Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling dat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van het Unierecht. De staatssecretaris heeft dit vastgesteld bij besluit van 27 oktober 2021 (het primaire besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 juni 2022 heeft de staatssecretaris het namens eiseres ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden. Eiseres heeft hier op 10 november 2023 bezwaar tegen gemaakt, wat door de staatssecretaris op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is doorgezonden als beroepschrift
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, F. de Vries (hulpverlener van eiseres) en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de vaststelling van de staatssecretaris dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Op grond van artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) dient een bezwaar- of beroepschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Awb, binnen vier weken te worden ingediend.
4.1.
Uit de door de staatssecretaris na afloop van de zitting overgelegde uitdraai (afkomstig uit het interne verzendsysteem) blijkt dat het bestreden besluit op 7 juni 2022 naar eiseres is verzonden. Namens eiseres is op 10 november 2023 pro forma beroep ingesteld. De rechtbank stelt vast dat er daarmee sprake is van een termijnoverschrijding van iets meer dan een jaar en vijf maanden.
4.2.
Een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.1 Het niet tijdig indienen van een beroepschrift kan niet aan de indiener worden toegerekend als deze daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is in ieder geval zo als moet worden vastgesteld dat er een duidelijke verhindering voor de indiener was om tijdig beroep in te stellen. Daarnaast biedt de term “redelijkerwijs” de bestuursrechter enige ruimte om ook in gevallen waarin sprake is van een slechts geringe verwijtbaarheid met betrekking tot de termijnoverschrijding, deze niet aan de indiener toe te rekenen. Of sprake is van een geringe verwijtbaarheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.3.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding wegens haar bijzondere kwetsbare situatie niet aan haar kan worden toegerekend. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een brief van UnLimited Buitengewone hulpverlening overgelegd. Ook heeft de ondergetekende van de brief, tevens huidige hulpverlener van eiseres, ter zitting een verdere toelichting gegeven. Hieruit blijkt dat eiseres psychisch en fysiek kwetsbaar is. Eiseres kampt al jaren met verslavingsproblematiek en is als gevolg hiervan meermaals slachtoffer geweest van misbruik, mishandeling en (andere) onveilige situaties. Ook heeft eiseres verschillende strafrechtelijke incidenten op haar naam staan. Op het moment dat het primaire besluit werd genomen heeft de gemeente direct haar bijstandsuitkering stopgezet. Als gevolg hiervan is eiseres in januari 2022 uit haar toenmalige woning ( [adres] ) gezet. Eiseres is op straat beland en door haar psychische kwetsbaarheid teruggevallen in haar oude gewoontes. Zij was op dat moment enkel bezig met overleven. Vervolgens is eiseres in een (financiële) afhankelijkheidsrelatie terecht gekomen van een meneer uit Ezinge. De hulpverlening spreekt in dit kader van een instabiele en onveilige situatie. Er zouden meerdere (gewelds)incidenten hebben plaatsgevonden en ook zou haar telefoon telkens worden afgepakt of stukgemaakt waardoor zij slecht bereikbaar is. Na een lange periode van wantrouwen is eiseres inmiddels goed in beeld bij de hulpverlening en is er een vertrouwensband opgebouwd met de huidige hulpverlener van eiseres. Hierdoor is het eiseres ook gelukt om eind 2023 contact op te nemen met een gemachtigde, waarna de gemachtigde direct beroep heeft ingesteld. Eiseres voert aan dat het voor haar gezien de hiervoor omschreven bijzondere persoonlijke omstandigheden niet mogelijk was om binnen de beroepstermijn beroep in te stellen.
4.4.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een aanmerkelijke termijnoverschrijding die niet verschoonbaar is. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit verzonden naar het adres waarop eiseres volgens het Basisregistratie persoonsgegevens op dat moment stond ingeschreven ( [adres] ). Volgens de staatssecretaris is het aan eiseres om hem op de hoogte te stellen van een alternatief adres waar zij wel of beter te bereiken zou zijn. Eiseres heeft dit niet gedaan. De brief van UnLimiteD Buitengewone hulpverlening maakt dit naar het oordeel van de staatssecretaris niet anders. Ook heeft eiseres naar het oordeel van de staatssecretaris niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar medische toestand niet in staat is geweest een adreswijziging door te geven of dat dit in de weg heeft gestaan aan de mogelijkheid om tijdig beroep in te stellen.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het college van het Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een uitspraak gedaan over de beoordeling van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarin is het beoordelingskader verruimd. Kort gezegd is in die uitspraak bepaald dat meer rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte, ongeval van de indiener, ziekte of overlijden van iemands naasten of extreme omstandigheden. Als er een duidelijke verhindering was, is het niet tijdig indienen van een beroepschrift niet verwijtbaar en kan dit niet aan de indiener worden toegekend. Maar ook bij geringe verwijtbaarheid is er ruimte om de termijnoverschrijding niet aan de indiener toe te rekenen. Dit dient per individueel geval beoordeeld te worden, waarbij de context van belang is.
