Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2013:2824

Rechtbank Gelderland
23-08-2013
06-09-2013
859353
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

De arbeidsovereenkomst van de werknemer is vervallen als gevolg van bedrijfssluiting na opzegging huurovereenkomst door de verhuurder. Ondanks summiere inspanningen van de werkgever om de werknemer aan ander passend werk te helpen, is mede gelet op de houding van de werknemer toch geen sprake van een kennelijk onredelijke opzegging.

Rechtspraak.nl
Prg. 2013/284
AR-Updates.nl 2013-0687
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0687

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 859353 \ CV EXPL 13-536 \ 127

uitspraak van 23 augustus 2013

vonnis

in de zaak van

[eisende partij]

wonende te [woonplaats]

eisende partij

gemachtigde mr. R.F.N. Henneman

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde partij]

gevestigd te [vestigingsplaats]

gedaagde partij

gemachtigde [naam gemachtigde]

Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 1 maart 2013 en de daarin genoemde processtukken

- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 17 april 2013

- fax van [naam gemachtigde] met productie van 18 april 2013

- fax van mr. Henneman van 22 april 2013.

2 De feiten

2.1.

[eisende partij], geboren op [dag en maand] 1966, is met ingang van 1 juli 1988 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [gedaagde partij] in de functie van pompstationbediende. Zij vervulde haar werkzaamheden in het tankstation aan de [adres] Nijmegen tegen een salaris van laatstelijk € 1.572,80 bruto per maand.

2.2.

De gemeente Nijmegen heeft de huur van het tankstation aan BP als hoofdhuurder opgezegd. BP heeft op haar beurt de huur aan [gedaagde partij] als onderhuurder opgezegd. BP en [gedaagde partij] hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde partij] de exploitatie van het tankstation op 31 december 2011 moest beëindigen en het gehuurde leeg en ontruimd moest opleveren aan BP.

2.3.

Op 7 juni 2011 heeft UWV Werkbedrijf aan [gedaagde partij] toestemming gegeven de arbeidsovereenkomst met [eisende partij] en de andere medewerkers van het tankstation op te zeggen. UWV Werkbedrijf overweegt onder meer het volgende:

(……..)

Aannemelijk is geworden dat door bedrijfsbeëindiging alle arbeidsplaatsen komen te vervallen, waaronder de arbeidsplaats van werknemer. Doordat alle arbeidsplaatsen vervallen, is afspiegeling niet aan de orde.

We merken hierbij op dat u aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde partij]als bedrijfsvestiging moet worden beschouwd nu die als een zelfstandige organisatorische eenheid op een aparte locatie gehuisvest is met een eigen directie en die een eigen resultaatsverantwoordelijkheid heeft. Er vindt niet structureel personeelsuitwisseling met andere bedrijfsonderdelen plaats.

(………)

Deze ontslagaanvraag is ingegeven door bedrijfsbeëindiging waardoor alle arbeidsplaatsen vervallen. Hiermee vervallen alle mogelijkheden om werknemer binnen de bedrijfsvestiging te herplaatsen. Ten aanzien van de plaatsing van mevrouw [X] bij [Bedrijf Y]merken we op dat u in beginsel de ruimte heeft om de in uw ogen meest geschikte kandidaat te selecteren. (……..)

2.4.

[gedaagde partij] heeft de arbeidsovereenkomst met [eisende partij] vervolgens opgezegd tegen 31 december 2011.

2.5.

[Bedrijf W] is bestuurder van zowel Van den [Bedrijf V] als van [Bedrijf Y]. in Rosmalen. Beide ondernemingen exploiteerden/exploiteren een tankstation.

2.6.

[eisende partij] is in oktober 2011 arbeidsongeschikt geworden. Zij heeft tot 31 juli 2012 aanspraak gehad op een ziektewetuitkering.

2.7.

