2 De feiten
2.1.
IPC is een Amerikaanse fabrikant van onder meer koelboxen, koeltassen, drankkoelers en bijbehorende accessoires. IPC is een dochteronderneming van het in Zweden gevestigde Dometic Group AG (hierna: Dometic).
2.2.
IPC is houdster van onder meer de hieronder weergegeven merkregistraties (hierna tezamen: de IGLOO-merken) die zij gebruikt ter aanduiding en onderscheiding van haar producten (hierna: de IGLOO-producten):
- -
het Benelux(woord)merk 'IGLOO' met registratienummer 310252, geregistreerd op 1 oktober 1972 (aanvraagdatum 12 april 1972) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 11, 18 en 28;
- -
het Unie(woord)merk 'IGLOO' met registratienummer 8679771, geregistreerd op 19 mei 2010 (aanvraagdatum 11 november 2009) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 9, 11 en 25;
- -
het Unie(woord)merk 'IGLOO' met registratienummer 9204686, geregistreerd op 2 december 2010 (aanvraagdatum 25 juni 2010) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 9, 11, 21 en 25;
- -
het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 12875514, geregistreerd op 8 oktober 2014 (aanvraagdatum 15 mei 2014) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 11 en 21:
- het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 1283623, geregistreerd op 27 november 2015 (op basis van een internationale merkaanvraag) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21;
- het hieronder afgebeelde Unie(woord/beeld)merk met registratienummer 18225875, geregistreerd op 25 september 2020 (aanvraagdatum 15 april 2020) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 18, 20, 25 en 35;
- -
het Unie(woord)merk 'PLAYMATE' met registratienummer 18134463, geregistreerd op 29 januari 2020 (aanvraagdatum 9 oktober 2019) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21;
- -
het Unie(woord)merk 'TRAILMATE' met registratienummer 15226418, geregistreerd op 29 augustus 2016 (aanvraagdatum 17 maart 2016) en ingeschreven voor waren en diensten in klasse 21.
2.3.
Blijkens een door haar overgelegd uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is Coolers een in 2006 opgerichte groothandel in witgoed en koelboxen.
2.4.
Sinds haar oprichting verkoopt Coolers hoofdzakelijk IGLOO-producten aan zowel consumenten als zakelijke afnemers.
2.5.
Vanaf 2006 kocht Coolers de IGLOO-producten in bij Igloo GmbH, de in Duitsland gevestigde dochtervennootschap van IPC. Igloo GmbH heeft haar activiteiten rond 2010 gestaakt. Vanaf dat moment is Coolers de IGLOO-producten direct van IPC (in de VS) gaan betrekken.
2.6.
Vanaf 2011 is de relatie tussen Coolers en IPC geïntensiveerd en hebben partijen hun bestendige praktijk voortgezet op basis van een mondelinge distributieovereenkomst (hierna: de distributieovereenkomst). Met de jaren heeft Coolers haar afzetmarkt uitgebreid en is zij via verschillende verkoopkanalen actief geworden in zeventien landen in Europa, waaronder Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. Daartoe maakt zij gebruik van verschillende D2C (distributor to consumer) kanalen, waaronder Bol.com, Amazon en de volgende websites <www.iglookoelboxen.nl>, <www.iglookoelboxen.be>, <www.iglookuehlboxen.at>, <www.glacieres-igloo.fr> en <www.iglookuehlboxen.de>. Coolers is houdster van de hiervoor genoemde domeinnamen (hierna: de Igloo-domeinnamen).
2.7.
Op de via die Igloo-domeinnamen te bereiken websites, alsmede in andere commerciële uitingen op verkoopplatforms zoals Marktplaats en Bol.com en op haar sociale media accounts (Youtube, Facebook en Instagram), maakte Coolers – met medeweten van IPC – (veelvuldig) gebruik van de IGLOO-merken, ook als onderdeel van haar statutaire naam en handelsnaam ('Igloocoolers' en 'Igloo Coolers Europe'), en presenteerde zij zich als (officiële) distributeur van IGLOO-producten.
2.8.
In 2021 is [naam 1] (hierna: [naam 1] ) in dienst getreden bij IPC in de functie van 'Head of EMEA sales'. Onder leiding van [naam 1] streefde IPC ernaar om haar verkoopbeleid in Europa aan te passen, onder meer door de activiteiten van verschillende, aan te stellen exclusieve distributeurs te stroomlijnen en door te overwegen om in bepaalde regio's, waaronder Nederland, de verkoop zelf in handen te nemen.
2.9.
Bij beide partijen bestond op enig moment de wens om de mondelinge afspraken over hun distributierelatie schriftelijk vast te leggen. Op 7 juni 2021 stuurde IPC daartoe een conceptdistributieovereenkomst aan Coolers ter beoordeling en voor verdere onderhandelingen.
2.10.
Op 17 september 2021 heeft Dometic de aandelen in IPC overgenomen van Acon Investments.
2.11.
