RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zaaknummer: 3698732 HA VERZ 14-141
grosse aan: mr. S.M.C. Verheyden en
afschrift aan: mr. W.M. Blom
verzonden d.d.:
beschikking van de kantonrechter d.d. 12 maart 2015
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.M.C. Verheyden,
de besloten vennootschap DS Smith Recycling Benelux BV,
gevestigd te Eerbeek,
verweerster,
gemachtigde: mr. W.M. Blom.
1 Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brief van mr. Verheyden van 13 februari 2015;
- de brief van mr. Verheyden van 17 februari 2015 met bijlagen;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 19 februari 2015, waarbij door beide advocaten pleitnotities zijn overgelegd.
2 De vaststaande feiten
2.1
Verweerster houdt zich bezig met de in- en verkoop van afvalstoffen, in het bijzonder oud papier. Er zijn ongeveer 15 medewerkers werkzaam.
2.2
Verzoeker, geboren op [1953] (thans 61 jaar), is op [1969] krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van een van de rechtsvoorgangers van verweerster, laatstelijk in de functie van General Manager van het bedrijf. In deze functie hield hij zich voornamelijk bezig met de in- en verkoop van grote partijen oud papier en voor een gering deel van de werktijd met de dagelijkse leiding van verweerster.
2.3
Verweerster is vanaf 1974 onderdeel geweest van verschillende concerns in de papierindustrie.
Per 1 maart 1998 werd verzoeker ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister) met een beperkte volmacht als commercieel directeur. Zijn functie was General Manager.
2.4
Tot medio 2012 was verweerster onderdeel van het Zweedse SCA concern. Statutair bestuurder van verweerster was, naast een groepsmaatschappij, [naam A], Managing Director van alle SCA-recycling bedrijven in Europa (hierna: [naam A]).
De dagelijkse leiding van verweerster, toen nog SCA Recycling Benelux BV geheten, was in handen van verzoeker. Hij voerde de titel General Manager en was geen statutair bestuurder van de vennootschap.
2.5
Medio 2012 heeft het Engelse concern DS Smith (10.000 personeelsleden) alle papier verwerkende activiteiten (golfkarton, containerboard en recycling) van SCA in Europa (12.000 medewerkers) overgenomen. Om de bedrijven te laten samensmelten heeft DS Smith het topmanagement herzien. De Europese divisie staat sinds midden 2012 onder leiding van de in Engeland werkzame CEO [naam B] (hierna: [naam B]). [naam A] diende te vertrekken. Daardoor werd de positie van statutair directeur van verweerster vacant. Invulling door [naam B] werd niet praktisch geacht. Daarom is aan verzoeker gevraagd vanaf 1 januari 2013 als statutair directeur van verweerster op te treden. De vergadering van aandeelhouders van verweerster heeft bij besluit van 21 januari 2013 verzoeker dan ook benoemd tot bestuurder (in het Engels: “Managing Director”) en als zodanig ingeschreven in het handelsregister. Tegelijkertijd werd het salaris van verzoeker verhoogd met circa 5%, terwijl de maximum reguliere verhoging 2,8% per jaar bedraagt. De bonus wijzigde van maximaal 15% naar maximaal 30% van het jaarinkomen.
2.6
Op 5 november 2013 18.02 deelt ([naam C] on behalf of) [naam B] aan onder meer [naam D] en verzoeker onder andere het volgende mee:
“Subject: FW: Announcement
(…) Due to a number of strategic changes within the business I am pleased to announce [naam D] will now be responsible for an expanding area to include Germany, Central Eastern Europe and the Netherlands. [naam D] will continue to be supported by his German team and the Managing Director of the Netherlands, [verzoeker] and his team. (…)”
2.7
Begin 2014 heeft divisiedirecteur [naam B] besloten verweerster en haar Duitse zusterbedrijf DS Smith Recycling Germany tot één organisatorische entiteit samen te voegen. De leiding van dit geheel is opgedragen aan de directeur van DS Smith Recycling Germany GmbH, de heer [naam D] (hierna: [naam D]). De beide afzonderlijke vennootschappen zijn blijven bestaan. De feitelijke dagelijkse leiding van verweerster, het Nederlandse deel van de organisatorische entiteit is bij verzoeker gebleven.
