Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Op grond van artikel 56, eerste lid van de Vw2 kan door de minister overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, als het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid dat vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
-
geen rechtmatig verblijf heeft;
-
rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d en e.
3.1.
Zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook de gelegenheid bestaat, blijft toepassing van artikel 56, eerste lid van de Vw achterwege of wordt de toepassing beëindigd.3
3.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan bestaan uit:
- -
Een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
- -
Een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.4
3.3.
Anders dan bij oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet, zal een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zijn als deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.5
3.4.
De vrijheidsboerkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54, eerste lid van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.6
4. De minister heeft eiseres verplicht om met ingang van 31 januari 2025 te verblijven in de gemeente Westerwolde, alwaar zij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Ter Apel dient op te houden. De minister heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikt eiseres niet over een vaste woon- of verblijfplaats en ook niet over voldoende middelen van bestaan. Daarnaast kan haar met behulp van deze vrijheidsbeperkende maatregel toch onderdak worden geboden, omdat haar recht op opvang op 30 december 2024 van rechtswege is beëindigd.
5. Eiseres betoogt dat de maatregel in strijd met het recht is genomen. Eiseres voert aan dat er geen evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat de minister in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiseres stelt dat het onduidelijk is op welke gronden de maatregel aan haar is opgelegd. Eiseres voert aan dat haar HIV-ziekte en haar zwangerschap ertoe moeten leiden dat wordt afgezien van het opleggen van de maatregel. Eiseres heeft haar gewone verblijf in Nederland en heeft nog een artikel 64 aanvraag lopen, zij is daardoor niet uitzetbaar en heeft recht op opvang bij het COa. Eiseres stelt dat er geen gronden aanwezig zijn om de maatregel uit te vaardigen. De maatregel bevat volgens eiseres geen motivering van het onttrekkingsrisico, de gronden zijn niet van toelichting voorzien en evenmin is uiteengezet waarom uit die gronden een maatregel moet volgen.
6. De minister stelt ter zitting dat het gaat om een vrijheidsbeperkende maatregel en dat het onttrekkingsrisico daarbij geen rol speelt.7 De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres op de vraag, naar omstandigheden waarom van oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel afgezien moet worden, heeft geantwoord dat er geen omstandigheden zijn. Het is volgens de minister aan eiseres om de omstandigheden naar voren te brengen. De minister stelt dat eiseres haar recht op en toegang tot zorg behoudt door de vrijheidsbeperkende maatregel. Ook stelt de minister dat de medische omstandigheden van eiseres de maatregel niet anders zouden maken. Het indienen van een artikel 64 Vw aanvraag maakt volgens de minister niet dat eiseres rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 onder b, d of e van de Vw.
7. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht aan de vrijheidsbeperkende maatregel ten grondslag heeft gelegd dat eiseres niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Ondanks dat de minister heeft aangegeven geen uitzettingshandelingen te gaan verrichten vanwege de artikel 64 aanvraag, betekent dit niet dat er sprake is van rechtmatig verblijf. Rechtmatig verblijf ontstaat namelijk pas wanneer het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen.8 De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in het standpunt dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan haar kan worden tegengeworpen in het kader van oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en zij zich niet onmiddellijk naar Uganda heeft begeven, rust op haar de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten en mee te werken aan haar vertrek. Doordat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, heeft zij geen recht op opvang van het COa.
7.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de door eiseres aangedragen omstandigheden voldoende heeft betrokken in het besluit. Eiseres behoudt, zoals de minister terecht stelt, door de vrijheidsbeperkende maatregel recht op en toegang tot medische zorg. Alhoewel de rechtbank met eiseres van oordeel is dat haar medische omstandigheden summier zijn opgenomen in het besluit, leidt dit niet tot het oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is. De rechtbank volgt de minister in zijn stelling dat het aan eiseres is om de omstandigheden kenbaar te maken. De rechtbank stelt vast dat eiseres in het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring geen omstandigheden naar voren heeft gebracht. De rechtbank overweegt tot slot, wellicht ten overvloede, dat indien de rechtbank besluit tot opheffing van de maatregel, eiseres op straat komt te staan, gelet op het onder 7 overwogene. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres niet kunnen aangegeven waar eiseres – anders dan de COa-locatie in Dronten – haar verblijf zou hebben indien de rechtbank besluit tot opheffing. De rechtbank ziet daarom niet in hoe opheffing van de maatregel in het voordeel van – de hoogzwangere – eiseres is en hoe een belangenafweging in het voordeel van eiseres uit kan vallen.
7.2.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.