Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2025:1309

Rechtbank Gelderland
11-02-2025
05-03-2025
05.128317.24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Verkeersongeval waarbij verdachte tegen een andere auto is gereden. De rechtbank kan de mate van schuld aan de hand van het dossier niet vaststellen. Vrijspraak van artikel 6 en 5 van de Wegenverkeerswet en artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens. Veroordeling voor artikel 8 van de Wegenverkeerswet.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer: 05/128317-24

Datum uitspraak : 11 februari 2025

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .

raadsvrouw: mr. K.E. Centen-Mölgaard, advocaat in Uden.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee rijdende over de Schutterweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,

- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op de in zijn voertuig bevindende radio, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of

- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- ( vervolgens) is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto),

terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit

tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto), daarmee heeft gereden over de Schutterweg, terwijl verdachte een beginnend bestuurder was,

- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op de in zijn voertuig bevindende radio, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of gehad, en/of

- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (bedrijfsauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- ( vervolgens) is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto),

terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede, als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schutterweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit rijdend ander voertuig (personenauto);

2

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede als bestuurder van een motorrijtuig, een bedrijfsauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 505 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede als bestuurder van een voertuig, een bedrijfsauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs 1

Vrijspraak ten aanzien van feit 1

De feiten

Op 12 april 2024 reed verdachte op de Schuttersweg in Ede op de baan voor rechtdoor gaand verkeer richting een kruising met stoplichten. Op de baan links van hem, de baan om linksaf te slaan, reed [slachtoffer] . Op enig moment is [slachtoffer] van baan gewisseld naar de baan waar verdachte ook reed. Verdachte heeft verklaard dat hij van radiozender wisselde waarna hij zag dat de auto voor hem van de linker- naar de rechterbaan ging. Er ontstond een aanrijding tussen beide voertuigen, waarbij verdachte tegen de auto van [slachtoffer] is gereden. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis gebracht en anderhalve maand later is geconstateerd dat hij twee gebroken ribben had. [slachtoffer] heeft lange tijd niet kunnen werken.

Uit de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2, zoals hierna te bespreken, volgt dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 505 microgram per liter uitgeademde lucht (ug/l) was. Verdachte was op 12 april 2024 een beginnend bestuurder was en op grond van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) mocht hij dus de grens van 88 ug/l niet overschrijden. Met andere woorden: verdachte heeft met te veel alcohol op gereden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De officier van justitie is daarbij voor wat betreft de toedracht van de aanrijding voornamelijk uitgegaan van de verklaring van [slachtoffer] , de omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol en dat hij naar de radio reikte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen rekening had hoeven houden met de omstandigheid dat [slachtoffer] zou afwijken van zijn gekozen rijrichting en dat geen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

Beoordeling door de rechtbank

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of aan de hand van de bewijsmiddelen uit het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte schuld heeft aan een van de onder 1 tenlastegelegde feiten.

Allereerst merkt de rechtbank op dat het een uiterst summier dossier betreft, zonder forensisch onderzoek verkeer (voorheen VOA) en zonder foto’s van de situatie ter plaatse of de ontstane schade aan de auto’s. De rechtbank kan als gevolg daarvan niet vaststellen waar op de weg precies de aanrijding heeft plaatsgevonden.

Ook bevat het dossier geen objectieve informatie over hoe hard verdachte en [slachtoffer] reden. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat hij ongeveer 65 kilometer per uur reed, terwijl verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op een rood verkeerslicht afreed en aan het uitrollen was. De rechtbank kan niet objectief vaststellen welke verklaring de (meest) juiste is.

Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat hij zich bedacht dat hij nog een kruising rechtdoor moest, hij in zijn rechter buitenspiegel keek en een bus zag aankomen. Hij heeft verklaard dat hij toen dacht dat hij genoeg ruimte had om voor de bus op de rijstrook in te voegen. De rechtbank kan die inschatting van [slachtoffer] niet kwantificeren en heeft geen objectieve gegevens over hoeveel afstand er op dat moment tussen [slachtoffer] en verdachte was.

