Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2022:4893

Rechtbank Gelderland
06-04-2022
19-08-2022
9400052/21-2986
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak

re-integratie langdurig arbeidsongeschikte werknemer. Is de aangepaste functie nieuwe bedongen arbeid geworden? Is er reden voor schadevergoeding?

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0943
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0943

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Apeldoorn

Zaakgegevens 9400052 CV EXPL 21-2986

Afschrift aan: gemachtigden

Verzonden d.d.

vonnis d.d. 6 april 2022 van de kantonrechter

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. M. Dickhoff,

toevoegingsnummer 4OD0522,

tegen

de besloten vennootschap Exience B.V.,

gevestigd te Apeldoorn,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. R.P. Zijp.

Partijen worden hierna [eiser] en Exience genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 22 september 2021 en de daarin genoemde processtukken,

- de bij brief van 9 november 2021 door de gemachtigde van Exience overgelegde productie 18,

- de bij brief van 11 november 2021 door de gemachtigde van [eiser] overgelegde producties III t/m XVIII,

- de mondelinge behandeling van de zaak 14 maart 2022, waarvan aantekeningen gemaakt zijn door de griffier.

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is VWO geschoold en heeft een (door ziekte niet afgeronde) universitaire opleiding en is in april 2007 - aanvankelijk via een uitzendbureau - voor de Rijksoverheid gaan werken. In 2008 is zij ingezet op een langdurige opdracht in de functie van coördinerend en beleidsondersteunend medeweker binnen Programma Brandveiligheid bij de Rijksgebouwendienst. Om deze opdracht langdurig te kunnen uitvoeren was het op enig moment nodig dat [eiser] in dienst trad bij Exience.

2.2.

[eiser] is op 6 februari 2010 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Exience in de functie van senior project medewerker voor 32 uur per week tegen een loon van € 3.200,00.

Deze arbeidsovereenkomst is per 20 oktober 2010 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een loon van € 3.312,00 per maand. [eiser] was en bleef gedetacheerd bij de Rijksoverheid (Rijksgebouwendienst). Per 30 juni 2012 kwam een einde aan de opdracht van de Rijksgebouwendienst. Dit is begin januari 2012 aan [eiser] en Exience aangekondigd.

2.3

Op 12 juli 2012 heeft [eiser] zich ziekgemeld in verband met een gezwel in haar hoofd waaraan zij geopereerd moest worden. [eiser] heeft verzocht om een afspraak bij de bedrijfsarts in te plannen, zodat o.a. een Plan van Aanpak kon worden opgesteld. De operatie heeft in januari 2013 plaatsgevonden. [eiser] is in juni 2013 voor het eerst opgeroepen bij de bedrijfsarts. De eerstejaarsevaluatie is ingevuld op 25 juni 2013.

2.4.

In het kader van de re-integratie heeft [eiser] zelf een werkplek gevonden bij

Bosro B.V. Ze heeft daar van juli 2013 tot en met eind januari 2014 eenvoudige werkzaamheden uitgevoerd, zonder terugval, en heeft opgebouwd naar 26 uur per week. In december 2013 heeft zij Exience gevraagd naar werkzaamheden op haar eigen werk- en denkniveau en gevraagd om een afspraak bij de bedrijfsarts en een eerstejaarsevaluatie.

2.5.

In een verslag van de bedrijfsarts van 18 april 2014 is onder andere vermeld dat er bij [eiser] beperkingen zijn in onder andere concentratie. Verder is de noodzaak van een rustige werkplek, extra pauzes en beperkte reistijd genoemd.
[eiser] heeft zich na het gesprek met de bedrijfsarts hersteld gemeld.
Exience heeft op dat moment geen opdracht waarin passende werkzaamheden aan [eiser] kunnen worden aangeboden. Wel is zij tijdelijk ingezet op een opdracht die niet passend was in werktijden en hectiek. Ook heeft zij korte tijd werkzaamheden verricht die zijzelf geregeld had en geschikt vond.

2.6.