Medio 2012 heeft [eisende partij] haar vordering uit kennelijk onredelijk ontslag aan [gedaagde partij] aangekondigd, waarna tussen partijen onderhandelingen op gang zijn gekomen. In het kader daarvan heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij] een aanbod gedaan om bij [Bedrijf Y] te komen werken. Begin november 2012 waren de onderhandelingen zo goed als afgerond en was het volgens partijen ‘tijd om een kop koffie te drinken’. Daar is het niet meer van gekomen omdat [eisende partij] vervolgens elders in dienst is getreden en daarmee afzag van de mogelijkheid om toch bij [Bedrijf Y] te gaan werken.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1. verklaart voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is;

2. [gedaagde partij] veroordeelt tot vergoeding van de door [eisende partij] geleden schade ten gevolge van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, te weten een bedrag van € 15.709,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening;

3. [gedaagde partij] veroordeelt tot vergoeding van de door [eisende partij] gemaakte redelijke buitengerechtelijke kosten, te weten een bedrag van € 968,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening

4. [gedaagde partij] veroordeelt in de proceskosten.

3.2.

[eisende partij] onderbouwt haar vordering, verkort weergegeven, als volgt. Volgens [eisende partij] is de opzegging kennelijk onredelijk omdat de gevolgen voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van [gedaagde partij]. Volgens [eisende partij] is daarvan sprake omdat [gedaagde partij] heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. [gedaagde partij] wist vanaf maart 2009 dat het tankstation zou worden gesloten en heeft dit lange tijd stil gehouden voor de werknemers. [eisende partij] heeft op verzoek van [gedaagde partij] werkzaamheden verricht tot zij in oktober 2011 arbeidsongeschikt werd. [gedaagde partij] heeft in de plaats daarvoor niets aangeboden in de zin van een extra vergoeding, scholing of loopbaanbegeleiding. Pas in juni 2012 meldde [gedaagde partij] dat er eventueel mogelijkheden waren passende werkzaamheden te verrichten bij [Bedrijf Y]. Volgens [eisende partij] is de redenering van [gedaagde partij] dat zij en [Bedrijf Y], kort gezegd, niets met elkaar van doen hebben, onlogisch, althans onbegrijpelijk nu zij dezelfde bestuurder en feitelijk beleidsbepaler hebben. [eisende partij] wijst verder op haar langdurig dienstverband, haar slechte positie op de arbeidsmarkt vanwege haar leeftijd, gebrek aan opleiding en eenzijdig arbeidsverleden, haar lange periode van arbeidsongeschiktheid en de omstandigheid dat [gedaagde partij] haar niet financieel heeft gecompenseerd voor de gevolgen van het ontslag.

[eisende partij] becijfert dat de totale schade die zij lijdt ten gevolge van het ontslag € 15.709,13 bedraagt.

3.3.

[gedaagde partij] voert verweer. Dat verweer wordt hierna zo nodig besproken.

4 De beoordeling

4.1.

[gedaagde partij] heeft na de comparitie van partijen alsnog commentaar geleverd op de schadeberekening van [eisende partij]. [eisende partij] heeft tegen die nadere akte bezwaar gemaakt. De kantonrechter honoreert dit bezwaar. Aan het slot van de comparitie van partijen is vonnis bepaald. Dit impliceert dat partijen niet meer in de gelegenheid worden gesteld een nadere stellingname in te brengen. De kantonrechter laat de nadere akte van [gedaagde partij] daarom buiten beschouwing.

4.2.

Gelet op de stellingen van partijen neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de functie van [eisende partij] is komen te vervallen omdat het tankstation waar zij werkte eind december 2011 is gesloten. [gedaagde partij] heeft op dat punt onweersproken gesteld dat zij er niet zelf voor heeft gekozen haar activiteiten in Nijmegen te staken en dat zij door de gemeente en/of BP niet schadeloos is gesteld.

4.3.

[eisende partij] acht de opzegging van het dienstverband door [gedaagde partij] desalniettemin kennelijk onredelijk vanwege de gevolgen die het ontslag voor haar heeft. Of de opzegging van de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is hangt mede af van de voor [eisende partij] getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.

4.4.

