RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 206162 \ CV EXPL 06-6019
vonnis van de kantonrechter d.d. 11 maart 2008
inzake
[Naam],
hierna te noemen: [werknemer],
wonende te Harlingen,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen
De besloten vennootschap Strukton Railinfra B.V.,
hierna te noemen: Strukton,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: Mr. B.H.E. Veldmaat.
Procesverloop
1. Na wijziging van eis vordert [werknemer] thans veroordeling van Strukton tot betaling van
I. een bedrag van € 10.674,68 bruto ter zake van schadevergoeding ex artikel
7:680 lid 1 BW
II. een bedrag van € 91.068,33 ter zake van kennelijk onredelijk ontslag ex artikel
7:681 BW een en ander met veroordeling van Strukton in de kosten van de
procedure.
Strukton heeft bij antwoord de vorderingen betwist.
Na repliek heeft Strukton bij dupliek alsnog op de aldaar vermelde gronden in reconventie gevorderd voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet d.d. 29 juni 2006 rechtsgeldig is gegeven.
[werknemer] heeft daarop nog in reconventie gedupliceerd, waarna zijdens Strukton nog een akte is genomen.
Thans is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [werknemer] en Strukton zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
in conventie en in reconventie
2. De vaststaande feiten
2.1. [werknemer] is op [datum] in dienst getreden van (de rechtsvoorgangers van) Strukton. Laatstelijk was [werknemer] werkzaam als Monteur Elektrisch 1, voorheen Hoofdmonteur Seinwezen, tegen een salaris van bruto € 2.470,99 per 4 weken, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Railinfrastructuur van toepassing.
2.2. Strukton is als Full Service Provider verantwoordelijk voor een veilige en
betrouwbare spoorinfrastructuur in Europa. Zij verzorgt in opdracht van Prorail het onderhoud, de inspecties, de metingen - waaronder de veiligheidsmetingen - en de opheffingen van storingen aan de gehele spoorinfrastructuur, (onder meer) bestaande uit de sporen, bovenleidingen en seintechnische installaties.
De veiligheidsmetingen - verder ook wel B2-Vane metingen genoemd - worden volgens de instructies van het Meet en Instelvoorschrift in meetstaten genoteerd.
2.3. De taak van [werknemer] was om werkzaamheden aan elektrische installaties uit te voeren en leiding te geven aan de Monteur(s) Elektrisch 2 en/of 3, die hem bij de uitvoering van zijn werkzaamheden ondersteunde(n).
Het uitvoeren van veiligheidsmetingen aan de B2-Vane relais behoorde tot zijn takenpakket.
2.4. De, aan [werknemer] voor de uitvoering van zijn werkzaamheden ter beschikking gestelde, dienstauto was voorzien van een "blackbox". Door middel van een GPS-systeem is na te gaan waar de auto zich op een bepaald tijdstip bevindt, terwijl tevens informatie over het aantal feitelijk gereden kilometers, de feitelijk gereden routes, de tijdstippen (bv. van begin- en eindtijd van een rit) wordt verstrekt.
2.5. Naar aanleiding van een incident op 1 juni 2006 - [werknemer] zou die dag zijn
werkzaamheden niet hebben verricht, althans zich in werktijd met privézaken hebben bezig gehouden - heeft Strukton hem in gesprekken op 2 en 12 juni 2006 hierop aangesproken.
Daarna heeft Strukton een nader onderzoek ingesteld, waarvan het resultaat op 21 juni 2006 met [werknemer] is besproken.
Op 21 en 22 juni 2006 heeft Strukton de gegevens van haar onderzoeken aan [werknemer] voorgelegd. [werknemer] heeft deze verslagen "voor gezien" getekend. Onder het gespreksverslag van 22 juni 2006 heeft hij de opmerking "niet mee eens" geplaatst.
2.6. Een en ander heeft geleid tot het instellen van een vervolgonderzoek. Dit onderzoek spitste zich toe op de vraag of [werknemer] op 2, 6 en 7 juni 2006 de hem opgedragen metingen feitelijk wel had uitgevoerd. In het kader van dit onderzoek werden de blackbox-gegevens, de meet- en weekstaten en de TNV-logfiles onderzocht en de relaiskasten visueel gecontroleerd.