2.8
Blijkens door verzoeker overgelegde geprinte power point presentatie onder de titel “Meeting [naam B] London Heathrow Sofitel August 19th 2014” is op genoemde datum aan de orde geweest de optie van een beëindiging van het dienstverband met (onder meer) verzoeker, waarbij ook bij optie 2 de kosten van een ontbindingsvergoeding volgens de kantonrechtersformule is uitgerekend (“[verzoeker] dismissed and pay out by KRF”), afgezet tegen de kosten van optie 3 het doorlopen van de arbeidsovereenkomst tot de pensioenleeftijd van verzoeker (“on leave but paid till pension age, June 2019).
2.9
In oktober 2014 heeft [naam D] te kennen gegeven dat hij, in verband met zijn rol als eindverantwoordelijke in de nieuwe organisatorische structuur van verweerster als “Managing Director” wilde worden ingeschreven in het handelsregister. Verzoeker zou terugtreden als statutair directeur van verweerster, maar als General Manager/gevolmachtigde belast blijven met de dagelijkse leiding van verweerster. Tussen 1 en 15 oktober 2014 is daarover (hierna geciteerde) e-mailcorrespondentie gevoerd tussen [naam D], verzoeker en [naam E], Finance Director van de divisie en verantwoordelijk voor het regelen van de formele vennootschapsrechtelijke documenten (hierna: [naam E]).
2.10
In zijn e-mail van 1 oktober 2014 14.33 heeft verzoeker aan [naam D] het volgende meegedeeld:
“Betreft: Registration Chamber of Commerce
Hi [naam D],
Just for all clear understanding…
Instead of unsuscribe [verzoeker] (director) and subscribe [naam D] as MD.
I’ll ask[naam E] tot change as following:
Change [verzoeker] from Director to General Manager
And add [naam D] as MD
[verzoeker]
Management – General Manager Recycling Benelux B.V. (…)”
2.11
In zijn e-mail van 1 oktober 2014 14.58 heeft [naam D] aan verzoeker het volgende meegedeeld:
“Subject: AW: Registration Chamber of Commerce
as discussed yesterday this is ok. for me
2.12
In zijn e-mail van 2 oktober 2014 16.54 heeft verzoeker aan [naam E] met CC aan [naam D] en [naam F] het volgende meegedeeld:
“Subject: FW: Registration Chamber of Commerce
As discussed and following the mailmessage herunder would you be so kind to subscribe [naam D] as Managing Director to DS Smith Recycling Benelux BV
My position can be continued with function General Manager.
Thanks in advance and regards,
General Manager Recycling Benelux (…)”
2.13
Op 13 oktober 2014, 15.38 uur heeft [naam E] in een e-mail met bijlage aan verzoeker het volgende meegedeeld:
“Subject: DS Smith Recycling Benelux B.V. – resignation letter [naam D] – 9-10-2014
[verzoeker],
Bijgaand document svp datum invullen en ondertekenen, zoals telefonisch met je besproken.”
Het bedoelde document luidt als volgt:
DS Smith Recycling Benelux B.V.
(…)
RE: Resignation and decharge
I, [verzoeker], declare that I will resign as managing director (“directeur”) of DS Smith Recycling Benelux B.V. (the “Company”) as per [*] October 2014.
Furthermore I acknowledge that I have no claims or rights outstanding against the Company, for compensation or otherwise in respect of my position as managing director of the Company, and if there are such claims and rights, I hereby waive all claims and rights.
_________________
[verzoeker]
”
2.14
In zijn e-mail van 14 oktober 2014 08.06 heeft verzoeker aan [naam D] het volgende meegedeeld:
“Subject: Update topic
Attachments: DS Smith Recycling Benelux B.V. – resignation letter [naam D] -9-10-20…doc
Another topic to discuss during our phone call today…
Plse see attached resignation letter which I received from [naam E] to be signed off by me.
Obvious that I will not sign this letter for a number of reasons which I like to point out.
[verzoeker]
Management – General Manager Recycling Benelux B.V.”
2.15
Hierop volgt een e-mail van 14 oktober 2014 10.29 van verzoeker aan [naam E] (CC aan [naam D]) en een e-mail van 15 oktober 2014 12.07 van [naam E] aan verzoeker (CC aan [naam D]) over hetzelfde onderwerp.