Bij e-mail van 26 november 2021 heeft de advocaat van Coolers een versie van de conceptdistributieovereenkomst, voorzien van opmerkingen, aanvullingen en wijzigingen (zichtbaar in track changes), aan IPC teruggestuurd. Coolers was onder meer niet akkoord met de door IPC in die conceptovereenkomst opgenomen (i) looptijd van twee jaar, (ii) de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging, (iii) de opzegtermijn van 90 dagen, (iv) de gebieden waar Coolers als (al dan niet exclusief) distributeur actief mocht zijn en (v) de mogelijkheid voor IPC om de door Coolers te verkopen IGLOO-producten en de door haar te bedienen (geografische) gebieden (eenzijdig) te wijzigen. De advocaat van Coolers deed het volgende voorstel voor een bepaling die de opzegging van de overeenkomst regelt:
2.12.
De onderhandelingen over de conceptdistributieovereenkomst zijn niet lang hierna beëindigd, omdat partijen het over onder meer voornoemde punten niet eens konden worden. Partijen hebben de samenwerking vervolgens voortgezet op basis van de (eerder gesloten) mondelinge distributieovereenkomst.
2.13.
In de periode 2022 tot en met maart 2023 hebben partijen meerdere discussies gevoerd over onder meer (i) het gebruik door Coolers van de IGLOO-merken als onderdeel van een door Coolers gebruikt logo en als onderdeel van de statutaire naam en handelsnaam van Coolers, (ii) het verkopen door Coolers van producten van andere merken in de via haar Igloo-domeinnamen te bereiken webshops en (iii) Coolers' afhankelijkheid van IPC. Deze discussies vonden plaats per e-mail waarbij IPC werd vertegenwoordigd door [naam 1] en Coolers door [naam 5] (commercieel directeur van Coolers, hierna: [naam 5] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), die vanaf januari 2023 als manager bij Coolers in dienst is getreden. Zo stuurt [naam 1] bij e-mail van 18 februari 2022 aan [naam 5] :
"As a distribution partner you should have diversified into other ranges years ago, this would allow you to reduce your dependency on any one range and give you a stronger product portfolio that you can then leverage to get more placements in store or get appointments in front of buyers and less reliance on one partner. You are the only distributor that I have ever come across, in over 25 years of doing distributor sales, that has really focused all their energies into one range and I don’t think it is a clever thing to have done."
2.14.
Bij brief van 31 maart 2023 (hierna: de opzeggingsbrief) heeft IPC aan Coolers kenbaar gemaakt dat zij de samenwerking met Coolers wilde opzeggen. In deze brief staat, voor zover relevant, het volgende:
"Igloo Products Corp. ("Igloo") has made the decision to terminate the sales representative relationship between Igloocoolers BV and Igloo effective October 31, 2023. In lieu of a written contract between you and Igloo, we are providing a good faith notice of six months to permit you to sell any current inventory. Any current orders in our system will be processed and shipped as per your instructions. No new orders will be accepted.
Following the Termination Date, we demand that you cease using the Igloo logos and displaying Igloo products on your websites. Further, we request the destruction of any marketing materials immediately."
2.15.
Op 3 mei 2023 hebben partijen met elkaar hierover gesproken op het kantoor van Coolers. Bij dat gesprek waren namens IPC [naam 1] , [naam 3] (vice president and general manager international van IPC, hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (CEO van IPC, hierna: [naam 4] ) aanwezig.
2.16.
Bij e-mail van 4 mei 2023 berichtte [naam 2] aan [naam 1] het volgende:
"Summary agreements:
- We will no longer use the manipulated logo, may continue to use the Igloo logo since we are distributors, and we sell the products
- That we receive your timeline for your plans for D2C in the very near future, no later than Monday.
- That you will launch D2C in phases, but we can continue to sell during this transition, which could take 1 to 2 years.
- We need time to change our company's strategy, [naam 4] said he understands this
- We can continue to place purchase orders; you will continue to deliver, and we will have full support from [naam 3]
- The letter will stand until there is more clarity about the partnership"
2.17.
Op 5 mei 2023 heeft nog een bespreking plaatsgevonden waarbij onder meer [naam 1] , [naam 3] en [naam 2] aanwezig waren.
2.18.
Per e-mail van 5 mei 2023 berichtte [naam 1] , voor zover relevant, het volgende aan [naam 2] :
" To clarify the points mentioned during the meeting:
Thank you for stopping the use of the altered Igloo logo, you may continue to use the standard, unedited Igloo for your websites.
We are proposing that you will be able to continue to run your D2C sites in Europe until the end of 2024 but we would need the look and feel of these sites to become more like the Igloo website, and it may also involve some changes to the product mix on sale.
From the start of January 2024, we will start working with Amazon in Europe directly through our own team. We are proposing that you can continue to supply Amazon until the end of 2023. We would want to get immediate access to your Amazon system so that we can start to review the Amazon business to prepare ourselves for when we take over supply.
We are proposing that you could become our P&I partner for Igloo in Europe. This would give you a contract to supply dual-branded items in the corporate gift and premium incentive markets.
All social media channels focused on Igloo need to close. You have also ready said that within two weeks these will have a new logo and will focus away from Igloo as a main product range
We would also need you, and [naam 6] , to think about what the residual value of your D2C business would be when the contract ends. We would like to receive a reasonable offer for access to the data
If these items are agreeable then we will issue the relevant contracts and once these are signed, then we will retract the cancellation of your contract for the purpose of continuing a relationship based on the contracted services."
2.19.
