Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:1845

Rechtbank Den Haag
12-02-2025
12-02-2025
09/327250-23
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig,Op tegenspraak

De rechtbank Den Haag veroordeelt 8 verdachten tot gevangenisstraffen tot 54 maanden voor ontvoering van een man in november 2023. Bij het voorbereiden en uitvoeren van deze ontvoering is door de verdachten, zes mannen en twee vrouwen, nauw en bewust samengewerkt. Bij de ontvoering deden twee verdachten zich voor als politieagenten.

Vier van de verdachten hebben zich daarnaast schuldig gemaakt aan huisvredebreuk, door zich voor te doen als politieagenten en zich ook als zodanig te legitimeren.

De rechtbank oordeelt dat de verdachten zich allen schuldig hebben gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Alle acht verdachten worden veroordeeld tot gevangenisstraffen.

De hoofdverdachte krijgt 54 maanden voor de daadwerkelijke ontvoering en het binnendringen van een woning. Drie medeverdachten krijgen 42 maanden voor hun betrokkenheid bij de ontvoering en het binnendringen in een woning.

Een vijfde verdachte krijgt een celstraf van 36 maanden waarvan 12 voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De zesde verdachte krijgt 30 maanden celstraf voor het bewaken van het slachtoffer en het in bezit hebben van een vuurwapen.

Voor het bewaken van het slachtoffer krijgen twee verdachten deels voorwaardelijke celstraffen van 540 dagen met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van 240 uur.

De rechtbank legt aan alle verdachten een contactverbod met het slachtoffer op voor de duur van 3 jaar.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/327250-23

Datum uitspraak: 12 februari 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1978 te [geboorteplaats] .

BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 maart 2024, 23 mei 2024 en 15 augustus 2024 (allen pro forma) en 15 november 2024, 5 december 2024 en 12 december 2024 (allen inhoudelijke behandeling) en 29 januari 2025 (sluiting onderzoek).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Egmond naar voren is gebracht.

Als benadeelde partij heeft [slachtoffer] zich gevoegd. Hij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend en werd bijgestaan door mr. J. Vermaat.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 De bewijsbeslissing

3.1.

Inleiding


Op 26 november 2023 kwam er bij de politie een melding binnen van een mogelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving. De broer van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) meldde dat het slachtoffer niet was verschenen op een afspraak en dat hij een verontrustend filmpje had ontvangen waarop het slachtoffer was te zien. Naar aanleiding hiervan werd door de politie het Team Grootschalige Opsporing onderzoek opgestart genaamd ‘Oscar23’.

Uit het politieonderzoek bleek dat het slachtoffer in de ochtend van 26 november 2023 iets na half 11 zijn woning verliet, in zijn auto stapte en wegreed. Kort daarop stopte er een Mazda voor hem en zag hij een bord met ‘stop politie, volgen’. Achter hem stopte een Renault Captur. Uit de auto voor hem stapten twee personen, een man en een vrouw, die waren uitgerust met enkele politieattributen. De man vroeg het slachtoffer naar zijn rij- en kentekenbewijs, waarna het slachtoffer werd aangehouden. Het slachtoffer werd vervolgens gefouilleerd, geboeid en geblinddoekt. Hij werd in de Mazda geplaatst, waarna hij door de vrouwelijke bestuurder van deze auto naar een loods in Barendrecht werd gebracht. Ook de Renault Captur, waar een vierde persoon in reed, verplaatste zich naar deze loods. Gedurende de nacht verbleef het slachtoffer geboeid en geblinddoekt in de loods. Hij werd in de loods door een vijfde persoon, een man, bewaakt. De volgende dag kwam er een zesde persoon bij de loods aan die het slachtoffer samen met zijn bewaker naar een chalet in een bos nabij Turnhout in België vervoerde. De bewaker bleef achter bij het slachtoffer in het chalet en werd de volgende dag afgelost door een andere bewaker, die een vuurwapen bij zich had. De dagen daarna werden de bewakers meerdere malen gewisseld, waarbij het vuurwapen werd doorgegeven. In de nacht van 6 december 2023 is het slachtoffer erin geslaagd om uit het chalet te ontkomen, waarna hij zich bij de Belgische politie heeft gemeld.