2.16
In zijn e-mail van 15 oktober 2014 19.35 heeft [naam D] aan [naam E] en verzoeker met CC aan [naam B] het volgende meegedeeld:
thanks for your email below. To have a clear picture we will go ahead as following regarding DS Smith Recycling Benelux B.V.
After the change we will have the following two directors:
1) DS Smith Packaging Netherlands B.V.
2) [naam D]
[verzoeker] has the function / position “General Manager”.
If [verzoeker] is signed in as “Managing Director”we have to change this. [verzoeker] thinks he isn’t. But if this is the case [verzoeker] also has to sign the “Resignation letter”. This is a normal formal process.
I hope we have a clear picture now.
If you have further questions do not hesitate to contact me.
2.17
Op 3 november 2014 heeft [naam D] bij brief welke op 5 november 2014 door verzoeker voor akkoord is ondertekend aan verzoeker onder meer het volgende meegedeeld:
“Mr. [verzoeker]
General Manager Recycling Benelux
Re: salary review/ Bonus Scheme 2014/15
(…) you will be entitled to receive a 2% increase to your basic annual salary which will be paid retrospectively to 1st January 2014. (…)
All other terms and conditions will remain unchanged with the exception of your bonus entitlement which, as outlined in the letter of [naam G] dated 8th October and confirmed in the email of [naam H] dated 31st October 2014 will reduce from 30% to 15 % recognising that you no longer hold the role of Managing Director. (..)”
2.18
Op 12 november 2014 hebben [naam D] en verzoeker een tweetal exemplaren (een in het Nederlands en een in het Engels) van een schriftelijke afnameovereenkomst ondertekend met Sortiva Papier en Kunststoffen B.V. te Wognum.
2.19
Op 8 december 2014 is verzoeker door [naam D] uitgenodigd voor een overleg. Tijdens die bespreking heeft [naam D] aan verzoeker meegedeeld dat het concern had besloten een reorganisatie door te voeren, waardoor de functie van verzoeker zou komen te vervallen. Aan verzoeker is meegedeeld dat op 23 december 2014 een aandeelhoudersvergadering zou worden gehouden en dat het voornemen bestond hem te ontslaan als statutair directeur. Dat ontslag zou dan tevens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betekenen. Tegelijk werd aan verzoeker meegedeeld dat hij met directe ingang was vrijgesteld van werkzaamheden en het kantoor diende te verlaten. Aan verzoeker werd ook een brief uitgereikt waarin hem een en ander is meegedeeld (verzoekschrift, productie 4). Aan hem wordt tevens een concept vaststellingsovereenkomst voorgelegd waarin, samengevat, de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd per 1 mei 2015, vrijstelling van werkzaamheden en gebruik van de leaseauto tot die datum en een beëindigingsvergoeding van € 200.000,00 bruto.
2.20
Verweerster heeft verzoeker uitgenodigd voor de aandeelhoudersvergadering van 23 december 2014.
Naar aanleiding van die uitnodiging heeft mr. Verheyden bij e-mail van 19 december 2014 17.14 aan [naam I] (medewerker van de aandeelhouders van verweerster) onder meer bericht:
“(…) Cliënt ziet geen noodzaak om bij die vergadering te verschijnen. Cliënt is al geruime tijd geleden teruggetreden als statutair directeur van de vennootschap, zodat een ontslagbesluit als voorgenomen helemaal niet noodzakelijk is. (…)”
2.21
Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 23 december 2014 hebben de aandeelhouders besloten verzoeker met onmiddellijke ingang te ontslaan als bestuurder van verweerster. Op dezelfde vergadering is [naam D] tot bestuurder benoemd. Deze bestuurderswisseling is terstond ingeschreven in het handelsregister.
4 Het verweer
4.1
Verweerster heeft verzocht:
A. dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren en, voor zover noodzakelijk het verzoekschrift van verzoeker door te verwijzen naar de Rechtbank Gelderland, afdeling Civiel;
B. uitsluitend voor het geval de kantonrechter de procedure doorverwijst naar de Rechtbank Gelderland, afdeling Civiel, verweerster verzoekt het verzoek van verzoeker af te wijzen daar de arbeidsovereenkomst reeds rechtsgeldig is opgezegd en zal eindigen per 1 mei 2015;
C. subsidiair ten aanzien van de situatie onder A en B hierboven, het verzoek van verzoeker tot ontbinding van zij arbeidsovereenkomst toe te wijzen zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding althans met een vergoeding van maximaal € 200.000,00 bruto.