De rechtbank heeft onvoldoende houvast om de verklaring van verdachte juist niet of de verklaring van [slachtoffer] juist wel aannemelijk te achten. Dat verdachte onder invloed van alcohol was is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om alleen daarom uit te gaan van de verklaring van [slachtoffer] .

Hoewel de medeschuld van de andere partij bij een verkeersongeval niet hoeft te betekenen dat verdachte zelf daaraan geen schuld meer heeft, is het in dit geval wel zo dat de gedragingen en daarmee de eventuele mate van medeschuld van [slachtoffer] van invloed zijn op de mate van schuld van verdachte. De rechtbank kan de mate van schuld van verdachte aan de hand van het dossier simpelweg niet vaststellen. Zij kan en mag de ontbrekende informatie niet zelf invullen. Dat verdachte onder invloed was van alcohol maakt dat niet anders. Dat hij naar eigen zeggen - heel kort - naar zijn radio reikte evenmin. Op basis van het dossier valt niet vast te stellen dat het ongeval is veroorzaakt door een verkeersfout of verkeersfouten van verdachte, het ongeval kan evengoed het gevolg zijn geweest van een verkeerde inschatting door [slachtoffer] .

Meer in het bijzonder kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte zijn aandacht onvoldoende op de situatie ter plaatse gericht heeft gehad, dat hij zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn auto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Schutterweg) kon overzien en waarover deze vrij was (zijn baanvak was immers voorafgaand aan de manoeuvre van [slachtoffer] vrij). Het enige dat objectief vastgesteld kan worden is dat verdachte onder invloed verkeerde. Dit enkele feit is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring voor het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde.

Omdat gelet op het voorgaande niet duidelijk was in hoeverre de weg vrij was, kan ook een overtreding van artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet worden bewezen.

Achteraf aan de hand van het feit dat een aanrijding heeft plaatsgevonden, zonder te weten waar precies en zonder de overige omstandigheden redelijk precies te kennen, en daaruit de overtreding en schuld afleiden is niet een acceptabele wijze van bewijsvoering.

Dit alles komt erop neer dat de rechtbank verdachte onschuldig acht, omdat het tegendeel met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Verdachte zal dus van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 2 primair

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 15-18;

- uitslag ademonderzoek, p. 19;

- de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 11 februari 2025.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 12 april 2024 te Ede als bestuurder van een motorrijtuig, een bedrijfsauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 505 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (505 microgram)

5 De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, uitgaande van bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2 primair, zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, met aftrek.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de rechtbank zou moeten volstaan met een (gedeeltelijk) voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een geldboete, die in termijnen kan worden voldaan. Dit vanwege het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft gereden met veel meer (417 ug/l) alcohol op dan hem als beginnend bestuurder was toegestaan. De rechtbank weegt mee dat dit niet de eerste keer is dat verdachte met veel te veel alcohol op achter het stuur is aangehouden. In 2021 heeft verdachte een strafbeschikking ontvangen voor rijden onder invloed met een vergelijkbare overschrijding van het ademalcoholgehalte als op 12 april 2024. Verdachte heeft naar aanleiding daarvan toen zelfs een educatieve maatregel gedrag moeten volgen. Kennelijk heeft verdachte daar niet (voldoende) van geleerd.

De rechtbank begrijpt dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, maar gelet op de forse overschrijding van het toegestane ademalcoholgehalte en het feit dat sprake is van recidive ziet de rechtbank geen reden om een rijontzegging (deels) voorwaardelijk op te leggen.

De rechtbank zal aan verdachte een straf opleggen gelijk aan de landelijke oriëntatiepunten voor het bewezenverklaarde feit. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit is deze straf aanzienlijk lager dan door de officier van justitie gevorderd.

De rechtbank legt aan verdachte op een geldboete van € 650,-, te vervangen door 13 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de periode dat hij zijn rijbewijs in deze zaak ingevorderd is geweest.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:

- 23, 24 a en 24c van het Wetboek van Strafrecht;

- 8, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 legt op een geldboete van € 650,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis;

 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2025.

De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024167257, gesloten op 12 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.