Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:2573

Rechtbank Den Haag
14-02-2025
21-02-2025
NL24.45394
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Asiel, Eritrea, geloofwaardigheid, dienstplicht en illegale uitreis, motiveringsgebrek, beroep gegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.45394


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen


[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),

en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

1.1.

De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. Het beroep is gegrond. De minister heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom zij de verklaringen van eiser over de oproep voor militaire dienst (zie onder 5) en over de illegale uitreis (zie onder 6) ongeloofwaardig vindt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De afwijzing van de asielaanvraag

4. Eiser is van Eritrese nationaliteit en geboren in 1998. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is afkomstig uit Asmara. In 2018 ontving eiser een oproep voor militaire dienst, nadat hij gestopt was met school. Ongeveer acht maanden later heeft eiser op illegale wijze Eritrea verlaten.

4.1.

De minister volgt eiser in zijn gestelde identiteit en nationaliteit. Maar zij vindt de verklaringen van eiser over de oproep voor militaire dienst en over de illegale uitreis niet geloofwaardig. Om die reden vindt de minister dat bij terugkeer van eiser naar Eritrea geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. De minister wijst de asielaanvraag daarom af als ongegrond.

Vindt de minister de verklaringen van eiser over de oproep voor militaire dienst ten onrechte ongeloofwaardig?

5. De minister vindt de verklaringen van eiser over de oproep voor militaire dienst ongeloofwaardig, omdat eiser deze niet met documenten heeft onderbouwd, zonder daarvoor een goede verklaring te geven. Daar komt bij dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser stelt een schriftelijke oproep te hebben ontvangen, welke hij thuis heeft laten liggen. Hij heeft dit document niet alsnog laten overkomen. Dat zijn familie het document zou zijn kwijtgeraakt vindt de minister opmerkelijk, omdat het rijbewijs van eiser wel door de familie aan iemand is meegegeven. Eisers verklaringen over de oproep zijn bovendien ongerijmd. Eiser verklaart namelijk aan de ene kant dat men zich na ontvangst van de oproep onmiddellijk moet melden, dat ze je anders thuis komen ophalen en dat een straf staat op het niet verschijnen. Maar aan de andere kant verklaart hij dat hij na ontvangst van de oproep nog acht maanden zonder problemen thuis zijn leven heeft voortgezet, waarbij hij gewoon thuis woonde, buiten voetbalde en werkte als sjouwer. Eisers verklaringen over de oproep rijmen volgens de minister verder ook niet met het door hem overgelegde en authentiek bevonden rijbewijs. Voor het aanvragen van een rijbewijs in Eritrea heeft men volgens algemene bronnen een residence card nodig. Maar eiser verklaart alleen in het bezit te zijn geweest van een identiteitskaart voor studenten. Ook is het volgens de minister niet mogelijk om in Eritrea een rijbewijs te krijgen als men niet in militaire dienst is geweest. Volgens de minister is het daarom onmogelijk dat eiser in het bezit is van een rijbewijs terwijl hij stelt de dienstplicht te ontwijken.

5.1.

Eiser betoogt dat de minister zijn verklaringen over de militaire oproep ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Dat het volgens de minister logischer zou zijn geweest dat eisers familie de schriftelijke oproep zou hebben bewaard en naar eiser zou hebben gestuurd is volgens eiser een westerse manier van denken. Volgens eiser is het in Eritrea juist volstrekt niet logisch om een militaire oproep te bewaren en is het ook gevaarlijke om deze bij je te dragen. Verder voert eiser aan dat het verkrijgen van een rijbewijs in Eritrea niet afhankelijk is van het hebben voldaan van de dienstplicht. Het hebben van een rijbewijs kan je juist helpen een betere functie te krijgen tijdens je dienstplicht. Eiser heeft zijn rijbewijs ook al aangevraagd én verkregen vóórdat hij de oproep voor militaire dienst kreeg. Over de termijn van acht maanden voert eiser aan dat hij in de zienswijze heeft uitgelegd dat hij deze tijd nodig had om uit te zoeken op welke wijze hij Eritrea kon verlaten. Dat hij zijn gewone leven kon leiden was omdat hij goed oplette en zich bij een teken van een razzia uit de voeten maakte.

5.2.

Deze beroepsgrond slaagt. Bij de beoordeling van een asielaanvraag houdt de minister onder meer rekening met de door de vreemdeling afgelegde verklaring en overgelegde documenten.1 Wanneer de vreemdeling zijn verklaringen of een deel van zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, acht de minister deze verklaringen geloofwaardig en wordt de vreemdeling het voordeel van de twijfel gegund, wanneer is voldaan aan een aantal voorwaarden.2 Eiser voldoet volgens de minister niet aan twee van deze voorwaarden. Eiser heeft volgende de minister namelijk geen bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken van enkele documenten3 en de verklaringen van eiser vormen volgens de minister geen samenhangend en aannemelijk geheel en zijn volgens de minister ook in strijd met beschikbare informatie4.

