7 De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 125.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 25.000,00 aan immateriële schade en € 100.000,00, zoals de rechtbank de vordering begrijpt, aan eventuele toekomstige materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 25.000,00. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de immateriële schade, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken, dient te worden gematigd. De verdediging heeft voorts verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar de bedragen evenredig te verdelen tussen de verdachten. Ten aanzien van de overige door de benadeelde partij gevorderde schade ten bedrage van € 100.000,00 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden van het bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit psychische klachten heeft opgelopen, waarvoor hij door de huisarts is doorverwezen vanwege een vermoeden van PTSS. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en ernst van de normschending zodanig is dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 17.000,00. Bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze bedragen variëren en zijn sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank komt tot een hoger dan gebruikelijk bedrag vanwege de (uitzonderlijk) lange duur van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van tien dagen, de omstandigheden waaronder de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden (voortdurend geboeid/gekneveld, deels geblinddoekt en onder de aanwezigheid van een vuurwapen) en de ernstige gevolgen die de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de benadeelde partij heeft gehad. De rechtbank neemt daarbij niet alleen de psychische klachten van de benadeelde partij in ogenschouw, maar ook overige gevolgen die de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor de benadeelde partij heeft gehad, zoals het circuleren van zijn persoonsgegevens en een video op internet en de media aandacht voor zijn persoon. Ook weegt de rechtbank de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding en de in de literatuur gevoerde discussie over de hoogte van de immateriële schadevergoeding mee bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Geen hoofdelijkheid
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij, gelet op het verschil in rol en aandeel tussen de verdachten, niet hoofdelijk toewijzen. Een hoofdelijke veroordeling zal mogelijk ingewikkeldheden meebrengen met betrekking tot het onderlinge regresrecht tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank acht het onwenselijk dat de verdachte onderling met de medeverdachten de betalingen moet regelen en/of dat de verdachte op die manier voor langere tijd aan het voldoen van een schadevergoeding kan ontkomen. Dat geldt temeer nu de Staat geen onderscheid maakt bij het innen van een dergelijke vordering. De rechtbank zal daarom de vordering per verdachte vaststellen en de verdachte veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
Materiële schade
De rechtbank zal het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 100.000,00 afwijzen nu deze vordering niet is onderbouwd.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de verdachte zich vanaf die datum schuldig heeft gemaakt aan het van de vrijheid beroofd houden van de benadeelde partij.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
9 De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 540 (VIJFHONDERDVEERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 372 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Nederland (adres: Wibautstraat 12, Amsterdam). Zolang er zorgen zijn over zijn veiligheid, zal hij worden gesproken in het kader van de meldplicht op een politiebureau. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- meewerkt aan diagnostisch onderzoek en laat zich laat behandelen door forensische zorginstelling Family Supporters of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1995;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik in kaart te brengen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van 240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij ten bedrage van € 100.000,00 af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2025.