2.7. Nadat Strukton [werknemer] voor de periode van 22 juni tot en met 29 juni
2006 had vrijgesteld van zijn werkzaamheden, heeft zij hem uiteindelijk bij brief van 29 juni 2006 op staande voet ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim, bedrog en valsheid in geschrifte.
[werknemer] heeft direct tegen dit ontslag bezwaar gemaakt en zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
2.8. In de week van 2 juni tot en met 9 juni 2006 vielen drie werkdagen
waarop [werknemer] de opgedragen metingen kon uitvoeren, te weten vrijdag 2 juni, dinsdag 6 en woensdag 7 juni. Op 5 en 9 juni was [werknemer] vrij en op 8 juni had hij storingsdienst.
2.9. Vanwege eerdere incidenten vonden vanaf het voorjaar 2002 eenmaal per
kwartaal voortgangsgesprekken met [werknemer] plaats. In 2005 vonden rond [werknemer] twee incidenten plaats. Daarbij ging het om een weigering van [werknemer] een storing te verhelpen en het zich zonder opgave van redenen niet beschikbaar houden voor werkzaamheden. [werknemer] is door Strukton hierop aangesproken.
2.10.1 De veiligheidsmetingen waar het in deze procedure om gaat betreffen de
metingen van de B2-Vane relais. De metingen worden ter plaatse uitgevoerd.
Het spoorwegnet is onderverdeeld in geïsoleerde secties. Aan elke sectie is een B2-Vane relais gekoppeld. Op dit relais staat spanning. Bevind zich een trein in de sectie dan gaat de spanning van het relais af en gaat bv. een spoorwegovergang dicht of wordt een wissel of sein omgezet.
Door de stand van het B2-Vane relais is daarom waarneembaar of zich in de betreffende sectie al of niet een trein bevindt.
Dit systeem is in feite de essentie van de spoorbeveiliging.
De B2-Vane relais worden één keer per zes jaar gecontroleerd. De relais bevinden zich in een relaiskast. Ze worden één keer per jaar met een doekje schoon geveegd.
2.10.2 Voor een B2-Vane meting dient de monteur contact op te nemen met de
treindienstleider (TDL) van Prorail, die toestemming voor de meting moet geven.
Daarna is er contact met de TDL omtrent het begin van de meting en het einde daarvan, terwijl ook het sein “alles gereed” aan de TDL moet worden meegedeeld. Over de meting van één relais vinden derhalve meerdere gesprekken tussen de monteur en de TDL plaats.
Van de contacten tussen de monteur en de TDL zijn geluidsbanden.
Het komt voor dat de TDL wegens drukte op het spoor en/of bij treinvertragingen geen toestemming voor de meting geeft.
2.10.3 Normaal geeft een relaismeting - waarbij het relais uit de relaiskast wordt
genomen - een zgn. “onechte spoorbezetting”, een melding die door de TDL kan worden waargenomen.
Door middel van het treinnummervolgsysteem (TNV) kan de spoorbezetting worden gevolgd. Een en ander wordt in de TNV-logfiles genoteerd.
2.10.4 Veiligheidsmetingen worden uitgevoerd op momenten dat de treinen rijden. In andere gevallen, bijvoorbeeld bij metingen in het kader van storingen, is er van rijdend treinverkeer geen sprake.
2.10.5 Nadat zich in 2004 twee ernstige incidenten hadden voorgedaan, is een werkgroep ingesteld, waarin ook [werknemer] zitting had. Eén van de (belangrijkste) aandachtspunten was hoe moest worden omgegaan met de risico’s bij het ingrijpen in beveiligingssituaties.
In een verslag van een bespreking op 3 november 2004 is (uitdrukkelijk) aangegeven dat het bij B2-Vane metingen niet was toegestaan om een "stropje" te gebruiken.
Een "stropje" is een draad waarmee de contactpunten kunnen worden verbonden nadat een relais uit de houder is getrokken.
Blijkens de getekende presentielijst was [werknemer] bij dit overleg aanwezig.
2.11. [werknemer] heeft aanvankelijk de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen. Bij beschikking van de kantonrechter te Leeuwarden van 13 november 2006 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van Strukton met ingang van 1 december 2006 voorwaardelijk - voor het geval deze op dat moment nog zou bestaan - ontbonden.