[eiser] heeft op 28 oktober 2014 haar hersteldmelding ingetrokken en zich met terugwerkende kracht gedeeltelijk, voor 8 uur per week, ziek gemeld. Haar toenmalige rechtsbijstandsverlener heeft aan Exience geschreven dat zo spoedig mogelijk een WIA- aanvraag gedaan zal worden.

2.7.

[eiser] heeft op 2 februari 2015 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft
18 februari 2015 een loonsanctie opgelegd aan Exience tot 19 april 2016, omdat Exience niet tijdig een compleet re-integratieverslag heeft toegezonden.

2.8.

In een verslag van de bedrijfsarts van 9 maart 2015 is vermeld;
“(…) De werkgever heef mevr. [eiser] aangegeven nog steeds te zoeken naar een passende vacature. De beperkingen en mogelijkheden zijn als volgt:
24 uur/week werkhervatting is mogelijk verdeeld over 4 x 6 uur/week (woensdag niet). Vanaf 9.30 a 10.00 starten is mogelijk. Opdracht op eigen werk en denkniveau. Reistijd maximaal 30 minuten enkele reis. Wanneer de reistijd langer is, is het advies om dit van de werkuren af te halen. (…) Advies aan mevr. [eiser] en werkgever: Re-integratie in werk dat past bij de aangegeven beperkingen en mogelijkheden is passend. (…)’.
2.9. Bij brief van 3 maart 2016 heeft het UWV aan [eiser] geschreven (met kopie aan Exience):
“(…) Op 18 februari 2015 hebben wij uw werkgever een loonsanctie opgelegd tot 9 april 2016 (…) Naar aanleiding van uw telefonisch gesprek van 3 maart 2016 kwam naar voren dat u zich op 18 april 2014 weer volledig (voor 32 uur per week) beter heeft gemeld. Dit betekent dat zich voor het einde van de wachttijd volledig hersteld heeft gemeld. De WIA-aanvraag van 2 februari 2015 was eigenlijk niet nodig geweest. Op 28 oktober 2014 heeft u zich weer gedeeltelijk (voor 8 uur per week) ziek gemeld. In feite begint er dan weer een nieuwe wachttijd van 104 weken te lopen. (…)”. .

2.10.

De bedrijfsarts heeft op 1 april 2016 een Functionele Mogelijkhedenlijst opgesteld met betrekking tot [eiser] . Hierop is te lezen dat er lichte beperkingen zijn op het gebied van concentreren van de aandacht, (openbaar) vervoer, verdelen van de aandacht en specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in de arbeid. Dit heeft betrekking op de behoefte aan meer pauzes en afwisseling van taken. Verder is erin vermeld dat er beperkingen zijn ten aanzien van de werktijden en dat de werktijd opgebouwd moet worden naar 24 uur en per twee weken bekijken of verdere opbouw mogelijk is.

2.11.

Op 15 april 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Exience heeft op 18 april 2016 in een e-mail aan [eiser] diverse opties gestuurd voor het vervolg. [eiser] heeft zich in die periode tot een gemachtigde gewend, [naam 1] , die bij brief van 10 mei 2016 aan Exience heeft geschreven:
“(…) U geeft in uw schrijven aan cliënte de optie een wia-uitkering aan te vragen. U beschrijft daarbij de situatie dat cliënte:

- Een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% wordt vastgesteld.

- Een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-80% wordt vastgesteld.

Tevens geeft u aan dat wanneer cliënte haar standpunt handhaaft dat met ingang van 28 oktober 2014 een nieuwe ziekteperiode is aangevangen van 104 weken, de rechter om een oordeel gevraagd zal worden.

Reactie

U vergeet in de beschrijving van de opties de mogelijkheid dat het UWV cliënte geschikt kan achten voor het verrichten van haar eigen werkzaamheden.