In onderhavige zaak ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of, en zo ja in hoeverre, de verdachte betrokken is geweest bij deze wederrechtelijke vrijheidsberoving.

3.2.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van gedachtestreepjes 1 tot en met 4.

3.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet verantwoordelijk is voor hetgeen is gebeurd voordat hij bij de feiten betrokken is geraakt. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook om de verdachte voor die te laste gelegde handelingen vrij te spreken. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

3.4.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft in de bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Feitelijke betrokkenheid verdachte

Uit de bewijsmiddelen in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte de persoon was die op 5 december 2023 naar het chalet in België is gebracht om het slachtoffer te bewaken. De verdachte is op 8 december 2023 naar de politie gegaan om aangifte te doen van bedreigingen richting hem vanuit medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft vanaf dat moment meerdere malen bij de politie verklaard over zijn aandeel in de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.

Hij zou naar eigen zeggen € 800,- betaald krijgen om op een jongen te passen die was gekidnapt. Hij heeft uiteindelijk € 100,- gekregen. Hij is met een auto naar België gebracht, waar hij als bewaker heeft opgetreden in een chalet waar het slachtoffer zich bevond. Hij heeft instructies gekregen over hoe hij het slachtoffer geboeid moest houden en uitleg gekregen over het aanwezige vuurwapen. Het slachtoffer is in de nacht van 5 op 6 december nacht ontsnapt. De verdachte heeft het vuurwapen bij het verlaten van het chalet meegenomen.

Medeplegen

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer moet worden aangemerkt als medeplegen gedurende de gehele tenlastegelegde periode van 26 november 2023 tot en met 6 december 2023.

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Voor het opzet op het medeplegen van de daadwerkelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving op 26 november 2023 is niet vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandeling zelf verrichten. De nauwe en bewuste samenwerking kan bijvoorbeeld blijken uit afspraken en taakverdelingen. Daarvan is in casu niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte voorafgaande aan of tijdens de daadwerkelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving daaraan een bijdrage heeft geleverd. Dat de verdachte vanaf 5 december 2023 het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden in een chalet nabij Turnhout (België), impliceert naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de feitelijke vrijheidsberoving in Den Haag. De verdachte zal dan ook van die onderdelen van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving worden vrijgesproken.

De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte zich vanaf 5 december 2023 schuldig heeft gemaakt aan het van de vrijheid beroofd houden van het slachtoffer. De verdachte heeft enige tijd opgetreden als bewaker van het slachtoffer in het chalet nabij Turnhout totdat het slachtoffer wist te ontsnappen in de nacht van 5 op 6 december 2023.

De verdachte wist dat er meer personen betrokken waren bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. Zo is hij samen met [medeverdachte] naar Antwerpen gereisd, heeft daar naar zijn zeggen “de grote baas” ontmoet en is door weer een andere persoon naar het chalet gebracht. In het chalet heeft hij een andere bewaker afgelost die hem nog enige instructies heeft gegeven. Het vuurwapen was nog steeds in het chalet aanwezig bij aankomst van de verdachte en de verdachte heeft verklaard dat hij dat vuurwapen en de munitie heeft meegenomen, nadat het slachtoffer was ontsnapt.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, alle handelingen zoals die zijn omschreven in de tenlastelegging welke zien op het van de vrijheid beroofd houden, aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht het medeplegen van het voortduren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.

3.5.