[naam 2] stuurde op 9 mei 2023, voor zover relevant, de volgende reactie aan [naam 1] , die laatstgenoemde aan [naam 2] op 10 mei 2023 voorzien van zijn opmerkingen in rood retourneerde:
"D2C - We will continue to provide D2C until at least the end of 2024. You mention that the look and feel of our webshop should become more like the Igloo website. In any case, we will not put any more time and money into adjusting this. Of course, if there are small adjustments we would like to make.[ST Says:] understood, anything we would ask would be cosmetic and minor in nature and we can advise of any changes once we are in agreement and contracts are signed
Amazon - we will deliver to Amazon this year and from 2024 you will do it yourself.
What assortment will you carry at Amazon?[ST Says:] we will decide our range based on your sales data, Amazons demand figures, plus the ranging that we want to see on Amazon."
2.20.
Op 16 mei 2023 stuurde [naam 2] onder meer het volgende bericht aan [naam 1] en [naam 3] :
"We have agreed that deliveries will continue and we can continue to send purchase orders to continue to serve our customers. You have indicated to confirm this by email.
As indicated, our Amazon account is not an Igloo account and contains a lot of valuable data for us.
We will use this data ourselves for the future of our business.
If you guys are interested in this we can approach it in the same way as our D2C."
2.21.
Op 24 mei 2023 zond [naam 3] het volgende per e-mail aan [naam 2] :
"As a follow up to our call, attached is an extension letter to confirm the two channels we have agreed to continue moving forward with. The timeframe and channels are outlined in the attached document.
Once you have agreed and signed the attached document, you can start to place orders to continue to support the sales within these channels."
2.22.
De in de hiervoor weergeven e-mail genoemde "extension letter", gedateerd 22 mei 2023 (hierna: de Marketplace Limited Extension Letter), luidt, voor zover relevant, als volgt:
"As you know, on March 31, 2023, Igloo Products Corp. ("Igloo") made the decision to terminate the sales representative relationship between Igloocoolers BV ("ICE") and Igloo effective October 31, 2023. In light of the termination, Igloo notified ICE that no new orders will be fulfilled.
Notwithstanding the termination, Igloo has agreed grant to ICE the limited right to sell products manufactured and sold by Igloo (the "Products") in the Direct-to-Consumer marketplace until December 31, 2024 and Amazon marketplace until December 31, 2023 in Europe (the "Territory"). Igloo shall agree to supply the Products to ICE for sale in the Territory at the current prices until the respective termination dates and it will permit ICE to sell any inventory on hand on the termination date for sixty (60) days thereafter (the "Sell Off Period"). Following the Sell Off Period, ICE shall dispose of or donate any unsold Products."
2.23.
Bij e-mail van 26 mei 2023 stuurt [naam 2] het volgende aan [naam 3] :
"[…] it was discussed that we can place orders and you will deliver them. There was no discussion of terms and conditions or any contract at all.
I would therefore like to point out to you that under Dutch Law a reasonable notice period should apply, given our years of cooperation.
The notice period will start on 2023-03-31 (date of the termination letter) and a reasonable period is 2 years, therefore our cooperation will end on 2025-03-31.
Until this date you have an obligation to supply under the same previous conditions."
2.24.
[naam 3] stuurt op 31 mei 2023 de volgende reactie aan [naam 2] , waarbij hij – bij wijze van samenvatting – een aantal punten genoemd in zijn e-mails van 5 mei (zie 2.18) en 10 mei (zie 2.19) nogmaals weergeeft:
“I am very surprised by your email on Friday May 26. If you follow the email chain below, we had outlined the go forward plan. You had agreed to all the conditions.
We provided an extension letter (contract) on May 5 to outline the agree upon points.
If you do not feel comfortable with signing the contract, we are ok with that as long as you confirm by email to the terms outlined below which you have agreed to already."
2.25.
[naam 2] stuurt per e-mail van 2 juni 2023 het volgende aan [naam 3] :
“As written in my previous email, you should give reasonable notice given our long-standing cooperation. By not accepting new orders and thus not fulfilling your delivery obligation under the same conditions, you have been violating the law for 2 months now."
2.26.
Op 22 juni 2023 heeft Coolers een bestelling geplaatst bij IPC voor een bedrag van USD 41.480,86.
2.27.
Bij brief van 30 juni 2023 zendt de advocaat van IPC het volgende aan Coolers:
"We hereby notify you that the termination letter dated 31 March 2023 remains valid and in full effect, unless Igloocoolers accepts the 'Marketplace Limited Extension' document shared on May 22, 2023 in which case the legal relationship will be continued for only the two channels mentioned in that document for the duration set out therein. In case of acceptance of the 'Marketplace Limited Extension' document, the letter dated 31 March 2023 will be effective in respect of the other channels not mentioned in the 'Marketplace Limited Extension' document, meaning those channels not mentioned will be terminated with effect from 31 October 2023. This offer remains valid until 15 July 2023, after which it will expire."
2.28.
Per brief van 4 augustus 2023 bericht de advocaat van IPC onder meer het volgende aan Coolers:
"In response to our letter dated 30 June 2023, we unfortunately did not hear from you. We deduce from this that you do not wish to take up client's offer to continue working for the client in other ways, as described in the proposal of 22 May 2023. As previously announced, this means that the termination as made by letter of 31 March 2023 remains in force, meaning that the distribution agreement ends as of November 2023."