De kantonrechter neemt het oordeel van UWV Werkbedrijf inhoudend dat kort gezegd de vestigingen in Nijmegen en Rosmalen als aparte bedrijfsvestiging moet worden beschouwd over. Daarmee bestond er geen verplichting voor [gedaagde partij] om [eisende partij] in Rosmalen te herplaatsen ook als daar gelet op het afspiegelingsbeginsel wel aanleiding toe was. Daar komt bij dat tussen partijen vast staat dat [eisende partij] voor het einde van het dienstverband heeft aangegeven dat zij in Nijmegen wilde blijven werken en niet naar Rosmalen wilde. Dat wordt achteraf nog eens bevestigd door de uitkomst van de onderhandelingen tussen partijen in 2012, zoals in 2.7 weergegeven.

4.5.

Bij e-mail van 3 augustus 2011 heeft [gedaagde partij] onder anderen [eisende partij] gewezen op het feit dat het [naam en adres benzinepomp] mensen zocht en dat zij een sollicitatieformulier kon ophalen als zij interesse had. Uit de stellingen van partijen maakt de kantonrechter op dat [eisende partij] hier niet op in is gegaan.

4.6.

Verder heeft [gedaagde partij] onweersproken gesteld dat zij voor het einde van het dienstverband contact heeft gelegd met Flexone, een uitzendbureau/payrollbedrijf dat vooral tankstations bedient, en dat Flexone het voltallige personeel van [gedaagde partij] ‘nog voor de laatste dag’ wilde overnemen. Uit de stellingen van partijen maakt de kantonrechter op dat [eisende partij] ook deze mogelijkheid niet wilde onderzoeken. [eisende partij] heeft met name niet betwist dat zij daar niet wilde werken omdat het om een uitzendbureau ging, zoals door [gedaagde partij] gesteld.

4.7.

De hiervoor weergegeven inspanningen van [gedaagde partij] zijn naar het oordeel van de kantonrechter weliswaar summier, maar daar staat tegenover dat [eisende partij] op geen enkele suggestie van [gedaagde partij] wilde ingaan. Dat [eisende partij] deze houding aannam omdat zij wachtte op een aanbod om bij [Bedrijf Y] in Rosmalen te gaan werken, acht de kantonrechter, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet aannemelijk. Verder is niet gesteld of gebleken dat [eisende partij] in de loop van 2011 anderszins enige moeite heeft gedaan om een andere baan te vinden. De kantonrechter houdt het ervoor dat zij dat niet heeft gedaan. Dat spoort onder meer met haar, overigens door [gedaagde partij] gemotiveerd weersproken, stelling dat zij op verzoek van [gedaagde partij] in het tankstation is blijven werken tot zij ziek werd.

4.8.

Het verwijt van [eisende partij] dat [gedaagde partij] de aanstaande sluiting van het tankstation lange tijd heeft stil gehouden voor haar werknemers kan de kantonrechter, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet plaatsen. Daar komt bij dat [eisende partij] in ieder geval in het kader van de procedure bij UWV Werkbedrijf in april 2011 wist van de aanstaande sluiting van het tankstation, terwijl de kantonrechter het op basis de stellingen van partijen aannemelijk acht dat [eisende partij] ten minste een aantal maanden voordien op de hoogte was van die ontwikkeling.

4.9.

Wat hiervoor is overwogen, leidt tot het oordeel dat [gedaagde partij] mede gelet op de houding van [eisende partij] zelf per saldo voldoende heeft gedaan om haar aan passend werk te helpen. Daarmee heeft zij dus gehandeld als goed werkgever als bedoeld in artikel 7:611 BW Met eventuele belemmeringen op de arbeidsmarkt voor [eisende partij] houdt de kantonrechter bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging daarom geen rekening.

4.10.

Vast staat dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] geen beëindigingsvergoeding heeft betaald. Gelet op wat hiervoor is overwogen zou de opzegging alleen nog op deze grond kennelijk onredelijk kunnen worden geacht. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Volgens vaste jurisprudentie maakt de enkele omstandigheid dat aan de werknemer geen vergoeding is toegekend de opzegging niet kennelijk onredelijk. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden.

4.11.

De slotsom is dat de vordering van [eisende partij] wordt afgewezen.

4.12.

[eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vordering van [eisende partij] af;

5.2.

veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde partij] begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2013.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.