2.12. Bij brief van 6 december 2006 heeft [werknemer] meegedeeld ondubbelzinnig
afstand te doen van het eerder gedane beroep op de nietigheid van het ontslag op staande voet. In dezelfde brief maakte [werknemer] aanspraak op (i) de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en (ii) een schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag.
3.1 De standpunten van [werknemer]
3.1.1 [werknemer] baseert zijn vorderingen op de stelling dat zich geen dringende redenen hebben voorgedaan, die een ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen.
Naar zijn mening is er derhalve sprake van een onregelmatige opzegging, terwijl het hem gegeven ontslag tevens kennelijk onredelijk is, nu vanwege het ontbreken van een dringende reden, daaraan een valse of voorgewende reden ten grondslag ligt.
De opgedragen B2 Vane-metingen zijn wel door hem verricht, ook al kan hij niet zeggen op welke momenten en op welke wijze hij deze heeft uitgevoerd.
3.1.2 Hij voert hiertoe het navolgende aan:
- De metingen zoals genoteerd in de meetstaten van 2, 6 en 7 juni 2006 zijn daadwerkelijk door hem verricht. Mogelijk is volgens [werknemer] wel - dit komt bij Strukton in de praktijk vaker voor - dat metingen op een andere datum zijn genoteerd dan waarop zij feitelijk werden uitgevoerd.
[werknemer] kan zich weliswaar niet meer herinneren wanneer en op welke wijze hij de betreffende metingen heeft uitgevoerd, maar wel dát hij ze heeft uitgevoerd.
- [werknemer] ontkent verplicht te zijn de metingen op een bepaalde datum uit te voeren. In de werkinstructie, welke wekelijks wordt verstrekt, wordt slechts aangegeven aan welk traject in die week metingen moeten worden uitgevoerd.
- Tussen de theorie - neergelegd in de veiligheidsvoorschriften - en de
dagelijkse praktijk zat bij Strukton een groot verschil. Anders dan Strukton het nu doet voorkomen zouden metingen door middel van stropjes en “achter de trein”-metingen schering en inslag zijn en zelfs door Strukton worden gepromoot, omdat ze minder tijd kosten.
- Eerdergenoemde meetmethodes werden onder meer - met wetenschap van leidinggevenden - toegepast als de treindienstleider (TDL) in verband met vertragingen op het spoor of toegenomen spoorbelasting, geen metingen toestond. [werknemer] verwijst hiervoor naar verklaringen van twee ex-werknemers.
- Bij conclusie van repliek in conventie oppert [werknemer] dat hij de, op de meetstaten van 2, 6 en 7 juni genoteerde, metingen misschien door middel van stropjes of door “onder de trein-“metingen heeft uitgevoerd.
Bij deze manier van werken zijn de meethandelingen - het uitnemen en terugplaatsen van het relais - voor de TDL niet waarneembaar.
- De overgelegde foto's van de relaiskasten tonen volgens [werknemer] niet aan dat de metingen niet zijn verricht, omdat de relais verwijderd kunnen worden zonder dat de stoflaag wordt beroerd.
- Volgens [werknemer] zijn de blackbox-gegevens van zijn dienstauto, waar Strukton zich op beroept, onduidelijk en niet 100% betrouwbaar, zodat deze niet als bewijs voor de stellingen van Strukton omtrent de door hem op een bepaalde datum gereden routes kunnen dienen.
- Ten aanzien van de schadevergoeding ex 7:681 zoekt [werknemer] aansluiting bij kantonrechtersformule in 685-zaken. Hij acht toepassing van een correctiefactor
C = 1,5 in de gegeven omstandigheden redelijk.
3.2. De standpunten van Strukton
3.2.1 Strukton is van mening dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De aan dit ontslag ten grondslag liggende reden is geweest dat [werknemer] zich op 2, 6 en 7 juni 2006 aan ernstig plichtsverzuim, bedrog en valsheid in geschrifte heeft schuldig gemaakt. Door aan hem opgedragen B2-Vane metingen niet uit te voeren heeft [werknemer] willens en wetens onaanvaardbare risico's genomen. Door bedrog en valsheid in geschrifte te plegen heeft [werknemer] zijn handelwijze tegenover Strukton trachten te verbergen en zo doende heeft hij Strukton voorgelogen.