De kans dat client geschikt wordt geacht voor eigen werkzaamheden is zeker aanwezig en zij zelf vindt ook dat dat het geval is. Cliënte heeft begin april 2016 de bedrijfsarts gezien, die een FML heeft

opgesteld. Uit de opgemaakte FML blijkt dat cliënte met enige minimale en ondergeschikte aanpassingen in staat is haar eigen werkzaamheden te verrichten. Er zijn nog nauwelijks beperkingen aanwezig. De bedrijfsarts adviseert weliswaar opbouwperiode in uren, nu cliënte al geruime tijd niet volledig heeft kunnen werken, doch dat laatste heeft niet te maken met beperkingen, maar met het feit dat re-integratiewerkzaamheden op eigen niveau in de volle omvang tot op heden niet verricht zijn en niet zijn aangeboden.
Cliënte zal dan ook een Wia-uitkering aanvragen, waarbij zij zich op het standpunt zal stellen in staat te zijn haar eigen werkzaamheden te verrichten.
Tevens stelt cliënte zich formeel beschikbaar voor het verrichten van haar eigen werkzaamheden en maakt zij om die reden aanspraak op doorbetaling van haar loon vanaf 19 april 2016. Uiteraard is cliënte bereid om in de tussentijd, in afwachting van de wia-beoordeling vervangende werkzaamheden te verrichten.(…)’

2.12.

Exience heeft op 12 mei 2016 aan (de gemachtigde van) [eiser] geschreven:
“(…) U schrijft dat mevrouw [eiser] nauwelijks nog beperkt is. Dit maakten wij niet op uit het advies van de bedrijfsarts. Volgens ons heeft de bedrijfsarts in de FML van 1 april 2016 een aanzienlijk aantal beperkingen genoemd, met name waar het gaat om starttijd (op zijn vroegst 9.30 uur en hooguit eens per twee weken eerder), reistijd (max half uur, tenzij dit in werktijd kan), klimmen, knielen of hurken zijn zeer beperkt, en in een omgeving van veel lawaai en hectiek kan ze niet werken (oordoppen of een rustige werkplek is geïndiceerd). Ook is mevrouw [eiser] nog beperkt in concentratie en het omgaan met complexe zaken (kan maar 1 ding tegelijk).

Wij leiden hieruit af dat mevrouw [eiser] nog niet geschikt is voor haar oude bedongen arbeid, hoewel dat mogelijk naar de toekomst kan veranderen. Het is dan ook niet realistisch als mevrouw [eiser] aan UWV zal laten weten dat zij weer geschikt is voor haar oude werkzaamheden. Dit is gewoonweg niet het geval (afgaande op de FML).

U schrijft dat mevrouw [eiser] per datum einde loonsanctie (19 april jl.) zich weer beschikbaar stelt voor werken. Dit is niet juist. Ze heeft dit toen niet gedaan want wilde eerst overleggen met haar advocaat. Eerst nu u deze brief schrijft stelt ze zich formeel beschikbaar voor werk. Dit betekent dat we, zodra ze weer komt werken, haar weer salaris zullen uitbetalen. Echter, dit salaris zal worden gebaseerd op de werkzaamheden (taken) die ze zal verrichten en het aantal uren dat ze zal werken. Omdat we nu al bijna vier jaar ongewijzigd het salaris aan haar hebben uitbetaald en de loonsanctie van UWV is afgelopen, zijn we niet gehouden om haar oude salaris nog te betalen. We gaan nu uit van de werkelijke arbeidsomvang en loonwaarde van het werk wat ze verricht. Als mevrouw [eiser] de uren gaat uitbreiden en ook haar oude bedongen arbeid weer kan doen zullen we haar salaris uiteraard naar die omstandigheid aanpassen. (…)”.

2.13.

Vervolgens is een stuk, dat de datum 18 mei 2016 draagt, aan [eiser] toegestuurd met de volgende inhoud:
“(…) Op vrijdag 13 mei hebben we hier concrete afspraken over gemaakt op ons kantoor te Apeldoorn, graag willen we de overeengekomen afspraken vastleggen. Rekening houdend met de beperkingen zoals beschreven in de FML van 1 april 2016, te weten: (…)

Op basis van bovenstaande beperkingen vanuit de FML zijn we gekomen tot het volgende dag- en weekrooster- voor de eerste twee weken. Na deze twee weken volgt een evaluatie zoals aanbevolen in de FML en bepalen we de opvolgende twee weken: (…)
Op vrijdag 27 mei om 14.00 evalueren we de eerste twee weken.