4.2
Verweerster heeft tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, onder meer de volgende verweren aangevoerd. Gelet op de ‘15 april arresten’ uit 2005 van de Hoge Raad eindigt in dit geval door het ontslagbesluit als bestuurder van verweerster ook de arbeidsovereenkomst tussen verweerster en verzoeker, zonder dat daarvoor een afzonderlijke opzegging nodig is. Er is hier geen sprake van de tweede uitzondering, te weten indien partijen anders zijn overeengekomen. Verzoeker mocht immers niet verwachten dat hij na zijn ontslag mocht aanblijven als General Manager. Door verzoeker wordt enkel geredeneerd vanuit de functionele lijn, terwijl de Hoge Raad de formele lijn als enig juridisch juiste aanmerkt. De arbeidsovereenkomst met verzoeker eindigt daarom per 1 mei 2015. De kantonrechter heeft geen bevoegdheid om te beslissen. Voor zover de kantonrechter wel bevoegd is verzoekt verweerster de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van maximaal € 200.000,00 bruto, welk bedrag door verweerster billijk wordt geacht.
5 De beoordeling
5.1
Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren van het verzoek kennis te nemen, omdat verzoeker op het moment van indiening van het verzoekschrift bestuurder van verweerster was in de zin van boek 2 BW. Hij is ontslagen in de aandeelhoudersvergadering van 23 december 2014 ter uitvoering waarvan zijn arbeidsovereenkomst is opgezegd per 1 mei 2015, aldus verweerster.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de indiening van het verzoekschrift al geruime tijd geen bestuurder meer was, maar dat die positie was overgenomen door de heer [naam D] die alle daarbij behorende bevoegdheden had. De uitschrijving van verzoeker als bestuurder bij het handelsregister heeft niet plaatsgevonden, maar dat is louter een administratieve handeling die verweerster had moeten uitvoeren, aldus verzoeker.
5.2
De kantonrechter overweegt daarover het volgende. In de eerste plaats was verzoeker al vanaf 23 december 2014 uit het handelsregister als bestuurder van verweerster uitgeschreven en is aldus vanaf die datum, en in elk geval thans, geen bestuurder meer. In beginsel is de inschrijving in het handelsregister voor de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid van belang en intern tenminste als aanwijzing wie als bestuurder moet worden aangemerkt. In de door partijen overgelegde in het Engels gestelde e-mails over de periode van 5 november 2013 tot 8 december 2014 (in het bijzonder vanaf 1 oktober 2014) blijkt dat er spraakverwarring heerste omtrent enerzijds de termen (statutair) bestuurder, veelal vertaald als ‘Managing Director’, ‘Director’ dan wel aangeduid als ‘directeur’, en anderzijds ‘General Manager’ de functiebenaming van verzoeker in het kader van zijn arbeidsovereenkomst.
Uit de inhoud van al deze e-mails, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat alle betrokkenen het er volledig over eens waren dat de heer [naam D] aanvankelijk materieel, gaandeweg ook formeel, enig bestuurder van verweerster zou worden. Verzoeker zou formeel aftreden als bestuurder en aanblijven in zijn functie van General Manager, die hij al lange tijd bekleedde voordat hij op 1 januari 2013 tevens statutair bestuurder werd.
Het argument dat mededelingen ter zake hiervan niet door een bevoegd vertegenwoordiger van verweerster zouden zijn gedaan – de heer [naam D] was immers formeel nog geen bestuurder van verweerster – gaat niet op. Verzoeker was immers van zijn kant toen nog bevoegd zijn uitdrukkelijke wens tot aftreden bekend te maken en [naam D] als beoogd (en inmiddels feitelijk) opvolger was bevoegd aan dat overleg deel te nemen. Ook [naam E], middellijk bestuurder van verweerster was bij dit overleg betrokken en was zonder meer vertegenwoordigingsbevoegd. Voor de bevoegdheid van [naam D] is vooral van belang dat hij volledig handelde in aansluiting op hetgeen door de CEO [naam B] als besluit was vastgelegd. Men hoefde dit alleen nog uit te voeren.