Strukton benadrukt daarbij dat vorenstaande redenen "in het licht van de voorgeschiedenis" - [werknemer] had geen onberispelijk arbeidsverleden - aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggen.
3.2.2 Strukton voert ter onderbouwing van haar verweer het navolgende aan:
- Aanleiding voor het nadere onderzoek naar de handel en wandel van [werknemer] in werktijd was de ontdekking door Strukton dat hij op 1 juni 2006 de hem opgedragen werkzaamheden - het doen van een R12-revisie op het traject tussen [traject] - feitelijk niet had uitgevoerd en in werktijd met privézaken bezig was geweest.
Een en ander zou uit de blackbox-gegevens van de dienstauto van [werknemer] zijn gebleken.
- De gesprekken van 2 en 12 juni 2006 hebben tot nader onderzoek geleid en
daaruit zou - voor zover ten deze van belang - zijn gebleken dat [werknemer] op 2, 6
en 7 juni 2006 de opgedragen veiligheidsmetingen niet heeft uitgevoerd, terwijl hij
die metingen wel op zijn meetstaten heeft verantwoord.
- Aan [werknemer] was op 2 juni 2006 specifiek opgedragen om in de periode vanaf 2 juni tot en met 9 juni 2006 op het baanvak [baanvak] B2-Vane metingen uit te voeren en wel in een bepaalde volgorde - namelijk te beginnen bij relaiskast 763A en dan verder zuidwaarts in de richting van de spoorbrug over het [kanaal].
- Anders dan [werknemer] stelt moeten deze metingen worden genoteerd op het moment dat ze zijn uitgevoerd en is het binnen Strukton niet toegestaan - laat staan dat dit dagelijkse praktijk is of oogluikend wordt toegestaan - om een andere dan het feitelijke meettijdstip op de meetstaat te noteren.
Ook was het niet toegestaan om de metingen in een willekeurige volgorde uit te voeren.
- De bevindingen uit het nader onderzoek leidden tot een vervolgonderzoek. Onderwerp van dit onderzoek was de vraag of [werknemer] op 2, 6 en 7 juni 2006 de aan hem opgedragen metingen wel feitelijk had uitgevoerd.
Uit dit onderzoek kwam het volgende naar voren:
- Relaiskasten, waarin zich de - volgens opgave van [werknemer] gecontroleerde c.q. gemeten - relais bevonden, bleken voorzien te zijn van een dikke stoflaag, hetgeen betekende dat de opgedragen metingen feitelijk niet konden zijn uitgevoerd. Voor de metingen is het namelijk nodig de relais uit de relaiskasten te halen.
- Uit onderzoek van de TNV-logfiles bleek dat - anders dan door [werknemer] op de meetstaten was verantwoord - op het traject [traject] op 2, 6 en 7 juni 2006 feitelijk geen B2-Vane metingen waren uitgevoerd.
- Ter onderbouwing hiervan wijst Strukton er onder andere op dat [werknemer] van een inmiddels - namelijk sedert de voorlaatste controle - vervangen relais het nummer van het oude relais in de meetstaten had opgenomen.
- Uit de notities van [werknemer] op de meetstaat van 7 juni 2006 blijkt dat hij in 23 minuten 7 B2-Vane metingen heeft verricht. Volgens Strukton is dit fysiek onmogelijk. Elke meting vergt, alle handelingen - waaronder de contacten met de treindienstleider van Prorail - meegerekend, 10 à 15 minuten per meting.
Voorts bleek bij het uitluisteren van de geluidsband van 7 juni 2006 dat [werknemer] op die datum slechts vier keer kort telefonisch contact met de treindienstleider had gehad. Deze contacten hadden allen betrekking op één relaismeting. Meer metingen kunnen volgens Strukton op die datum dan ook niet - in ieder geval niet op de voorgeschreven wijze - zijn uitgevoerd.
- Naar aanleiding van de stellingen van [werknemer] met betrekking tot metingen met stropjes en metingen "achter de trein" betwist Strukton uitdrukkelijk en gemotiveerd, dat zich bij B2-Vane metingen dergelijke praktijken voordoen, laat staan dat deze oogluikend worden toegestaan.
Bij controle van de B2-Vane relais, die de essentie vormen van het veiligheidssysteem op het spoor, dienen de voorschriften volledig en strikt te worden gevolgd.
Ter adstructie verwijst Strukton naar het verslag van 3 november 2004.