(…)

De inhoud van de werkzaamheden hebben we in onderling overleg vastgesteld op;

  • -

    Algemene receptie- en onthaalwerkzaamheden.

  • -

    Uitwerken van curriculum vitae van kandidaten en potentiele nieuwe collega’s in Exience format.

  • -

    Controleren van de personeelsdossjers op basis van de VCA voorschriften, aanwezigheid diploma’s, VCA diploma, omschrijving van het project enz.

  • -

    Controleren van de personeelsdossiers op basis van de NEN 4400 / SNA voorschriften, aanwezigheid LB, ID, overeenkomsten enz.

  • -

    Behalen VCA VOLL om bovenstaande werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

  • -

    Algemene ondersteuning van het team met betrekking tot het verlichten van de administratieve lasten.

(…) Aangezien je beschikbaar bent voor werkzaamheden na het eindigen van de loonsanctie op
19 april jl ontvang je weer salaris vanuit Exience met ingang van 17 mei 2016. Dit salaris is echter gebaseerd op de daadwerkelijke arbeidsomvang en de uit te voeren werkzaamheden. De werkelijke loonwaarde van bovengenoemde werkzaamheden bepalen we aan de hand van onze ervaring en de huidige arbeidsmarkt op €2200,00 bruto per maand op basis van 40 uur.
(…)”.

Het stuk is niet door partijen ondertekend.

2.14.

[eiser] heeft in september 2019 een WIA-aanvraag gedaan. Met ingang van 10 september 2019 is haar een volledige IVA-uitkering toegekend.

2.15.

[eiser] heeft zich op 13 januari 2020 ziek gemeld en sindsdien niet meer gewerkt.

2.16.

Op 20 februari 2020 heeft de arbeidsdeskundige een rapport uitgebracht omtrent [eiser] . Hierin is te lezen: “(…) Na afloop van de loondoorbetalingsverplichting (tot 19-04-2016) had mw. [eiser] geen WIA-aanvraag meer gedaan, aangezien zij hoopte dat haar situatie zou verbeteren. Dat is niet het geval geweest. De verzekeringsarts, [naam 2] , geeft aan dat zij beperkingen heeft overgehouden die zij al die tijd heeft gehad. Zij geeft aan dat haar beperkingen niet zullen verbeteren. (…)

Verzekeringsarts [naam 2] heeft op 03-02-2020 de functionele mogelijkheden van mevrouw [eiser] vastgesteld geldend per 19-04-2016 en op 19-02-2020, geldend per 10-09-2018. De duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen is vastgelegd. [naam 2] heeft aangegeven dat de functionele mogelijkhedenlijsten niet veranderd zijn vanaf 19-04-2016 tot heden.

Haar beperkingen zijn als volgt omschreven:

Rekening houdend met de beperkingen op mentaal vlak wordt de klant aangewezen op een voorspelbare werksituatie met afgebakende taken in een rustige werkomgeving zonder veel prikkels en geluiden, hoge werkdruk en werktempo. Ze is tevens beperkt t.a.v. leidinggevende aspecten (…) Zij heeft het VWO afgerond en voor een groot deel op academisch niveau opleiding genoten. Door haar beperkingen is dit niveau echter in werk niet meer haalbaar. Zij zal proefondervindelijk moeten ervaren wat voor werk zij aankan gezien haar specifieke beperkingen ten aanzien van met name het persoonlijk functioneren. Op dit moment is zij nog in dienst bij werkgever en werkt zij op drie dagen gedurende 24 uur per week waarvan een deel van de werktijd reistijd is (kan niet meer dan 30 minuten enkele reis reizen, indien dit langer is dient de meer tijd van de werktijd afgehaald te worden). Daarnaast heeft zij extra pauzes nodig bij dit werk. Op dit moment is zij ziekgemeld voor het aangepaste werk vanaf 13-01-2020. Zij geeft aan dat het werk mentaal en energetisch te zwaar voor haar is en dat zij al lange tijd voelt dat dit werk niet bij haar mogelijkheden past.