2.29.
Bij brief van 10 augustus 2023 reageert de advocaat van Coolers onder meer als volgt aan het adres van de advocaat van IPC:
"[…] Igloocoolers cannot accept the terms included in the Marketplace Limited Extension. Igloocoolers can also - without any form of alternative compensation - not accept a notice period shorter than 21 months."
2.30.
Bij e-mail van 14 augustus 2023 van Coolers aan IPC schrijft [naam 5] onder meer het volgende:
"And even if Igloo stop sending shipments (which is not allowed) we have two
warehouses full of Igloo stock. So it is enough to keep supplying our customers in
2024 at any price we want."
2.31.
Bij e-mail van 15 augustus 2023 heeft [naam 1] aan [naam 2] een overzicht van openstaande facturen gezonden.
2.32.
De advocaat van IPC heeft bij brief van 24 augustus 2023 gericht aan de advocaat van Coolers, Coolers gesommeerd om de openstaande facturen te voldoen. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
"On behalf of IPC I request and summon your client to pay the outstanding amount immediately at the latest within 14 days from today, failing which IPC feels free to dissolve the cooperation with your client with immediate effect."
2.33.
Per e-mail van 25 augustus 2023 heeft [naam 2] het volgende aan [naam 1] bericht:
"as you know, we are currently in a legal dispute and have reserved payments for the time being."
2.34.
Bij e-mail van 20 september 2023 heeft de advocaat van Coolers onder meer het volgende aan de advocaat IPC gezonden:
"Uit uw brief kan worden afgeleid dat IPC vasthoudt aan haar stelling dat zij de overeenkomst regelmatig zou hebben opgezegd. Zoals toegelicht in mijn brief van 10 augustus jl. heeft IPC de duurovereenkomst tussen haar en cliënte onregelmatig opgezegd, nu ten onrechte geen opzegtermijn in acht is genomen. IPC heeft in de opzeggingsbrief van 31 maart 2023 expliciet aangegeven dat geen nieuwe orders mochten worden geplaatst en dat enkel een uitlevertermijn werd gegund tot eind oktober 2023.
Feit is dat cliënte door toedoen van IPC schade lijdt en heeft geleden, doordat IPC de overeenkomst per direct heeft opgezegd. Zoals reeds vermeld bestaat deze schade onder meer uit misgelopen inkomsten en gemaakte kosten wegens het gedwongen moeten zoeken naar een nieuw product en leverancier en het ontwikkelen van een nieuwe branding. Op basis van een voorlopige inschatting bedraagt de schade van cliënte in ieder geval EUR 1.743.000,-. […]
Voor wat betreft de openstaande facturen beroept cliënte zich op opschorting c.q. verrekening. Cliënte zal deze op dit moment dan ook niet voldoen, zoals reeds door Igloocoolers aan IPC bericht per e-mail van 25 augustus 2023."
2.35.
Bij brief van 13 oktober 2023, gericht aan de advocaat van Coolers, heeft de advocaat van IPC de distributieovereenkomst ontbonden. Die ontbindingsbrief vermeldt onder meer het volgende:
"Gezien het feit dat uw cliënte sinds 23 april 2023 in verzuim is en dit verzuim niet heeft gezuiverd nadat zij daartoe meerdere keren in de gelegenheid is gesteld, ontbindt cliënte de rechtsbetrekking voor de toekomst zodat over en weer geen verbintenissen meer bestaan per dagtekening van deze brief. Zoals reeds uiteengezet komt uw cliënte ook geen beroep op opschorting toe aangezien uw cliënte zelf in verzuim is en, los daarvan, niet bevoegd is om op te schorten aangezien niet is voldaan aan de vereisten daarvan. […]
Het vorenstaande betekent dat IPC het thans volledig uitstaande bedrag ad USD 525.892,04 onverwijld vordert van uw cliënte."
2.36.
Coolers is na de opzeggingsbrief van 31 maart 2023 gestart met een wijziging van haar bedrijfsmodel, naar een bedrijfsinrichting die haar in staat stelt haar omzet (ook) te halen uit de verkoop van vergelijkbare producten van andere merken. Zij heeft onder meer ingezet op de verkoop van door haar zelf ontwikkelde koeltassen, koelboxen en bijbehorende accessoires die zij in de markt zet onder de (merk)naam 'Steamy' (hierna: de Steamy-producten). Daarvoor maakt Coolers onder meer gebruik van een website die is te raadplegen via de domeinnaam <www.steamycool.nl>. Coolers treedt in dat verband naar buiten onder de handelsnaam 'SteamyCool' (en/of daaraan verwante namen).
2.37.
Naast het op de markt brengen van de Steamy-producten richt Coolers zich sinds april 2023 eveneens op het (leeg)verkopen van haar voorraad IGLOO-producten. Voor de verkoop daarvan maakt Coolers gebruik van onder meer de hiervoor onder 2.6 genoemde websites en verkoopplatforms. Coolers verwacht tegen het eind van dit jaar (2024) de resterende voorraad IGLOO-producten grotendeels verkocht te hebben.