3.2.3 Subsidiair, voor het geval het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig wordt geoordeeld, stelt Strukton dat bij afweging van de belangen van elk van partijen die van Strukton zwaarder wegen dan die van [werknemer].
Meer subsidiair verzoekt zij matiging van de gevorderde schadevergoeding, te meer daar [werknemer] sedert 31 oktober 2006 elders in dienst is getreden.
3.4 Bij akte na wijziging van eis en na conclusie van antwoord vordert Strukton in reconventie een verklaring voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
4. De beoordeling
A. in conventie
4. 1. Voor de beoordeling van het geschil acht de kantonrechter de navolgende uitgangspunten van belang.
4.1.1 Op 6 december 2006 heeft [werknemer] zijn beroep op de nietigheid van het ontslag op staande voet ingetrokken en in plaats daarvan zijn vorderingen gebaseerd op
(i) schadeplichtigheid van Strukton ex artikel 7:677 BW en
(ii) schadeplichtigheid van Strukton ex artikel 7:681 BW, stellende dat - nu de dringende redenen die Strukton aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd zich niet hebben voorgedaan - er sprake is van een ontslag wegens een valse of voorgewende reden, hetgeen het ontslag kennelijk onredelijk maakt.
[werknemer] heeft derhalve gebruik gemaakt van wat men in het arbeidsrecht wel de “switch” noemt.
Gevolg van een en ander is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 29 juni 2006 is beëindigd.
4.1.2 Een dergelijke switch heeft invloed op de bewijspositie van partijen.
Rust bij een procedure omtrent de nietigheid van een ontslag op staande voet de bewijslast omtrent het bestaan van een dringende reden op de werkgever (Strukton), bij vorderingen in het kader van een onregelmatige opzegging en wegens kennelijke onredelijkheid van een ontslag ligt dat anders.
In die gevallen rust de bewijslast van de onregelmatigheid en van de kennelijke onredelijkheid op degene die zich daarop beroept, in dit geval dus op [werknemer].
Soms, onder bepaalde omstandigheden, kan van de werkgever een verzwaarde of “aangeklede” stelplicht worden geëist, met dien verstande dat deze voldoende feitelijke gegevens ter staving van de opgegeven ontslagreden dient te verstrekken.
4.1.3 Hoewel het de vraag is of in dit geval een dergelijke verzwaarde stelplicht wel op Strukton rust, op grond van de inhoud van de door Strukton overgelegde stukken concludeert de kantonrechter dat zij genoegzaam aan deze eis heeft voldaan nu Strukton voldoende feitelijke en relevante gegevens heeft aangeleverd.
Immers, Strukton heeft ter onderbouwing van haar stellingen (naast vele andere stukken) in het geding gebracht de relevante TNV-logfiles, de relevante gegevens van de blackbox van de - op 2, 6 en 7 juni 2006 door [werknemer] gebruikte - dienstauto, een uitwerking van de relevante geluidsbanden van Prorail, foto’s van de relaiskasten en verklaringen en rapporten van (onder andere) degenen, die de diverse onderzoeken hebben uitgevoerd.
4.1.4 [werknemer] baseert zijn vordering ex artikel 7:681 BW op de stelling dat sprake is van een “valse of voorgewende” reden.
Te dezen aanzien wordt er op gewezen dat er verschil is tussen een valse en een voorgewende reden.
Een valse reden is een niet bestaande reden, een voorgewende reden bestaat wel, maar is niet de werkelijke reden voor het ontslag geweest.
De kantonrechter gaat ervan uit - en mag dit gezien de stellingen van [werknemer] ook doen - dat hij zijn vordering wegens de kennelijke onredelijkheid van het ontslag baseert op de stelling dat er sprake is van een valse reden.
4.1.5 De klacht van [werknemer] dat Strukton de grondslag van het ontslag op staande voet thans - anders dan in haar ontslagbrief van 29 juni 2006 - beperkt tot de incidenten van 2,6 en 7 juni 2006, levert geen strijd met de ten deze geldende formele eisen op.
Van belang is slechts of de, thans aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde, reden vanaf de aanvang aan [werknemer] kenbaar was, althans kenbaar had kunnen zijn.
Nu deze reden expliciet in de brief van 29 juni 2006 is genoemd, voldoet de opzegging op dit punt aan de formele eisen.