Prognose van de beperkingen vastgesteld door de verzekeringsarts:

De medische situatie zal naar verwachting niet in belangrijke mate veranderen

De functionele mogelijkheden zullen naar verwachting niet of nauwelijks veranderen.
(…)
Situatie vanaf 13-05-2016:
Vanaf 13-05-2016 gaat mw. [eiser] werken in aangepast werk als administratief medewerker bij eigen werkgever waarbij zij haar werkuren geleidelijk opbouwt naar 24 uur per week. Van deze 24 uur per week is een deel reistijd (…) en er worden extra pauzes genomen op advies van de bedrijfsarts. Zij werkt ongeveer 6 uur per werkdag met tussenpozen. Het werk is onder andere niet passend omdat zij meer uren werkt dan zij aankan (meer dan 4 uur per dag en meer dan 16 uur per week) en omdat de mentale belasting nog steeds te groot is. Er is twijfel aan de duurzaamheid van de te verwerven inkomsten. Het werk is sterk aangepast
Situatie vanaf 10-09-20 18. de eerste dag van betaling WIA:

Mw. [eiser] werkt (…) op dat moment 24 uur per week (inclusief extra pauzes en deels reistijd in werktijd) in eenvoudig administratief werk bij eigen werkgever. Zij vraagt onder andere trainingen aan voor werknemers ten behoeve van vereiste certificeringen, voert

gegevens op in Excel. Zij werkt 3 dagen per week in Apeldoorn. Zij werkt in een kantoortuin. (…) Er is twijfel aan de duurzaamheid van de te verwerven inkomsten omdat het werk boven haar krachten gaat en sterk aangepast is (extra pauzes en reistijd tijdens werktijd). (…)

Het werk is sterk aangepast Eigenlijk is door mw. [eiser] te lang doorgewerkt boven haar krachten. (…)”.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,

  1. voor recht zal verklaren dat Exience als werkgever onzorgvuldig c.q. onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld,

  2. een schadevergoeding vast zal stellen op grond van dit onzorgvuldig c.q. onrechtmatig handelen, nader op te maken bij Staat en te verevenen volgens de Wet,
    c) Exience zal veroordelen in de proceskosten.

3.2.

Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [eiser] dat Exience is tekortgeschoten in haar re-integratieverplichtingen. Er is sprake van onzorgvuldig c.q. onrechtmatig handelen aan de zijde van Exience, op grond waarvan zij jegens [eiser] schadeplichtig is. Door de handelwijze van Exience heeft [eiser] niet voldoende gelegenheid gehad om te re-integreren naar werk op haar eigen werk- en denkniveau. Er is geen gehoor gegeven aan verzoeken van [eiser] om afspraken te maken bij bedrijfsarts en voor zover wel afspraken zijn gemaakt, werden de adviezen van de bedrijfsarts genegeerd. Ook is op oneigenlijke wijze 8 uur per week van de arbeidsovereenkomst ‘afgenomen’, heeft men haar ‘links heeft laten liggen’, is er intimiderend opgetreden en heeft Exience haar niet-passend werk heeft laten verrichten.

3.3.

Exience voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring, dan wel afwijzing van de vordering van [eiser] . Zij betwist dat zij onzorgvuldig c.q. onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Exience erkent dat er dingen niet goed zijn gegaan, ondanks de goede bedoelingen van Exience. Zo is de bedrijfsarts te laat ingeschakeld en zijn er tijdens het re-integratietraject enige tijd geen werkzaamheden aangeboden, omdat die niet voorhanden waren. Exience heeft hiervoor al een loonsanctie ontvangen. Vervolgens is een andere arbeidsinvulling overeengekomen en die nieuwe bedongen arbeid is jarenlang zonder merkbare problemen of klachten van [eiser] is uitgevoerd. Een re-integratie was op dat moment niet meer aan de orde, zodat daarover ook geen verwijt aan haar te maken valt. Van negeren of intimidatie is geen sprake geweest, aldus steeds Exience.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De vordering ziet op een tijdsbestek van ruim tien jaar. Dit is te verdelen in vier te onderscheiden periodes:
I. de periode van het begin van het dienstverband tot de ziekmelding van [eiser] in juli 2012.
II. de periode tussen de ziekmelding in juli 2012 en het einde van de loonsanctie in april 2016,
III. de periode van april 2016 tot de ziekmelding in januari 2020,
IV. de periode vanaf januari 2020 tot nu.
Met betrekking tot periode I is door [eiser] slechts als verwijt genoemd dat Exience niet (voldoende) met haar heeft gecommuniceerd over de te verwachten situatie na het einde van de opdracht voor de Rijksgebouwendienst. Wat daarvan ook zij, dit is geen verwijt dat leidt tot een schadevordering.
Ook voor periode IV heeft [eiser] geen feiten of omstandigheden gesteld die op zichzelf aanleiding zouden zijn voor toewijzing van de vorderingen. De verwijten die [eiser] Exience maakt hebben betrekking op periode II en III en het totale beeld dat in de afgelopen jaren is ontstaan.