Verder was [naam D] op 3 november 2014 kennelijk wel bevoegd om als ‘Managing Director’ het ‘Salary Review/Bonus Scheme’ 2014/15 met betrekking tot verzoeker te tekenen. Uit dit laatste stuk is ook af te leiden dat [naam D] zich niet alleen blijkens het onderschrift afficheerde als ‘Managing Director’, maar die wel in de aanhef als General manager aanduidt en nog heeft vermeld dat de bonus van verzoeker wordt verlaagd van 30% tot 15% “recognising that you no longer hold the role of Managing Director” (vrij vertaald: “omdat je niet langer de rol van bestuurder vervult”). [naam D] legt hiermee, in samenhang met zijn e-mail van 15 oktober 2014, die ook cc aan de CEO [naam B] is gezonden, duidelijk vast dat verzoeker geen statutair bestuurder meer is en wel General Manager blijft. Dit wordt aangemerkt als een afwijkende afspraak in de zin van de ‘15 april arresten’.
Dat verweerster al vanaf omstreeks oktober 2014 de, al dan niet voor verzoeker kenbare, bedoeling had dat de positie van verzoeker als bestuurder èn als werknemer zeer binnenkort zou eindigen, is niet onderbouwd gesteld, strookt niet met de hierboven weergegeven feiten en kan ook overigens uit niets worden afgeleid.
5.3
De door partijen reeds vanaf 5 november 2013 ingezette en in oktober 2014 uitgewerkte lijn van benoeming van [naam D] en aftreden van verzoeker hield in dat partijen het erover eens waren dat verzoeker enerzijds zou terugtreden als statutair bestuurder, maar anderzijds zou aanblijven als werknemer/General Manager. Het is begrijpelijk en redelijk dat verzoeker niet akkoord ging met de tekst van de bij de e-mail van 13 oktober 2014 aan hem ter ondertekening voorgelegde “Resignation Letter” omdat verzoeker weliswaar instemde met aftreden als bestuurder, maar uiteraard niet zonder de clausule dat hij als General Manager zou aanblijven. Het realiseren van de in- uitschrijving bij het handelsregister was een formele kwestie die de heer [naam E] heeft nagelaten verder voortvarend aan te pakken.
Bij al het voorgaande is van belang dat verzoeker ruim 42 jaar uitsluitend als werknemer in dienst was geweest toen hij bestuurder werd van verweerster. In de periode dat hij vanaf 1 januari 2013 die hoedanigheid bekleedde deed hij exact hetzelfde werk als daarvoor, dat altijd voor 80% bestond uit het in- en verkopen van grote partijen papier met daarnaast leidinggevende taken. Er is dan ook alle reden om de reeds lang bestaande arbeidsovereenkomst en het zeer tijdelijke bestuurderschap los van elkaar te bezien in het kader van de beëindiging van beide posities Gelet op het voorgaande was er sprake van een uitzondering op de hoofdregel van de ‘15 april arresten’ omdat partijen een andersluidende afspraak hadden gemaakt.
5.4
Verder is nog het volgende van belang. Op de hiervoor geschetste wijze heeft verweerster niet tijdig en correct uitvoering gegeven aan een evident genomen en ook de facto uitgevoerd ontslag van verzoeker als bestuurder (onder handhaving van het werknemerschap) met vervanging door [naam D]. Die handelwijze kan in dit geval dan ook in redelijkheid niet leiden tot het verval van de afzonderlijke werknemersbescherming van verzoeker, zodanig dat verweerster het zelf in de hand zou hebben om eenzijdig te bepalen of aan verzoeker rechtsbescherming als werknemer, dan wel enkel als bestuurder op grond van Boek 2 BW en eventueel Boek 7:681 BW toekomt.
Vermelding verdienen nog de overgelegde berekeningen (brief mr. Verheyden, productie 8 pagina’s 15 en 17) waarin verweerster op 19 augustus 2014 had becijferd wat de kosten van een afvloeiingsregeling volgens de kantonrechtersformule met betrekking tot (onder meer) verzoeker zouden zijn. Ook daaruit blijkt dat verweerster niet alleen uitging van een arbeidsovereenkomst, maar ook wist welke consequenties aan een beëindiging daarvan waren verbonden.
Het automatisch laten prevaleren van het regime van Boek 2 BW als gevolg van het doortrekken van de hoofdlijn van de ‘15 april arresten’ zou onder deze omstandigheden in dit geval dan ook tot onaanvaardbare gevolgen leiden die in strijd zijn met goed werkgeverschap en in zijn algemeenheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar dienen te worden aangemerkt.