De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

hij in de periode van 5 december 2023 tot en met 6 december 2023 in België, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, door

- die [slachtoffer] meerdere dagen in dat (van de buitenwereld afgesloten) chalet vast te houden en

- steeds in de omgeving van die [slachtoffer] te verblijven en

- telkens te dreigen met een vuurwapen, althans die [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en

- die [slachtoffer] mee te delen dat hij mee moest werken en niet moest proberen vrij te komen, althans woorden van gelijke aard of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden (i) meldplicht bij de reclassering, (ii) ambulante behandeling, (iii) contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en (iv) meewerken aan middelencontrole.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met eventueel een deel voorwaardelijk en daarnaast een taakstraf passend is.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit

Het slachtoffer is op klaarlichte dag “aangehouden” door zich als politieagenten voordoende medeverdachten, die het slachtoffer hebben geboeid en in een auto hebben gezet. In die auto is het slachtoffer een blinddoek voorgedaan. Het slachtoffer is vervolgens ruim tien dagen onder mensonterende omstandigheden van zijn vrijheid beroofd, eerst in een loods in Barendrecht en vanaf de tweede dag in een afgelegen chalet in België. Het slachtoffer was al die tijd geboeid, werd continu bewaakt en was de eerste paar dagen geblinddoekt.

Dat de verdachte niet bij de ontvoering in Den Haag betrokken was, neemt niet weg dat hij heeft meegeholpen aan het opzettelijk wederrechtelijk beroofd houden van de vrijheid van het slachtoffer door het slachtoffer enige tijd te bewaken. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Dat het slachtoffer uiteindelijk heeft weten te ontsnappen is anders dan de verdachte stelt, niet aan hem te danken geweest, zodat de rechtbank dit ook niet in zijn voordeel weegt. Zijn bewering dat hij het slachtoffer heeft laten ontsnappen acht de rechtbank niet alleen ongeloofwaardig omdat hij dit pas in een laat stadium heeft verklaard, maar wordt vooral niet ondersteund door de verklaringen van het slachtoffer.

Het handelen van de verdachte en de medeverdachten heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en op het fundamentele recht van een mens om in vrijheid te gaan en staan waar hij wil. Daarnaast heeft dit handelen grote gevolgen gehad voor de naasten van het slachtoffer. Zij hebben meerdere dagen in onzekerheid en angst geleefd over diens welzijn en terugkeer.

Blijkens zijn slachtofferverklaring is deze gebeurtenis een zeer beangstigende en traumatische ervaring geweest voor het slachtoffer en heeft het gebeuren nog steeds een enorme impact op zijn leven. Zijn naam wordt op internet nog immer in verband gebracht met deze ontvoering, waar blijkens het dossier vermoedelijk een drugsconflict aan ten grondslag ligt, terwijl er geen enkele aanwijzing bestaat dat het ontvoerde slachtoffer zich inhield met criminele zaken. Het slachtoffer heeft zich gedwongen gevoeld te verhuizen en is continu alert op zijn omgeving.

Naast dit leed heeft de ontvoering van een onschuldige burger ook gevoelens van angst veroorzaakt in de samenleving, zoals ook blijkt uit de aandacht die deze zaak heeft gekregen in de media.

De persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van de verdachte van 24 december 2024. Daaruit blijkt niet van noemenswaardige eerdere veroordelingen.

De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapporten van 14 februari en 24 september 2024 van Stichting Reclassering Nederland. Uit de rapporten komt het beeld naar voren van een sociaal-maatschappelijk afgegleden man met problemen op verschillende leefgebieden. Er zijn zorgen over zijn (negatieve) beïnvloedbaarheid. Inmiddels is de verdachte verhuisd naar een andere buurt om meer afstand te kunnen houden tot zijn negatieve sociale netwerk. Ook is hij begonnen met een (werk)traject bij Stichting [stichting] . De verdachte heeft baat bij de ingezette ondersteuning en de reclassering adviseert het toezicht met bijzondere voorwaarden voort te zetten.

