3.1.
[stichting] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. de huurovereenkomst te ontbinden;
en [gedaagde] te veroordelen om:
2. het gehuurde te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van [stichting] te stellen en te laten;
3. aan [stichting] € 2.936,60 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.634,16;
4. aan [stichting] de nog te vervallen huurpenningen vanaf de maand juli 2023, thans bedragende € 526,86, of zoveel als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
5. aan [stichting] de schadevergoeding wegens huurderving na ontbinding van de huurovereenkomst een bedrag ad € 526,86, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde] na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt;
6. de kosten van deze procedure te betalen.
3.2.
[stichting] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het volgende ten grondslag. Uit artikel 4 van de huurovereenkomst volgt de verplichting voor [gedaagde] om de huurprijs tijdig te voldoen aan [stichting] . [gedaagde] is sinds februari 2023 in gebreke gebleven om de verschuldigde huurpenningen voor de woonruimte tijdig te voldoen. Met het niet betalen van de huurpenningen schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de huurovereenkomst en is hij in verzuim gekomen, zodat zij ook aanspraak maakt op de wettelijke rente ter hoogte van € 15,59 (berekend tot de datum van de dagvaarding) en de buitengerechtelijke incassokosten die door [stichting] worden begroot op € 286,85 incl. BTW.
3.3.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Hij voert aan dat [stichting] heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde door relevante stukken niet tijdig in het geding te brengen. Hierdoor kan de juistheid van de stellingen van [stichting] niet gecontroleerd worden. Hij betwist dan ook dat er een huurachterstand is. Verder betwist [gedaagde] in gebreke te zijn gesteld door [stichting] dan wel facturen van haar te hebben ontvangen. Daarmee betwist [gedaagde] in verzuim te verkeren en daarmee geen wettelijke rente verschuldigd te zijn. Indien een eventuele vordering van [stichting] op [gedaagde] wordt toegewezen, dan dient deze te worden gematigd tot hetgeen redelijk is voor het leveren van de inspanningen om het geschil buiten rechte op te lossen. [stichting] heeft niet aangetoond dat enige omzetbelasting bij haar in rekening is gebracht waardoor deze vordering moet worden afgewezen. Tevens heeft [stichting] niet voldaan aan enige verplichtingen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening ten aanzien van de meldplicht van huurachterstanden bij schuldhulpverlening. Daarom dient de vordering tot ontbinding en ontruiming van [stichting] te worden afgewezen. Tot slot voert hij aan dat zijn tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt en dat [stichting] daarbij ook geen belang heeft, gelet op het volgende. [gedaagde] heeft zich vrijwillig aangemeld bij Schuldhulpverlening van de gemeente Zoeteremeer vanwege persoonlijke omstandigheden en krijgt nu budgetbeheer. Die aanvraag is om onduidelijke redenen, maar in ieder geval buiten zijn schuld, blijven liggen tot 29 juni 2023. Inmiddels helpt Stichting CAV [gedaagde] met zijn financiën waarbij de budgetbeheerder de betalingen zal verrichten. Sinds 1 augustus 2023 is er een budgetplan waarmee [gedaagde] de lopende huur kan voldoen en een eventuele schuld kan gaan aflossen.