten zijn op hierna in het dictum te bepalen wijze toewijsbaar.

5 De beslissing

De kantonrechter:

In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken

5.1.

wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;

5.2.

veroordeelt DC Groep om [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] binnen twee dagen na betekening van deze beschikking toe te laten als Directeur Business Development, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat DC Groep daaraan geen gehoor geeft, met een maximum verbeurte van € 500.000,--;

5.3.

veroordeelt DC Groep om aan [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] een bedrag van € 90.105,-- bruto aan achterstallige bonussen over de gehele jaren 2015, 2016 en 2017 te betalen;

5.4.

veroordeelt DC Groep tot betaling van de aan de zijde van [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op € 600,--;

5.5.

veroordeelt DC Groep, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:

- € 100,-- aan salaris gemachtigde;

- te vermeerderen, indien DC Groep niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [verweerster, tevens verzoekster in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] aan deze beschikking heeft voldaan en vervolgens betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van deze beschikking;

5.6.

verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.