4.2.

Exience heeft erkend dat er in periode II door haar fouten zijn gemaakt, met name de late inschakeling van de bedrijfsarts, maar stelt dat de loonsanctie die daarvoor is opgelegd een afdoende sanctie is. Zij wijst er op dat ook door de wisselende standpunten van [eiser] zelf over haar hersteldverklaring in april 2014 en de intrekking daarvan in oktober 2014 onduidelijkheden zijn ontstaan en dat [eiser] zelf pas laat – en achteraf kennelijk onnodig – een WIA-aanvraag heeft gedaan. Exience meent dat er geen tekortkomingen zijn in de nakoming van de re-integratieverplichtingen die een (verdere) sanctie of schadevergoeding rechtvaardigen. Het is, ondanks de inspanningen daarvoor, helaas niet gelukt om een opdracht te vinden/verwerven die paste bij de mogelijkheden en beperkingen van [eiser] , aldus Exience.

4.3.

Ten aanzien van de periode tussen de ziekmelding in 2012 en april 2015 hebben de fouten van Exience geleid tot een loonsanctie voor de maximale duur van een jaar. Voor zover in die periode sprake is geweest van onzorgvuldig c.q. onrechtmatig handelen is de sanctie, die de wet daarvoor voorziet, ook opgelegd en daarmee omgezet in een maatregel ten gunste van [eiser] . Zij heeft in die periode de ontslagbescherming behouden en Exience was gehouden haar het loon door te betalen. Dat er in het jaar van de loonsanctie door Exience zodanig is gehandeld of nagelaten dat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen of handelen dat tot werkgeversaansprakelijkheid leidt, is door [eiser] onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat in die periode potentiële opdrachtgevers zijn voorgesteld die niet passend zijn gebleken is daarvoor onvoldoende.

4.4.

Partijen verschillen van mening over de vraag of in mei 2016 een afspraak tot stand is gekomen over nieuwe bedongen arbeid. Vast staat dat [eiser] op dat moment, na afloop van de loonsanctie, nog niet in staat was haar eigen arbeid volledig te hervatten. De bedrijfsarts heeft in de FML van 1 april 2016 immers nog beperkingen genoemd, onder andere in tijd. Partijen hebben over verschillende opties gecorrespondeerd en gesproken. Hoewel het onder 2.14 genoemde stuk van 18 mei 2016 niet door partijen ondertekend is, is door hen wel overeenkomstig de inhoud van dat stuk gehandeld. Zij het, dat de uitbreiding in werktijd van 24 naar 32 uren niet is gevolgd.

4.5.