5.5
Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter zich bevoegd om van het ontbindingsverzoek kennis te nemen.
Nu verzoeker afzonderlijk nog als werknemer dient te worden aangemerkt is het gegeven ontslag vernietigbaar, omdat verweerster geen voorafgaande toestemming van het UWV is verkregen. Er is aldus geen rechtsgeldige opzegging gegeven per 1 mei 2015. De arbeidsovereenkomst bestaat daarom nog.
5.6
Het voorgaande brengt met zich dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Het verzoek tot ontbinding zal daarom, behoudens de eventuele mogelijkheid tot intrekking van het verzoek door verzoeker, worden toegewezen, en wel per 1 april 2015.
5.7
Gelet op de omstandigheden van het geval zijn er naar het oordeel van de kantonrechter termen aanwezig een vergoeding naar billijkheid vast te stellen Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding dient te worden gelet op de leeftijd van de werknemer, de duur van het dienstverband, het salaris inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten
5.8
Voor de bepaling van de correctiefactor (C) wordt het volgende van belang geacht.
Het verzoek van verzoeker is bepaald niet autonoom ingegeven door zijn wens het dienstverband bij verweerster te verlaten, maar het directe gevolg van het besluit van verweerster van 8 december 2014 om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. In zoverre kan niet worden gezegd dat verzoeker de ontbinding enkel zou willen uitlokken – in plaats van ontslag te nemen – om een ontbindingsvergoeding te ontvangen.
De door verweerster genoemde bedrijfseconomische reden van de beëindiging ligt volledig in de risicosfeer van verweerster, hetgeen een correctiefactor van 1 impliceert. Verweerster heeft niet voldoende onderbouwd dat zij in haar concern heeft onderzocht naar passend werk voor verzoeker.
Van de kant van verzoeker is voorgerekend dat hij bij toekenning van de verzochte vergoeding niet uitstijgt boven het zogenaamde ‘AOW-plafond’, hetgeen door verweerster niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is bestreden. Ook uit de hierboven bedoelde berekeningen van verweerster van 14 augustus 2014 blijkt dat niet. Het strookt geheel met de verplichtingen die voortvloeien uit goed werkgeverschap dat verweerster verzoeker in dit geval, mede gezien de zeer lange duur van het dienstverband, in welke tijd verzoeker onberispelijk heeft gefunctioneerd, de leeftijd van verzoeker, de beperkte opleiding en eenzijdige werkervaring, voldoende compenseert voor de financiële gevolgen van de beëindiging van het dienstverband. Met de door haar aangeboden vergoeding komt zij daarin verzoeker als werknemer onvoldoende tegemoet. Gezien het buitengewoon lange arbeidsverleden van verzoeker bij verweerster (en haar rechtsvoorgangers) en de relatief zeer beperkte duur en geringe praktische importantie van het bestuurderschap kan in dit geval geen verlagende werking worden toegekend aan de Code Tabaksblat. Ook zal niet worden verdisconteerd wat de WWZ per 1 juli 2015 in een zaak als deze zou kunnen meebrengen, alleen al omdat per die datum een geheel gewijzigd ontslagregime zal gelden.
5.10
Al met al leidt het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd en afgewogen, tot de toepassing van een correctiefactor van ongeveer C=1,0 en een vergoeding ter hoogte van (afgerond) € 490.000,00 bruto. Bij deze beslissing is er geen grond om verzoeker gelegenheid te bieden het ontbindingsverzoek in te trekken.
De veroordeling tot betaling van de toegekende vergoeding zal voor een gedeelte van € 200.000,00 bruto uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.11
De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.12
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat, de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 april 2015, waarbij aan verzoeker een vergoeding zal worden toegekend ten bedrage van € 490.000,00 bruto.
Gelet op de aard van de procedure zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Hetgeen meer of anders is verzocht zal worden afgewezen.
6 De beslissing
6.1
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2015;
6.2
kent aan verzoeker ten laste van verweerster vergoeding toe van € 490.000,00 bruto en veroordeelt verweerster tot betaling van deze vergoeding aan verzoeker;
6.3
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens een gedeelte van de toegekende vergoeding groot € 290.000,00 bruto;
6.4
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.
conc: mh