2.38.
Nadat IPC had vastgesteld dat Coolers, ook na het inleiden van onderhavige bodemprocedure, het gebruik van de IGLOO-merken op haar websites, op verkoopplatforms, in brochures en in (andere) rechtstreekse communicatie aan klanten voortzette, heeft zij Coolers tevens in een kortgedingprocedure betrokken. Daarin vorderde IPC – kort gezegd – een verbod voor Coolers om inbreuk te maken op de IGLOO-merken. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij uitspraak van 18 juli 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:11317) die vorderingen afgewezen. Daartoe heeft zij onder meer het volgende overwogen:
"4.9 Anders dan IPC betoogt, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het merken- en handelsnaamrechtelijke geschil dat in deze kortgedingprocedure voorligt, niet los worden gezien van het geschil tussen partijen over (de rechtsgeldigheid/rechtmatigheid van) de opzegging/ontbinding van de distributieovereenkomst, zoals aan de orde in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure (zie hiervoor onder 2.9). Weliswaar zijn partijen het erover eens dat de distributieovereenkomst feitelijk door IPC is beëindigd, in die zin dat Coolers geen IGLOO-producten meer van IPC kan betrekken. Die vaststelling dwingt echter niet tot de conclusie dat IPC de distributieovereenkomst (juridisch) rechtsgeldig heeft beëindigd, althans dat die beëindiging ten tijde van de in deze procedure door IPC gestelde inbreuken op de IGLOO-merken effectief was. Dat Coolers zich (inmiddels) zou hebben neergelegd bij de conclusie dat de distributieovereenkomst met ingang van 31 oktober 2023 is geëindigd (of zelfs eerder, zoals door IPC ter zitting gesuggereerd), is de voorzieningenrechter op basis van de in deze kortgedingprocedure gewisselde stukken niet gebleken. Coolers heeft ter zitting juist benadrukt dat van inbreuk op de IGLOO-merken geen sprake is omdat de distributieovereenkomst, althans de daarmee samenhangende licentie, nog altijd niet geëindigd is.
4.10.
Indien en voor zover van een rechtsgeldige opzegging dan wel ontbinding van de distributieovereenkomst (en de daarmee samenhangende licentie) door IPC (nog) geen sprake zou zijn, kan IPC aan Coolers geen rechten ontzeggen die laatstgenoemde aan die distributieovereenkomst (en licentie) kan ontlenen, zoals de toestemming van IPC om de IGLOO-merken (intensief) te gebruiken. De ter zitting door IPC geponeerde stelling dat een eventuele onrechtmatige opzegging/ontbinding door IPC enkel zou kunnen leiden tot een schadevergoedingsplicht jegens Coolers, kan om die reden niet zonder meer (en overigens zonder nadere kennis van de standpunten van partijen in de bodemprocedure) als (voorshands) juist worden aanvaard.
4.11.
De voorzieningenrechter kan dus niet vaststellen of en, zo ja, per wanneer, de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst die vanaf 2006 tussen hen bestond, is geëindigd. Bij die stand van zaken kan de voorzieningenrechter evenmin vaststellen dat Coolers op dit moment inbreuk maakt of heeft gemaakt op de IGLOO-merken. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om – vooruitlopend op de reeds aanhangige bodemprocedure – het als voorlopige voorziening gevorderde inbreukverbod toe te wijzen."
4 De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1.
De – overigens door partijen niet bestreden – (internationale en relatieve) bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van het geschil in conventie vloeit ten eerste voort uit artikel 4 Brussel I Bis-Vo6 en artikel 99 Rv, aangezien Coolers is gevestigd in het arrondissement Den Haag.
4.2.
Voor zover de vorderingen van IPC zijn gegrond op haar Unie- en Beneluxmerken, volgt de bevoegdheid van de rechtbank – gelet op de vestigingsplaats van Coolers – uit de artikelen artikel 123 lid 1 in samenhang bezien met artikel 124 onder a en artikel 125 lid 1 UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, respectievelijk artikel 4.6 lid 1 BVIE. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot het grondgebied van alle lidstaten van de Europese Unie (voor zover het gaat om inbreuk op de Uniemerken) respectievelijk de Benelux (voor zover het gaat om inbreuk op de Beneluxmerken).
4.3.
De bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van het geschil in reconventie is gebaseerd op artikel 8 punt 3 Brussel I Bis-Vo.
4.4.
Partijen gaan beide uit van een beoordeling van de vorderingen op basis van het Nederlands recht. Voor zover daaruit niet reeds een (expliciete) rechtskeuze voor de toepassing van het Nederlands recht kan worden afgeleid, volgt uit artikel 4 lid 1 onder f Rome I7 dat de distributieovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de distributeur zijn gewone verblijfplaats heeft. De vorderingen die verband houden met verbintenissen die voortvloeien uit de distributieovereenkomst moeten dus naar Nederlands recht worden beoordeeld. Dat geldt ook voor zover de reconventionele vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad, maar dan op basis van de regels van Rome II8. Volgens de in artikel 4 lid 1 van die verordening neergelegde hoofdregel is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing. Ook dat is in dit geval Nederland, zo zijn partijen en de rechtbank eens.
4.5.