4.6.
Ter beoordeling van de bijzondere omstandigheden in het geval van eiseres acht de rechtbank de door eiseres overgelegde brief van UnLimiteD Buitengewone hulpverlening en de ter zitting gegeven toelichting van de hulpverlener van eiseres van doorslaggevend belang. De rechtbank ziet in het licht van de recente uitspraak van het CBb en de in rechtsoverweging 4.3. geschetste bijzondere omstandigheden aanleiding om te oordelen dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres is toe te rekenen. Dit ondanks een geringe verwijtbaarheid aan de kant van eiseres ten aanzien van het doorgeven van haar op dat moment huidige verblijfsplaats. De rechtbank acht de termijnoverschrijding in het geval van eiseres daarom verschoonbaar.
Niet-ontvankelijkheidsverklaring bezwaar
5. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De staatssecretaris had na de constatering dat er geen gronden van bezwaar zijn ingediend eerst moeten bekijken waarom dit in het geval van eiseres niet is gebeurd. De staatssecretaris had hier in het geval van eiseres extra alert op moeten zijn nu de Vreemdelingenpolitie, nadat zij het primaire besluit op 12 maart 2022 in persoon aan eiseres hebben uitgereikt, noodzaak heeft gezien om namens eiseres een gemachtigde in te schakelen om namens eiseres bezwaar in te stellen. Bovendien heeft deze gemachtigde zich vervolgens onttrokken, omdat hij niet in contact kon komen met eiseres.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Vaststaat dat er geen bezwaargronden door eiseres zijn ingediend. Het feit dat de Vreemdelingenpolitie heeft geregeld dat eiseres in de bezwaarprocedure een gemachtigde toegewezen heeft gekregen, toont juist zorgvuldigheid.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit van 27 oktober 2021 op 12 maart 2022 door de Vreemdelingenpolitie in persoon aan eiseres is uitgereikt. Vervolgens heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres op 11 april 2022 pro forma bezwaar ingediend. Op 28 april 2022 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres aangegeven zich terug te trekken uit de procedure. Op 12 mei 2022 heeft de staatssecretaris een herstelverzuim voor de bezwaargronden naar eiseres verstuurd, maar deze is retour afzender gekomen. Ter zitting is aangegeven dat dit herstelverzuim naar het adres aan [adres] is verzonden.
5.3.
Niet in geschil is dat eiseres geen gronden van bezwaar heeft ingediend. Het niet indienen van die gronden van bezwaar komt in beginsel voor rekening en risico van eiseres. In dit geval bestaat er echter aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres psychisch en fysiek kwetsbaar is. Nadat het primaire besluit is genomen, is de bijstandsuitkering van eiseres stopgezet als gevolg waarvan eiseres korte tijd later op straat belandde en terugviel in een situatie waarin haar verslaving en overleven de meeste prioriteit hadden. Aangenomen mag worden dat dit gelet op haar kwetsbaarheid het uiterste van haar energie en aandacht zal hebben gevergd. Van belang is verder dat in de omstandigheden waarin eiseres toentertijd verkeerde de Vreemdelingenpolitie kennelijk aanleiding heeft gezien om voor haar een gemachtigde in te schakelen. Dit kan worden gezien als een aanwijzing dat eiseres gelet op haar kwetsbaarheid niet in staat werd geacht zelf de benodigde beslissingen te nemen en daarop te handelen. Deze gemachtigde heeft op enig moment geconstateerd dat er geen contact meer was te krijgen met eiseres waarna de gemachtigde zich heeft teruggetrokken. Het gevolg hiervan was dat de staatssecretaris een herstelverzuimbrief naar het adres [adres] – waar eiseres dus feitelijk niet meer woonachtig was – heeft verstuurd en er daarna geen gronden zijn ingediend. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de omstandigheden waarin eiseres verkeerde van zodanige aard zijn dat het niet indienen van de gronden van bezwaar niet voor haar rekening en risico dient te komen. Dat betekent dat haar opnieuw een termijn moet worden geboden om gronden van bezwaar in te dienen.
6. Gezien voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De materiële beroepsgronden, waaronder het gestelde duurzame verblijfsrecht van eiseres als gemeenschapsonderdaan en de stelling dat zij dit niet door afwezigheid uit Nederland heeft verloren, blijven daarom onbesproken.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, draagt de rechtbank de staatssecretaris op om eiseres een nieuwe termijn te bieden voor het indienen van gronden van bezwaar alvorens een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
8. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750,00, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 875,00 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).
Beslissing
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- -
veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.