Straf

De rechtbank is van oordeel dat voor het bewezenverklaarde feit in beginsel niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van behoorlijke duur met zich brengt. Het kleinere aandeel van de verdachte ten opzichte van zijn medeverdachten en de in het reclasseringsrapport genoemde bijzondere omstandigheden maken dat de rechtbank van voornoemd uitgangspunt zal afwijken en geen gevangenisstraf zal opleggen die voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel zal uitgaan boven het reeds ondergane voorarrest. Om enerzijds de ernst van het feit te benadrukken en daarmee een signaal naar de maatschappij te geven en anderzijds het recidiverisico te beteugelen, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met de maximale taakstraf opleggen. Om te verzekeren dat de verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft, zal de rechtbank ook de voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen.

7 De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 125.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 25.000,00 aan immateriële schade en € 100.000,00, zoals de rechtbank de vordering begrijpt, aan eventuele toekomstige materiële schade.

7.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 25.000,00. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de immateriële schade, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken, dient te worden gematigd. De verdediging heeft voorts verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar de bedragen evenredig te verdelen tussen de verdachten. Ten aanzien van de overige door de benadeelde partij gevorderde schade ten bedrage van € 100.000,00 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden van het bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit psychische klachten heeft opgelopen, waarvoor hij door de huisarts is doorverwezen vanwege een vermoeden van PTSS. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding.

De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 17.000,00. Bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze bedragen variëren en zijn sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank komt tot een hoger dan gebruikelijk bedrag vanwege de (uitzonderlijk) lange duur van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van tien dagen, de omstandigheden waaronder de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden (voortdurend geboeid/gekneveld, deels geblinddoekt en onder de aanwezigheid van een vuurwapen) en de ernstige gevolgen die de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de benadeelde partij heeft gehad. De rechtbank neemt daarbij niet alleen de psychische klachten van de benadeelde partij in ogenschouw, maar ook overige gevolgen die de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de benadeelde partij heeft gehad, zoals het circuleren van zijn persoonsgegevens en een video op internet en de media aandacht voor zijn persoon. Ook weegt de rechtbank de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding en de in de literatuur gevoerde discussie over de hoogte van de immateriële schadevergoeding mee bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.

Geen hoofdelijkheid

De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij, gelet op het verschil in rol en aandeel tussen de verdachten, niet hoofdelijk toewijzen. Een hoofdelijke veroordeling zal mogelijk ingewikkeldheden meebrengen met betrekking tot het onderlinge regresrecht tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank acht het onwenselijk dat de verdachte onderling met de medeverdachten de betalingen moet regelen en/of dat de verdachte op die manier voor langere tijd aan het voldoen van een schadevergoeding kan ontkomen. Dat geldt temeer nu de Staat geen onderscheid maakt bij het innen van een dergelijke vordering. De rechtbank zal daarom de vordering per verdachte vaststellen en de verdachte veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding.

Materiële schade

De rechtbank zal het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 100.000,00 afwijzen nu deze vordering niet is onderbouwd.

Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de verdachte zich vanaf die datum schuldig heeft gemaakt aan het van de vrijheid beroofd houden van de benadeelde partij.

Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:

- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 540 (VIJFHONDERDVEERTIG) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 372 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich meldt bij Reclassering Nederland (adres: Wibautstraat 12, Amsterdam). Zolang er zorgen zijn over zijn veiligheid, zal hij worden gesproken in het kader van de meldplicht op een politiebureau. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;

- meewerkt aan diagnostisch onderzoek en laat zich laat behandelen door forensische zorginstelling Family Supporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1995;

- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik in kaart te brengen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;

geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;

veroordeelt de verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de tijd van 240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;

voorlopige hechtenis

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;

de vordering van de benadeelde partij;

wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

wijst de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij ten bedrage van € 100.000,00 af;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;

de schadevergoedingsmaatregel;

legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. G.P. Verbeek, voorzitter,

mr. N.F.R. de Rooij, rechter,

mr. F.M. Guljé, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.