RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 544798 / CV EXPL 12-1391
datum uitspraak: 11 juli 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[9 werknemers]
eisers
hierna te noemen [eisers],
gemachtigde: mr. W. de Langen
tegen
BETONMORTELBEDRIJVEN CEMENTBOUW B.V.
te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Cementbouw
gemachtigde mr. M. Middeldorp
De procedure
[eisers] hebben Cementbouw gedagvaard op 19 januari 2012. Cementbouw heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben [eisers] schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna Cementbouw nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
a. Cementbouw exploiteert een onderneming voor vervaardiging, winning en transport van bouwmaterialen, bouwstoffen, grondstoffen en afbouwmaterialen.
b. [eisers] waren alle in week 53 van 2009 in dienst van Cementbouw.
c. Op de arbeidsovereenkomsten was toen van toepassing de CAO Mortel- en Morteltransportondernemingen. d. Op grond van artikel 1 sub k van de CAO is de gangbare betaalperiode een maand of vier weken. Voorts is in de CAO een garantieloon opgenomen, zijnde het loon dat een werknemer die in een bepaalde functiegroep valt, tenminste dient te ontvangen.
e. In bijlage 1 bij de CAO (de lonen) is het garantieloon opgenomen. Het vier-wekenloon is omgerekend (maandloon vermenigvuldigd met 13 en gedeeld door 12) gelijk aan het maandloon.
f. In de individuele arbeidsovereenkomsten is ten aanzien van het loon opgenomen:
“Het met u overeengekomen salaris bedraagt, bruto (…) per 4 weken (…)” ([namen 3 werknemers])
“Onverminderd het elders in deze arbeidsovereenkomst bepaalde zal de werknemer een bruto periodesalaris van (…) bruto ontvangen. (…) Een kalenderjaar kent dertien periodes. (…)” ([namen 4 werknemers])
“Uw bruto periodesalaris per heden zal overeenkomstig FG4 (…) per periode gaan bedragen op basis van 144 uren. (…)” ([naam 1 werknemer]).
g. Bij brieven van 25 maart 2010 heeft FNV Bouw namens [eisers] aan Cementbouw verzocht het loon over week 53-2009 alsnog uit te betalen.
h. Bij brieven van 8 april 2010 heeft Cementbouw geweigerd aan voormeld verzoek te voldoen, omdat zij van mening was dat [eisers] al hadden ontvangen waarop zij recht hadden.
i. Bij brieven van 28 april 2010 heeft FNV Bouw namens [eisers] het eerdere verzoek herhaald, stellende: “(…) Uw werknemers en mijn cliënten ontvangen een
4 wekenloon. De laatste periode betreft een periode van 5 weken. Er is echter loon uitgekeerd over 4 weken. (…)”
j. Bij brieven van 10 mei 2010 heeft Cementbouw aan FNV Bouw geschreven: “(…) Inderdaad is een vierwekenloon afgesproken maar de hoogte van dat loon is gebaseerd op het in de CAO genoemde maandloon dat vervolgens met 12 is vermenigvuldigd en daarna door 13 is gedeeld. Als 13x een periode van vier weken is betaald, is daarmee dus hetzelfde betaald aan de medewerkers die een maandsalaris ontvangen. Voor een separate beloning van enige 53ste week is dan dus geen ruimte of noodzaak. (…)”
De vordering
[eisers] vorderen (samengevat) veroordeling van Cementbouw tot betaling het voor ieder van hen geldende brutoloon over week 53 van 2009 vermeerderd met 8% vakantiegeld, tevens vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, een bedrag van € 350,- aan buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente over alle voormelde bedragen vanaf
6 januari 2010 en de proceskosten.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag dat zij alle in week 53 van 2009 bij Cementbouw in dienst waren en uit dien hoofde recht hebben op betaling van loon over week 53. Zij voeren daartoe aan dat uit de CAO volgt dat zij recht hebben op het daarin opgenomen uurloon (het garantieloon), terwijl in de CAO ook is omschreven dat de loonperiode 144 uur bedraagt. Dit aantal uren is in 2009 overschreden en daarom moet alsnog uitbetaling van week 53 plaatsvinden. Het periodesalaris is bovendien gebaseerd op vier weken en de laatste periode van 2009 omvatte vijf weken, zodat de laatste week alsnog uitbetaald moet worden. Op die manier worden ook de extra dagen die in 2007 (1 dag), 2008 (2 dagen), 2009 (1 dag) gewerkt zijn, beloond. Verder wijst Cementbouw erop dat in 1999 en in 2004 ook week 53 is uitbetaald.
Het verweer
Cementbouw betwist de vordering. Zij voert aan dat noch uit de CAO, noch uit de individuele arbeidsovereenkomsten voortvloeit dat week 53 over 2009 alsnog uitbetaald dient te worden. Die 53e week is al verdisconteerd in het periodeloon. Het vierwekenloon is omgerekend (x13:12) immers precies gelijk aan het maandloon. Weliswaar is in het verleden aan enkelen van [eisers] een 53e week uitbetaald, maar dit is onverplicht gebeurd en kan er niet toe leiden dat Cementbouw thans gehouden zou zijn om aan [eisers] over week 53 van 2009 loon te betalen.
