1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee rijdende over de Schutterweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op de in zijn voertuig bevindende radio, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- ( vervolgens) is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee heeft gereden over de Schutterweg, terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op de in zijn voertuig bevindende radio, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- ( vervolgens) is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto),
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schutterweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto);
2
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede als bestuurder van een motorrijtuig, een bedrijfsauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 505 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede als bestuurder van een voertuig, een bedrijfsauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De feiten
Op 12 april 2024 reed verdachte op de Schuttersweg in Ede op de baan voor rechtdoor gaand verkeer richting een kruising met stoplichten. Op de baan links van hem, de baan om linksaf te slaan, reed [slachtoffer] . Op enig moment is [slachtoffer] van baan gewisseld naar de baan waar verdachte ook reed. Verdachte heeft verklaard dat hij van radiozender wisselde waarna hij zag dat de auto voor hem van de linker- naar de rechterbaan ging. Er ontstond een aanrijding tussen beide voertuigen, waarbij verdachte tegen de auto van [slachtoffer] is gereden. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis gebracht en anderhalve maand later is geconstateerd dat hij twee gebroken ribben had. [slachtoffer] heeft lange tijd niet kunnen werken.
Uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2, zoals hierna te bespreken, volgt dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 505 microgram per liter uitgeademde lucht (ug/l) was. Verdachte was op 12 april 2024 een beginnend bestuurder was en op grond van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) mocht hij dus de grens van 88 ug/l niet overschrijden. Met andere woorden: verdachte heeft met te veel alcohol op gereden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De officier van justitie is daarbij voor wat betreft de toedracht van de aanrijding voornamelijk uitgegaan van de verklaring van [slachtoffer] , de omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol en dat hij naar de radio reikte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen rekening had hoeven houden met de omstandigheid dat [slachtoffer] zou afwijken van zijn gekozen rijrichting en dat geen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of aan de hand van de bewijsmiddelen uit het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte schuld heeft aan een van de onder 1 tenlastegelegde feiten.
Allereerst merkt de rechtbank op dat het een uiterst summier dossier betreft, zonder forensisch onderzoek verkeer (voorheen VOA) en zonder foto’s van de situatie ter plaatse of de ontstane schade aan de auto’s. De rechtbank kan als gevolg daarvan niet vaststellen waar op de weg precies de aanrijding heeft plaatsgevonden.
Ook bevat het dossier geen objectieve informatie over hoe hard verdachte en [slachtoffer] reden. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat hij ongeveer 65 kilometer per uur reed, terwijl verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op een rood verkeerslicht afreed en aan het uitrollen was. De rechtbank kan niet objectief vaststellen welke verklaring de (meest) juiste is.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat hij zich bedacht dat hij nog een kruising rechtdoor moest, hij in zijn rechter buitenspiegel keek en een bus zag aankomen. Hij heeft verklaard dat hij toen dacht dat hij genoeg ruimte had om voor de bus op de rijstrook in te voegen. De rechtbank kan die inschatting van [slachtoffer] niet kwantificeren en heeft geen objectieve gegevens over hoeveel afstand er op dat moment tussen [slachtoffer] en verdachte was.
De rechtbank heeft onvoldoende houvast om de verklaring van verdachte juist niet of de verklaring van [slachtoffer] juist wel aannemelijk te achten. Dat verdachte onder invloed van alcohol was is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om alleen daarom uit te gaan van de verklaring van [slachtoffer] .
Hoewel de medeschuld van de andere partij bij een verkeersongeval niet hoeft te betekenen dat verdachte zelf daaraan geen schuld meer heeft, is het in dit geval wel zo dat de gedragingen en daarmee de eventuele mate van medeschuld van [slachtoffer] van invloed zijn op de mate van schuld van verdachte. De rechtbank kan de mate van schuld van verdachte aan de hand van het dossier simpelweg niet vaststellen. Zij kan en mag de ontbrekende informatie niet zelf invullen. Dat verdachte onder invloed was van alcohol maakt dat niet anders. Dat hij naar eigen zeggen - heel kort - naar zijn radio reikte evenmin. Op basis van het dossier valt niet vast te stellen dat het ongeval is veroorzaakt door een verkeersfout of verkeersfouten van verdachte, het ongeval kan evengoed het gevolg zijn geweest van een verkeerde inschatting door [slachtoffer] .
Meer in het bijzonder kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte zijn aandacht onvoldoende op de situatie ter plaatse gericht heeft gehad, dat hij zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was (zijn baanvak was immers voorafgaand aan de manoeuvre van [slachtoffer] vrij). Het enige dat objectief vastgesteld kan worden is dat verdachte onder invloed verkeerde. Dit enkele feit is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring voor het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde.
Omdat gelet op het voorgaande niet duidelijk was in hoeverre de weg vrij was, kan ook een overtreding van artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet worden bewezen.
Achteraf aan de hand van het feit dat een aanrijding heeft plaatsgevonden, zonder te weten waar precies en zonder de overige omstandigheden redelijk precies te kennen, en daaruit de overtreding en schuld afleiden is niet een acceptabele wijze van bewijsvoering.
Dit alles komt erop neer dat de rechtbank verdachte onschuldig acht, omdat het tegendeel met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Verdachte zal dus van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 15-18;
- uitslag ademonderzoek, p. 19;
- de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 11 februari 2025.