Dat Nederlands recht, waarvan het BVIE en de UMVo integraal onderdeel uitmaken, van toepassing is op de (vermeende) inbreuk op de IGLOO-merken door Coolers volgt uit artikel 8 Rome II en artikel 129 UMVo.
Ontbinding en opzegging (conventie)
4.6.
De kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door de vraag óf en zo ja, per welke datum, de distributieovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
4.7.
Zoals hiervoor weergegeven houdt het primaire standpunt van IPC in dat zij de distributieovereenkomst per 13 oktober 2023 rechtsgeldig heeft ontbonden, althans dat zij thans bevoegd is de distributieovereenkomst te ontbinden. Als grond voor die ontbinding voert IPC aan dat Coolers tekort is geschoten in de nakoming van op haar rustende verplichtingen die voortvloeien uit de distributieovereenkomst. In het bijzonder bestaat die tekortkoming uit het onbetaald laten van facturen voor geleverde IGLOO-producten, tot een totaalbedrag van USD 525.892,04. Coolers heeft de betreffende facturen, ook nadat IPC Coolers tot betaling daarvan had gesommeerd en haar te dien aanzien in gebreke had gesteld, niet voldaan.
4.8.
De rechtbank volgt IPC niet in haar betoog en overweegt daartoe het volgende.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat Coolers de hiervoor bedoelde facturen voor de levering van IGLOO-producten, sinds april 20239 (bewust) onbetaald heeft gelaten. Coolers heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het niet betalen van die facturen geen tekortkoming in de nakoming oplevert, omdat zij haar verplichting daartoe had opgeschort (artikel 6:52 BW jo. artikel 6:262 BW). Ter onderbouwing van haar opschortingsrecht heeft Coolers aangevoerd dat de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC onrechtmatig is, omdat IPC feitelijk géén (gelet op de vermelding dat per direct geen nieuwe orders meer worden geaccepteerd), althans een te korte opzegtermijn (van zeven maanden) in acht heeft genomen. Op 31 maart 2023 was voorzienbaar dat Coolers door het onrechtmatig handelen van IPC schade zou lijden die IPC zou moeten vergoeden, aldus Coolers.
4.10.
Bij de beantwoording van de vraag of Coolers op het moment dat IPC bij brief van 13 oktober 2023 de distributieovereenkomst (buitengerechtelijk) ontbond, bevoegdelijk haar betalingsverplichting had opgeschort, stelt de rechtbank het volgende voorop. Partijen waren toen al een half jaar verwikkeld in een geschil over de beëindiging van die overeenkomst, te weten sinds de door IPC verzonden opzeggingsbrief van 31 maart 2023. In die opzeggingsbrief heeft IPC de distributieovereenkomst tegen 31 oktober 2023 opgezegd, onder vermelding dat Coolers vanaf die datum de IGLOO-merken niet meer mocht gebruiken en geen IGLOO-producten meer mocht verkopen en dat per direct (31 maart 2023) geen nieuwe orders meer zouden worden geaccepteerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan die opzeggingsbrief dan ook niet anders worden opgevat dan als een mededeling van IPC aan Coolers dat IPC zich vanaf 31 oktober 2023 niet langer gebonden achtte aan de distributieovereenkomst. IPC heeft die mededeling later herhaald (zie bijvoorbeeld de hiervoor onder 2.22 weergegeven Marketplace Limited Extension Letter en de hiervoor onder 2.28 weergegeven brief van haar advocaat van 4 augustus 2023) en daar ook naar gehandeld. Dat de distributieovereenkomst met de opzeggingsbrief per direct zou zijn opgezegd, omdat daarin is opgenomen dat per direct geen nieuwe orders meer zouden worden geaccepteerd, zoals Coolers heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. IPC heeft op goede gronden het standpunt ingenomen dat die zin in de opzeggingsbrief was opgenomen om te voorkomen dat Coolers onnodig veel voorraad zou opbouwen, welke voorraadpositie destijds ook volgens de eigen stellingen van Coolers aanzienlijk was (zie hiervoor onder 2.30). Daarbij verhoudt het standpunt van Coolers zich niet met de bestelling die Coolers op 22 juni 2023 (dus na de opzeggingsbrief) bij IPC heeft geplaatst voor een bedrag van USD 41.480,86, welke bestelling ook door IPC is geaccepteerd en uitgeleverd.
4.11.
De rechtbank gaat er dus vanuit dat IPC in de opzeggingsbrief van 31 maart 2023 een opzeggingstermijn van zeven maanden heeft gehanteerd. De rechtbank is van oordeel dat, indien vast komt te staan dat die opzegging onrechtmatig is, Coolers tot opschorting van haar betalingsverplichting bevoegd was. In dat geval treden immers de gevolgen van de (op 31 maart 2023 voorzienbare) niet-nakoming van de distributieovereenkomst per 31 oktober 2023 door IPC reeds in voordat sprake is van een opeisbare vordering (artikel 6:80 lid 1 onder b BW). Daarbij is niet van belang dat IPC – zoals zij stelt – op 31 maart 2023 feitelijk nog niet tekortschoot in de nakoming van de distributieovereenkomst, omdat zij een opzegtermijn (van zeven maanden) in acht had genomen. Het gaat er in dit verband om dat Coolers uit de opzeggingsbrief mocht afleiden dat IPC vanaf 31 oktober 2023 zou tekortschieten.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat het antwoord op de vraag of de (buitengerechtelijke) ontbinding van de distributieovereenkomst van 13 oktober 2023 door IPC rechtsgeldig is, onlosmakelijk is verbonden met het antwoord op de vraag of de opzegging van die overeenkomst door IPC bij brief van 31 maart 2023 rechtmatig is.