5.2.1.

De minister stelt zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt dat het niet aannemelijk is dat de door eiser ontvangen militaire oproep kwijt zou zijn geraakt. De minister is namelijk niet ingegaan op de door eiser gegeven verklaring dat de schriftelijke militaire oproep gevaar met zich meebrengt, zodat het niet vreemd is dat hij deze niet heeft meegenomen en dat zijn familie deze niet heeft bewaard. De enkele opmerking dat eisers rijbewijs wel door zijn familie naar Nederland is gestuurd is daartoe onvoldoende. Gelet hierop werpt de minister ten onrechte aan eiser tegen dat hij geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het niet kunnen overleggen van de militaire oproep ter ondersteuning van zijn asielrelaas.

5.2.2.

De minister stelt zich ook onterecht op het standpunt dat eisers verklaringen strijdig zouden zijn met beschikbare informatie. Ten eerste stelt de minister onterecht dat eiser niet in het bezit zou zijn geweest van een residence card, zodat het vreemd is dat hij wel een rijbewijs heeft kunnen aanvragen. Eiser heeft tegenover de AVIM5 verklaard dat zijn rijbewijs en bewonerspas vanuit Eritrea naar Nederland waren gestuurd.6 In eisers dossier bevindt zich ook een scan/foto van een document foto’s van twee documenten, welke blijkbaar bij zijn aanmelding zijn overgelegd. Tijdens de zitting heeft eiser aangegeven dat dit zijn bewonerspas is en dat dit hetzelfde document is dat door de minister wordt bedoeld met de residence card (‘nay nebarinnet’). Dat deze scan/foto onleesbaar is en dus niet kan worden vastgesteld dat deze van eiser is, zoals de minister op de zitting heeft gesteld, is niet eerder aan eiser tegengeworpen, zodat eiser daar niet op heeft kunnen reageren. Waarop de minister het standpunt baseert, dat men in Eritrea alleen een rijbewijs kan verkrijgen als de militaire dienstplicht is verricht, heeft zij niet kunnen uitleggen. Dit blijkt niet uit de landeninformatie waar de minister in het voornemen naar heeft verwezen. Ook is niet gebleken dat de omstandigheid dat eiser zich tot de autoriteiten heeft gewend om een rijbewijs te verkrijgen tegenstrijdig is met zijn verklaring dat hij geen gehoor heeft gegeven aan de militaire oproep. Eiser zou namelijk in juli 2018 zijn opgeroepen, terwijl zijn rijbewijs is afgegeven op 9 juli 2018. Dit laat dus ruimte voor zijn verklaring dat hij zijn rijbewijs al had aangevraagd en verkregen voordat hij de oproep voor militaire dienst kreeg. Over de omstandigheid dat eiser na het ontvangen van de militaire oproep nog enkele maanden zonder problemen in zijn gebruikelijke woonomgeving heeft kunnen verblijven, wijst de rechtbank tot slot op het volgende. Op de zitting is – aan de hand van de landeninformatie waar door eiser én de minister op is gewezen – gebleken dat de periode tussen de militaire oproep en de uitreis van eiser grotendeels overlapte met de periode van september 2018 tot april 2019, waarin de grenzen tussen Eritrea en Ethiopië waren opengesteld en ook controles binnen Eritrea minder strikt waren. Niet valt uit te sluiten dat dit ook gevolgen heeft gehad voor de mate waarin dienstweigeraars werden gezocht. Ook dat aspect is door de minister dus onvoldoende gemotiveerd.

5.2.3.

Dit betekent dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd en dus ten onrechte op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over de oproep voor de militaire dienstplicht niet geloofwaardig zijn.

Vindt de minister de verklaringen van eiser over de illegale uitreis ten onrechte ongeloofwaardig?

