4.2.
Eiseres’ primaire stelling is dat zij in de onderhavige jaren niet in Nederland woonachtig is geweest, maar in Spanje en dat zij om die reden niet binnenlands, maar buitenlands belastingplichtige was. Deze stelling van eiseres faalt, daar deze stelling feitelijke grondslag mist. Deze stelling strookt namelijk niet met haar eerdere verklaring van [C] 2010, waarin zij stelt dat zij de meeste tijd van het jaar in Nederland woont en af en toe naar Spanje gaat om uit te rusten. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiseres niet buitenlands belastingplichtig is en dat zij derhalve geen recht heeft op aftrek van de gemaakte kosten voor het reizen tussen Nederland en Spanje.
4.3.
Niet in geschil is dat eiseres over de onderhavige jaren heeft verzuimd inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden aan te geven. De rechtbank is van oordeel dat het om substantiële bedragen gaat en dat eiseres zich er van bewust moet zijn geweest dat zij deze inkomsten in haar aangifte diende te verantwoorden. De vereiste aangiftes zijn derhalve niet gedaan. Gelet op artikel 27e, aanhef, onderdeel a, en slot van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dient de zogeheten omkering van bewijslast plaats te vinden. Dit heeft tot gevolg dat eiseres overtuigend dient aan te tonen dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
4.4.1.
Eiseres heeft de stelling ingenomen dat rekening is gehouden met een omzet inclusief omzetbelasting en dat om die reden de omzet verminderd dient te worden met 19/119. Deze stelling kan niet slagen. Zoals uit de toelichting op de uitspraak op het bezwaar (de brief met dagtekening 8 februari 2010) blijkt, heeft verweerder bij de schatting van de omzet, de omzet reeds bij het doen van de uitspraken op het bezwaar verminderd met de omzetbelasting.
4.4.2.
De stelling van eiseres dat zij buitenlands belastingplichtige is en daarom recht heeft op aftrek van reiskosten, slaagt evenmin. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen reeds hiervoor in onderdeel 4.2 is overwogen.
4.4.3.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat eiseres niet overtuigend heeft weten aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
4.5.1.
Dat de aanslagen met de omkering van bewijslast zijn vastgesteld, betekent echter niet dat verweerder deze naar willekeur mag vaststellen, maar dat deze dienen te berusten op een redelijke schatting.
4.5.2.
Verweerder heeft de omzet berekend aan de hand van de verklaring van eiseres tegenover de Koninklijke Marechaussee waarin zij aangeeft dat zij 27/28 dagen per maand werkt en gemiddeld € 400 per dag verdient. Mede gelet op het feit dat de schatting is gebaseerd op de verklaringen van eiseres zelf, acht de rechtbank dit een redelijk uitgangspunt. De enkele stelling van eiseres dat zij in die jaren soms voor een langere tijd in Spanje verbleef, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
4.5.3.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning in 2008 niet berust op een redelijke schatting. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn schatting onder meer verwezen naar ter zitting overgelegde facturen van kamerhuur in 2008. Echter, over de maanden januari en februari 2008 ontbreken de facturen. Dit strookt met de stelling van eiseres, welke wordt onderbouwd aan de hand van vliegtickets, dat zij in die periode in Spanje verbleef. Door deze maanden te betrekken in de omzetberekening, is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen redelijke schatting heeft gemaakt. De rechtbank acht, gelet op de door verweerder overgelegde facturen van kamerhuur en de door eiseres overgelegde rekeningen van vliegtickets, een halvering van de schatting van verweerder redelijk. Verweerder heeft zijn hogere schatting onvoldoende weten te onderbouwen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het banksaldo van eiseres € 300.000 bedraagt. Dit brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, daar dit bedrag ook in andere jaren dan de onderhavige kan zijn verdiend. De omzet inclusief omzetbelasting bedraagt dan € 68.750. Exclusief de btw is de omzet € 57.773. De in 2008 aftrekbare kosten bedragen € 18.750, zodat de winst, voor ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling, € 39.023 bedraagt.
4.5.4.
Niet in geschil is dat eiseres in alle onderhavige jaren recht heeft op zelfstandigenaftrek. Door de wijziging van de winst uit onderneming in 2008, wijzigt ook de zelfstandigenaftrek. Deze bedraagt € 6.968. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij in 2008 recht heeft op de MKB-winstvrijstelling. Deze vrijstelling bedraagt (10% van € 39.023 - € 6.968 =) € 3.206. Het belastbaar inkomen uit werk en woning in 2008 bedraagt daarom € 28.849.
4.5.5.
Eiseres heeft voorts onweersproken gesteld dat zij recht heeft op startersaftrek in de jaren 2006 en 2007. De winsten over die jaren dient te worden verminderd met respectievelijk € 1.987 en € 2.019. Het belastbaar inkomen uit werk en woning dient derhalve verlaagd te worden tot € 60.195 (2006) € 72.649 (2007).
4.6.
Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen tegen alle drie de voorlopige aanslagen gegrond. Aangezien uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de voorlopige aanslagen moeten worden verlaagd, slaagt ook het beroep tegen de beschikking heffingsrente. De rechtbank zal de beschikking dienovereenkomstig aanpassen.