4.13.
De rechtbank zal daarom de rechtmatigheid van de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC moeten onderzoeken. Daarbij geldt het volgende.
4.14.
Of en, zo ja, onder welke voorwaarden een duurovereenkomst opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.10
4.15.
Partijen zijn het erover eens dat de wet noch de (mondelinge) distributieovereenkomst tussen IPC en Coolers voorzien in een regeling van de opzegging van die overeenkomst en, dus, dat de distributieovereenkomst in beginsel opzegbaar is. Zij twisten over de vraag of IPC in het licht van de omstandigheden van dit geval een (redelijke) opzegtermijn in acht heeft genomen.
4.16.
Bij de beoordeling van de vraag of de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding, neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking. Ten eerste is van belang dat Coolers onweersproken heeft gesteld dat haar bedrijfsmodel tot de datum van opzegging van de distributieovereenkomst door IPC was gebaseerd op de verkoop van bijna uitsluitend IGLOO-producten (welke verkoop naar eigen zeggen van Coolers 90% van haar omzet bedroeg). Die afhankelijkheid blijkt ook uit het feit dat de branding en identiteit van Coolers is gebaseerd op de IGLOO-merken en IGLOO-producten en dus op haar relatie met IPC. IPC was van die afhankelijkheid van Coolers op de hoogte, zo wordt geïllustreerd door bijvoorbeeld het hiervoor onder 2.13 weergegeven e-mailbericht van [naam 1] waarin hij Coolers wijst op haar (te) grote afhankelijkheid van IPC. Ten tweede is van belang dat IPC en Coolers al geruime tijd, sinds 2006, zaken deden. De omstandigheid dat Coolers de IGLOO-producten in eerste instantie van Igloo GmbH, de Duitse dochtervennootschap van IPC, betrok, is daarbij van ondergeschikt belang. Nadat haar Duitse dochtervennootschap haar activiteiten had gestaakt, heeft IPC de bestendige (distributie)relatie met Coolers voortgezet. Ten derde weegt de rechtbank mee dat Coolers, naar zij onweersproken heeft gesteld, in de zeventien jaar waarin zij als distributeur van IGLOO-producten optrad, aanzienlijke investeringen heeft gedaan, waaronder in (online) marketing, opslagcapaciteit en voorraadbeheer, die erin hebben geresulteerd dat haar afzetmarkt voor IGLOO-producten in Europa wezenlijk is gegroeid. Van die door Coolers gedane investeringen heeft ook IPC als producent en leverancier van de IGLOO-producten geprofiteerd.
4.17.
De hiervoor weergegeven omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maken dat de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC voor Coolers zeer ingrijpende gevolgen had en haar bedrijfscontinuatie in gevaar kon brengen. Zij moest door de opzegging haar bedrijfsmodel, dat al zeventien jaar was gebaseerd op de verkoop van bijna uitsluitend IGLOO-producten en waarin de IGLOO-merken een zeer prominente rol speelden (zie hiervoor onder 2.7), wijzigen. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de redelijkheid en billijkheid onder die omstandigheden met zich dat IPC Coolers in staat moest stellen over te schakelen op een bedrijfsinrichting waarin zij niet langer kon steunen op de IGLOO-merken, waarvoor en waarmee zij sinds 2006 bekendheid had gegenereerd. De omschakeling naar een nieuw productassortiment, het opzetten van nieuwe websites, het introduceren van een nieuwe naam en het (opnieuw) opbouwen van een marktpositie, vergen tijd. Een termijn van zeven maanden is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank te kort. Gezien alle hiervoor genoemde omstandigheden (de lange duur van de overeenkomst, de grote mate van afhankelijkheid en de aanzienlijke investeringen) acht de rechtbank een termijn van achttien maanden redelijk.
4.18.
De stellingen van IPC werpen geen ander licht op de zaak. IPC heeft er in de eerste plaats op gewezen dat zij een voldoende zwaarwegende grond had voor de opzegging, namelijk de noodzaak tot wijziging van het distributiestelsel waaraan Coolers niet wilde meewerken. De rechtbank overweegt daaromtrent dat het IPC in beginsel vrijstaat om haar distributiestelsel (anders) vorm te geven. Dat betekent echter niet dat zij met voorbijgaan aan de (gerechtvaardigde) belangen van zittende distributeurs, zoals Coolers, en dus zonder nadere voorwaarden, duurovereenkomsten kan opzeggen of (eenzijdig) kan wijzigen. In dit geval acht de rechtbank van belang dat Coolers gedurende lange tijd actief is geweest als distributeur van IGLOO-producten in Europa. In die periode heeft zij zich – met medeweten van IPC – ook gericht op markten buiten de Benelux, met name via online verkoopkanalen zoals Amazon en de via de Igloo-domeinnamen te bereiken websites. Daarbij maakte Coolers intensief en veelvuldig gebruik van de IGLOO-merken, waaronder als onderdeel van haar statutaire en handelsnaam, alsmede op haar websites, online verkoopkanalen en sociale media. Coolers heeft gemotiveerd betoogd dat IPC haar inspanningen, ook buiten de Benelux, aanmoedigde.