6. De minister vindt ook de verklaringen van eiser over zijn illegale uitreis ongeloofwaardig. Dit omdat deze verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft volgens de minister namelijk wisselend en ongerijmd over zijn uitreis verklaard. Zo verklaart hij eerst dat hij vanaf zijn woonadres met de auto tot Adi Quala is gereisd, terwijl hij later verklaart dat hij vanaf huis eerst naar het busstation is gegaan en vandaar met de bus naar Adi Quala is gereisd. Verder valt volgens de minister niet in te zien dat eiser ruim 90 kilometer over de weg heeft afgelegd, zonder checkpoints te hebben benaderd. Uit algemene informatie blijkt volgens de minister namelijk dat er op wegen in Eritrea checkpoints zijn waar mensen moeten aantonen dat zij de dienstplicht hebben vervuld of toestemming hebben om te reizen. Tot slot valt volgens de minister niet in te zien dat eiser geen voorbereidingen heeft getroffen voor zijn uitreis, te meer omdat hij na ontvangst van de oproep acht maanden heeft gewacht voordat hij uit Eritrea is vertrokken. Niet valt in te zien dat eiser geen handelingen heeft verricht om de reis voor te bereiden aangezien hij die mogelijkheid wel heeft gehad en hij de risico’s van de reis kende.

6.1.

Eiser betoogt dat de minister zijn verklaringen over de illegale uitreis ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Hij wijst er op dat hij in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor al heeft gemeld dat de reis per autobus is gemaakt. Volgens eiser vond zijn uitreis verder plaats in een periode waarin de grenzen waren opengesteld. Eiser verwijst hierbij naar het Algemeen ambtsbericht over Eritrea van oktober 20197, waarin staat dat tussen september 2018 en april 2019 vele duizenden Eritreeërs het land verlieten via opengestelde grensposten, waarbij door de autoriteiten geen registratie plaatsvond.8 Eiser is in maart 2019 vertrokken, dus tijdens deze periode. Eiser stelt verder dat hij de periode van acht maanden nodig had om zijn uitreis voor te bereiden.

6.2.

Ook deze beroepsgrond slaagt. Eiser wijst er terecht op dat hij de verklaring in het aanmeldgehoor, dat hij met de auto zou zijn gereisd, op tijd heeft gecorrigeerd. Dit is door de minister niet weersproken. Ook wijst hij er terecht op dat zijn uitreis in maart 2019 plaatsvond in een periode dat de grenzen open waren en er minder controles plaatsvonden. De stelling van de minister op de zitting dat uit navraag bij TOELT9 zou zijn gebleken dat de grenzen eind 2018 al weer waren gesloten heeft hij niet verder kunnen onderbouwen en is bovendien tegenstrijdig met informatie in het Algemeen ambtsbericht en met het door de minister aangehaald EASO rapport van 1 september 201910, waarin wordt gesproken over een periode tot april 2019. Ook haar standpunt, dat de versoepeling in deze periode alleen zou zien op controles aan de grens, maar niet op controles in het binnenland kon zij niet nader onderbouwen en volgt ook niet uit deze rapporten. Hoewel het Algemeen ambtsbericht die lezing niet uitsluit, staat in het EASO rapport uitdrukkelijk benoemt dat dit ook de binnenlandse controles betrof:

“When the land borders to Ethiopia opened on 11 September 2018, travel restrictions within Eritrea were lifted for most Eritreans (not for foreigners). Some sources mention that this applied also to national service members. There were no checks between Asmara and the newly opened border crossing points.286 In April 2019, the last remaining land border crossings closed again. As of July 2019, sources inside and outside Eritrea mostly report that travel restrictions within Eritrea have not been reintroduced287; some of the recently arrived migrants in Ethiopia interviewed by SEM however reported that travel permits were needed to travel to the border area.288 It is not clear if national service members still do not need travel permits.”11

6.2.1.

Dit leidt er toe dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd en dus ten onrechte op het standpunt stelt dat eisers verklaringen over zijn illegale uitreis niet geloofwaardig zijn.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd, zodat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Het is namelijk aan de minister om een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling te maken. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat niet kan worden vastgesteld dat met een enkele aanvullende motivering kan worden volstaan.

7.1.

De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken. Als de minister binnen deze termijn besluit tot het houden van een aanvullend gehoor en eiser daartoe uitnodigt, moet zij binnen 12 weken opnieuw beslissen.

7.2.

Omdat beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.

De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 11 november 2024;

- draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak; dit moet de minister doen binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak, tenzij zij binnen deze termijn eiser uitnodigt voor een aanvullend gehoor. In dat geval moet de minister binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit nemen;

- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Artikel 31, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

2 Deze zijn opgenomen in artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000.

3 Artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vw 2000.

4 Artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw 2000.

5 Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.

6 Proces-verbaal van 4 september 2022, pagina 2.

7 [website 1]

8 Pagina 30 van dit het ambtsbericht van oktober 2019, pagina 30.

9 Team Onderzoek en Expertise Land en Taal van de IND.

10 EASO Country of Origin Report: Eritrea - National service, exit, and return, 1 september 2019, [website 2], pagina 42.

11 Idem. Onderstrepingen zijn door de rechtbank aangebracht.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.