4.2. Met betrekking tot hetgeen door [werknemer] ter onderbouwing van zijn stellingen omtrent de onregelmatigheid van de opzegging en de kennelijke onredelijkheid van het ontslag is aangedragen, overweegt de kantonrechter het volgende:
4.2.1 De opdracht
De inhoud van de op 2 juni 2006 aan [werknemer] gegeven opdracht staat vast.
[werknemer] diende
- in een bepaalde periode (vanaf 2 tot en met 9 juni 2006)
- op het traject [traject]
- vanaf een bepaalde relaiskast (relaiskast nummer 763A)
- B2-Vane metingen uit te voeren.
Van [werknemer] werd verwacht dat hij deze veiligheidsmetingen feitelijk en op de juiste, voor dit soort metingen voorgeschreven, wijze uitvoerde en dat de meetgegevens op de juiste wijze en op het juiste moment, namelijk vlak na de meting, althans op dezelfde dag, werden genoteerd.
- De enkele stelling van [werknemer], dat hij de metingen wel heeft uitgevoerd, maar dat hij niet meer weet wanneer en hoe hij dat heeft gedaan, overtuigt - met name gelet op alle door Strukton aangeleverde gegevens - niet. Ook overigens is een enkele stelling zonder enige nadere onderbouwing onvoldoende.
- Niet aannemelijk is geworden dat Strukton haar werknemers onder alle omstandigheden aan het vastgestelde meetschema of meettarget hield.
Ten eerste volgt dat niet uit de inhoud van de onderhavige opdracht, waarin slechts een beginpunt werd aangegeven. Zou tevens een exact omschreven meettarget zijn opgedragen, dan zou toch ook een eindpunt zijn opgegeven.
Ten tweede had het voor Strukton weinig zin om van tevoren een target vast te stellen, nu [werknemer] en zijn collega’s ook storingsdiensten hadden, hetgeen een strikte planning in de weg stond. Storingen doen zich immers over het algemeen onverwacht voor.
Tenslotte valt op dat [werknemer] de op dit punt door Strukton geschetste gang van zaken zelf ook erkent nu hij stelt dat een nieuwe meetploeg startte waar de vorige ploeg was geëindigd.
4.2.2 “Stropjes” of “onder de trein-“metingen
- [werknemer] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op deze, illegale, manier de metingen op 2, 6 en 7 juni 2006 heeft uitgevoerd. Hij heeft zich ten deze beperkt tot de enkele stelling dat dit mogelijk kan zijn geweest.
Wegens onvoldoende onderbouwing kan deze stelling reeds worden gepasseerd.
- Dat deze werkwijze ten aanzien van de B2-Vane metingen binnen Strukton praktijk zou zijn, althans oogluikend zou worden toegestaan, is evenmin aannemelijk geworden.
Integendeel, uit de stukken en met name uit het verslag van de Toolboxmeeting van de werkgroep van 3 november 2004 blijkt duidelijk dat "stropjes" en
"onder de trein-"metingen bij B2-Vane metingen niet waren toegestaan. [werknemer] was lid van de betrokken werkgroep en was derhalve geheel op de hoogte van deze voorschriften.
- Naar aanleiding van het gemotiveerde en onderbouwde verweer van Strukton op dit punt heeft [werknemer] verklaringen overgelegd van twee ex-werknemers, de heren [x en y].
Wat dit materiaal betreft overweegt de kantonrechter het volgende:
De heren van de Berg en Velt zijn op 20 november 2001 respectievelijk 1 april 2003 uit dienst gegaan. Nu uit de stukken blijkt dat nadien, onder andere in november 2004, de instructies en richtlijnen zijn aangescherpt kunnen hun verklaringen geen steun geven voor de stellingen van [werknemer] omtrent de situatie in 2006.
4.2.3 Niet tijdig noteren van de meetresultaten
- Afgezien van het vorenstaande wijst de kantonrechter er op dat - ook als het zo zou zijn dat [werknemer] de metingen feitelijk wél heeft uitgevoerd, maar qua tijdstip niet juist op de meetstaat heeft genoteerd - hem van deze handelwijze een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Gezien de aard van de door Strukton aangenomen werkzaamheden heeft zij er alle belang bij dat haar werknemers zich bij de veiligheidsmetingen aan de voorschriften houden.