De beoordeling van het geschil
1. Vast staat dat in de CAO geen bepaling is opgenomen die voorschrijft dat week 53 uitbetaald dient te worden. Anders dan [eisers] is de kantonrechter van oordeel dat een dergelijke verplichting ook niet uit de CAO kan worden afgeleid. Uitgangspunt is dat de CAO aan de werkgever de keuze laat om per maand of per vier weken loon uit te keren. In de CAO is een garantieloon opgenomen en dat loon is per groep uitgesplitst in een uurloon, een weekloon, een vierwekenloon en een maandloon. Wanneer deze loonbedragen worden omgerekend naar een jaarloon (dus weekloon x 52, vierwekenloon x 13 en maandloon x 12) komt daar steeds het zelfde bedrag uit. Daaruit kan worden afgeleid dat voor iedere werknemer een vast garantieloon (op jaarbasis) geldt en dat het voor de werknemer geen verschil mag uitmaken of hij per vier weken of per maand betaald krijgt.
2. Vast staat dat het maandloon precies twaalf keer per jaar wordt betaald en dat dit bedrag iedere maand hetzelfde is, of de betreffende maand nu meer of minder dan 30 dagen had. Gelet hierop valt niet in te zien waarom werknemers die per vier weken betaald krijgen en waarvan vast staat dat zij over die vier weken tenminste het garantieloon zoals opgenomen in de CAO ontvangen, week 53 over 2009 betaald zouden moeten krijgen. Dat zou er immers toe leiden dat zij in dat jaar een hoger jaarsalaris zouden ontvangen dan werknemers die per maand betaald worden, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.
3. Het vierwekenloon is zodanig dat de 53e week daarin al is verdisconteerd. Dat volgt ook uit de door Cementbouw aangehaalde rekenformule: als het periodeloon wordt gedeeld door het maandloon en de uitkomst is 0.9199, dan is de 53e week niet verdisconteerd in het periodeloon. Is de uitkomst 0,9231, zoals bij Cementbouw het geval is, dan is de 53e week wel verdisconteerd en heeft de werknemer geen recht op compensatie van de 53e week. Door die verdiscontering is gewaarborgd dat ook werknemers met een kort dienstverband een pro rata vergoeding ontvangen. Deze rekenformule is door [eisers] niet weerlegd.
4. Dat in de CAO een normale arbeidsduur van 144 uur per vierweken periode is opgenomen, maakt het vorenstaande niet anders. Met de betreffende bepaling wordt immers beoogd de normale arbeidstijd (7,2 uur per dag, waarbij extra uren op een dag als overwerk vergoed moeten worden) te regelen en er is daarbij geen relatie gelegd met het garantieloon. De uren die in week 53 van 2009 bovenop die 144 uur zijn gewerkt, zijn bovendien al verdisconteerd in het normale loon zoals onder 3 is overwogen.
5. In de individuele arbeidsovereenkomsten is evenmin een verplichting tot loonbetaling over week 53 opgenomen. Daarin wordt ofwel verwezen naar de CAO, waarvoor hetgeen hiervoor is overwogen geldt, ofwel aangegeven dat een bepaald salaris per periode geldt en dat een kalenderjaar dertien periodes kent. Weliswaar wordt in de overeenkomst met [namen 1 werknemer] verwezen naar een periode van 144 uur, maar vervolgens is ook bepaald dat het totale jaarsalaris in 13 perioden van vier weken zal worden uitbetaald. Kortom, alle arbeidsovereenkomsten gaan uit van een steeds gelijk blijvend vierweken loon dat dertien keer per jaar wordt uitbetaald.
6. [eisers] betogen ten slotte dat zij recht hebben op betaling over week 53 van 2009 omdat week 53 in 2004 ook is uitbetaald. In reactie daarop heeft Cementbouw aangevoerd dat een deel van haar werknemers valt onder de CAO Beroepsgoederenvervoer en dat de in die CAO opgenomen periodelonen omgerekend niet gelijk waren aan het maandloon. Deze medewerkers hadden dus wel recht op uitbetaling van week 53 van 2009 en ten onrechte heeft Cementbouw ook de medewerkers die vielen onder de CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen week 53 uitbetaald.
7. De kantonrechter is van oordeel dat die werknemers onder [eisers] die in 2004 wel week 53 uitbetaald hebben gekregen (en dat geldt niet voor [naam 1 werknemer]), aan die onverplichte betaling geen rechten kunnen ontlenen. Ten opzichte van de medewerkers van Cementbouw waarop de CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing is, hebben zij immers al een voordeel gehad en niet valt in te zien waarom hen dat onverplicht betaalde voordeel, weer zou moeten toevallen. Dat geldt ook ten aanzien van [naam werknemer] die volgens de stellingen van [eisers] in 1998 bij de rechtsvoorgangster van Cementbouw wel week 53 uitbetaald heeft gekregen.
8. De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de vordering tot betaling van loon over week 53 van 2009 zal worden afgewezen. Daarmee is ook het lot van de vorderingen tot betaling van vakantiegeld over week 53 van 2009, de incassokosten en de wettelijke rente bezegeld: deze zullen eveneens worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van [eisers] omdat zij in het ongelijk worden gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Cementbouw tot en met vandaag worden begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.