[eiser] maakt Exience er terecht een verwijt van dat de verdere opbouw in uren zonder overleg met de bedrijfsarts is gestaakt. Aan de andere kant heeft [eiser] , die in die periode werd bijgestaan door een advocaat, Exience niet aantoonbaar aangesproken op verdere urenuitbreiding, andere re-integratieactiviteiten of een bezoek aan de bedrijfsarts. Hoewel zij stelt dat zij bezwaar heeft gemaakt tegen het lagere loon en de beperking tot 24 uur per week, is enige onderbouwing daarvan niet in het geding gebracht. Exience betwist dat dit het geval is geweest, zodat het op de weg van [eiser] lag haar stellingen verder te onderbouwen. Het pas ter zitting gedane aanbod van [eiser] om te onderzoeken of stukken zijn waaruit dit blijkt is dan te weinig concreet en te laat.
Ook het blijvend lagere loon is kennelijk voor (de rechtsbijstandverlener van) [eiser] geen reden geweest om Exience daarover (schriftelijk) aan te spreken. Bovendien heeft [eiser] de aangepaste werkzaamheden, die in de loop der tijd wel inhoudelijk zijn uitgebreid, maar niet op het inhoudelijke niveau zijn gekomen dat [eiser] wenst, bijna vier jaar zonder protest vervuld. Onder die omstandigheden moet de conclusie zijn dat de werkzaamheden die partijen in mei 2016 besproken hebben de nieuwe bedongen arbeid is geworden. Exience heeft er op mogen vertrouwen dat de arbeidsomvang van 24 uur en de feitelijke inhoud van het werk ook door [eiser] is aanvaard.

4.6.

De nieuw bedongen arbeid is, achteraf bezien, volgens de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige niet passend geweest. [eiser] stelt dat zij niet de gelegenheid heeft gehad te laten zien dat zij werk aankon op haar eigen werk- en denkniveau en te re-integreren naar dat niveau. Dat dit mogelijk zou zijn geweest wordt echter niet gestaafd door het rapport van de arbeidsdeskundige. Integendeel, daarin is te lezen dat door haar beperkingen haar oude niveau niet meer haalbaar is en dat dit niet noemenswaardig meer zal veranderen. Wel is in de rapportages van de bedrijfsarts van 8 oktober 2014 en 9 maart 2015 te lezen dat [eiser] werk op ‘eigen werk- en denkniveau’ kan doen wanneer rekening wordt gehouden met de beperkingen, maar welk niveau dat is, is daarbij niet benoemd. Volgens de rapportage van de arbeidsdeskundige zou het niet meer moeten gaan om werk op academisch niveau.
Ten aanzien van de arbeid die [eiser] tussen 2016 en 2020 heeft verricht is de conclusie dat dit in urenomvang te belastend is geweest en om die reden niet passend was. [eiser] heeft jarenlang boven haar kracht gewerkt volgens de rapporteur. Voor zover Exience hiervan een verwijt gemaakt zou kunnen worden is het geen verwijt dat leidt tot een conclusie dat onrechtmatig is gehandeld door Exience jegens [eiser] of in strijd is gehandeld met artikel 7:611 of 7:658a BW. Immers, de werkzaamheden zijn met haar (en haar gemachtigde) besproken in mei 2016 en leken op dat moment in overeenstemming met de door de bedrijfsarts in de FML aangegeven beperkingen. Exience heeft onweersproken gesteld dat [eiser] niet op de drukke maandagen op kantoor hoefde te werken, maar ook mocht kiezen voor een andere dag.

4.7.

Ook de verwijten van [eiser] over intimidatie, gebrek aan sociale interactie en meeleven zijn door Exience gemotiveerd weersproken. [eiser] heeft deze stellingen, die uiteraard deels subjectief van aard zijn, niet zodanig geconcretiseerd en onderbouwd dat haar stellingen ook objectief gevolgd kunnen worden.

Alles overziend moet de conclusie zijn dat de re-integratie van [eiser] helaas niet is geworden wat zij daarvan gehoopt had, maar dat dit niet zodanig aan Exience te verwijten valt dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar zou zijn. Een situatie als bedoeld in artikel 7:658 BW is niet aan de orde. Er is daarom geen reden voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure.

Hoewel ter zitting is gevraagd om ook een oordeel te geven over de transitievergoeding, is dat in het kader van deze procedure niet mogelijk. Het partijdebat daarover is nauwelijks gevoerd en de vorderingen niet gericht zijn op het eindigen van het dienstverband of de vaststelling van de transitievergoeding. Partijen zullen daarover in gezamenlijk overleg afspraken moeten maken.

4.8.

Gelet op de onderlinge verhouding van partijen bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

compenseert de proceskosten, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.