Haar opdrachtgeefster, ProRail, de NS en iedereen die van het spoor gebruik maakt moeten er op kunnen vertrouwen dat de veiligheid op het spoor gewaarborgd is.
Bij incidenten, zoals botsingen en ongelukken bij spoorwegovergangen, zal onderzoek worden gedaan naar o.a. de vraag of het onderhoud c.q. de controles en metingen tijdig en op juiste wijze zijn verricht.
- Zo beschouwd is het niet goed voorstelbaar dat - zoals [werknemer] beweert - op een bepaalde datum en tijdstip uitgevoerde veiligheidsmetingen onder vermelding van een (willekeurig) andere datum en tijdstip op de meetstaat mogen worden genoteerd.
Uit het door Strukton overgelegde procedurevoorschrift volgt dit ook allerminst. Integendeel, daarin wordt een duidelijke taakverdeling aangegeven waarbij één van de monteurs - een ploeg van twee is hiervoor, anders dan [werknemer] stelt, voldoende - direct de relevante gegevens noteert en daarbij het juiste meettijdstip vermeldt.
Een andere gang van zaken ligt ook niet voor de hand, al was het maar omdat - zou dit worden toegestaan - deugdelijke onderzoeken van spoorincidenten achteraf niet meer mogelijk zouden zijn, althans aanzienlijk bemoeilijkt zouden worden.
4.2.4. Werkdruk
Naar de kantonrechter begrijpt meent [werknemer] dat de werkomstandigheden binnen Strukton zijn handelwijze rechtvaardigen.
Hij voert daartoe aan dat de werkdruk bij Strukton hoog was.
Ten aanzien van dit aspect overweegt de kantonrechter het volgende:
- Vooropgesteld wordt dat het enkele feit dat binnen een bedrijf sprake is van een zekere (hoge) werkdruk, niet betekent dat de werkgever daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Daarvan kan in beginsel pas sprake zijn als aannemelijk is dat de werkdruk bij voortduring onaanvaardbaar hoog is en de werkgever, ondanks bekendheid met deze situatie, daarin geen verandering brengt.
- In dat geval zou het zo kúnnen zijn dat - uiteraard alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen - de gevolgen van een foute handelwijze van een werknemer, waarvan hem in beginsel een (ernstig) verwijt kan worden gemaakt, desondanks in redelijkheid niet ten volle voor zijn risico mogen komen.
- [werknemer] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen, die de conclusie rechtvaardigen dat van een dergelijke, onaanvaardbaar hoge werkdruk bij Strukton sprake was.
De verklaringen van de heren [x en y] ondersteunen zijn bewering geenszins, nu ook zij niet verder komen dan een enkele stelling zonder nadere onderbouwing.
- Tenslotte wordt overwogen dat in de gegeven omstandigheden - onder meer gezien de aard van het werk en het grote belang van de veiligheid op en rond het spoor - een hoge werkdruk geen vrijbrief kan en mag zijn om bij veiligheidsmetingen als de onderhavige in strijd met de voorschriften te handelen.
4.2.5 Conclusie
- Op grond van al het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de
vorderingen van [werknemer] aan hem dienen te worden ontzegd, aangezien niet gezegd kan worden dat er sprake is geweest van een onregelmatige opzegging of van een kennelijk onredelijk ontslag.
Het subsidiaire en meer subsidiaire verweer van Strukton behoeft thans geen beoordeling meer.
B. in reconventie
5. Vastgesteld wordt dat de reconventionele vordering pas bij conclusie van dupliek is ingesteld. Formeel gezien is dit te laat, nu dergelijke vorderingen immers bij antwoord aanhangig gemaakt moeten worden.
Maar ook al was dit anders, de kantonrechter ziet niet in welk belang Strukton thans nog - gezien de uitspraak in conventie - bij een inhoudelijke behandeling zou kunnen hebben.
C. in conventie en in reconventie
6. [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
A. in conventie
ontzegt aan [werknemer] zijn vorderingen;
B. in reconventie
verklaart Strukton niet-ontvankelijk;
C .in conventie en in reconventie
veroordeelt [werknemer] in de kosten van deze procedure, welke tot op heden worden begroot op € 2.400,- aan salaris voor de gemachtigde van Strukton.
Aldus gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 128