4.19.
Uit de overgelegde stukken blijkt voor de rechtbank niet dat IPC Coolers vóór het aantreden van [naam 1] in 2021 heeft aangesproken op de wijze waarop zij invulling gaf aan haar distributeurschap en/of erop heeft aangedrongen dat Coolers haar verkoopactiviteiten zou beperken tot (bijvoorbeeld) de Benelux en/of haar statutaire en handelsnaam zou aanpassen. Integendeel, voor de rechtbank komt op basis van het debat tussen partijen en de overgelegde stukken het beeld naar voren dat 2021 een kantelpunt is geweest. Na een verandering van het management, de komst van [naam 1] als Head of EMEA sales en de overname door Dometic, heeft IPC besloten actiever controle uit te oefenen op de internationale verkoop van haar eigen productlijn. Het is vanaf dat moment dat IPC Coolers is gaan aanspreken op gedrag dat niet paste bij de nieuwe verkoopstrategie van IPC, waarvan een nieuw distributiestelsel onderdeel uitmaakte. Daarin was voor Coolers (mogelijk) geen plek. Daarmee kwam een einde aan de ruimte die Coolers tot dan toe had benut en die IPC (al dan niet bewust) ook aan Coolers had gelaten, om naar eigen inzicht invulling te geven aan de verkoop van IGLOO-producten in (uiteindelijk zeventien landen binnen) Europa. De rechtbank stelt vast dat IPC, bij monde van [naam 1] , vanaf 2021 aan Coolers duidelijk maakte dat er veranderingen in het distributiestelsel zouden plaatsvinden die de bedrijfsactiviteiten van Coolers zouden beïnvloeden. Eveneens moet echter worden vastgesteld dat IPC Coolers lange tijd in onduidelijkheid heeft gelaten over de concrete maatregelen die IPC zou nemen en, met name, welke gevolgen die zouden hebben voor Coolers.
4.20.
IPC heeft er in de tweede plaats op gewezen dat de door haar gehanteerde opzegtermijn van zeven maanden aansluit bij de door Coolers zelf in de conceptdistributieovereenkomst voorgestelde opzegtermijn van zes maanden (zie hiervoor onder 2.11) en daarom redelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank stelt Coolers daar terecht tegenover dat IPC daarmee eraan voorbijziet dat de in de conceptdistributieovereenkomst door Coolers voorgestelde opzegtermijn was gekoppeld aan een voorgestelde looptijd van die overeenkomst van vijf jaar, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. Die situatie is niet vergelijkbaar met de opzegging van een duurovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd, zoals de distributieovereenkomst. Aan dat voorstel van Coolers kan dus niet de conclusie worden verbonden dat zij een opzegtermijn van zes maanden in alle gevallen – en dus ook in het geval van de opzegging van de distributieovereenkomst met een looptijd van zeventien jaar – redelijk vond.
4.21.
In de derde plaats heeft IPC het standpunt ingenomen dat in dit geval voor Coolers een opzegtermijn van zeven maanden voldoende was, omdat Coolers al sinds 2022 bezig zou zijn geweest met het treffen van voorbereidingen om met een eigen productlijn onder het merk 'Steamy' op de markt te komen. De rechtbank volgt IPC daarin niet. Coolers heeft toegelicht dat zij sinds 2022 haar merk 'Steamy' ontwikkelt, maar in eerste instantie enkel voor thermoboxen en -tassen (bedoeld om eten warm te houden), welke producten niet concurreren met de koelboxen en -accessoires van IPC. Pas na ontvangst van de opzeggingsbrief van 31 maart 2023 heeft Coolers onder grote (tijds)druk ook een assortiment koelproducten onder het Steamy-merk ontwikkeld. IPC heeft dat gemotiveerde betoog van Coolers onvoldoende weersproken.
4.22.
In de vierde en laatste plaats voert IPC aan dat partijen in mei 2023 nadere afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van hun samenwerking. Die afspraken heeft IPC neergelegd in de hiervoor onder 2.22 weergegeven Marketplace Limited Extension Letter. Volgens IPC komt het voor rekening en risico van Coolers dat zij die afspraken, die haar een ruimere termijn gunden om de samenwerking te beëindigen, niet is nagekomen. Ook op dat punt volgt de rechtbank IPC niet. De rechtbank stelt vast dat IPC en Coolers na de opzeggingsbrief van 31 maart 2023 inderdaad met elkaar in gesprek zijn gegaan over de manier waarop partijen hun samenwerking – in weerwil van de opzeggingsbrief – (tijdelijk) konden voortzetten. Daarbij was voor Coolers, tegen de achtergrond van de opzeggingsbrief, met name van belang – zo heeft zij ook ter zitting verklaard – dat zij meer tijd zou krijgen om over te schakelen op een ander bedrijfsmodel. Uit de hiervoor onder 2.16 tot en met 2.25 weergegeven correspondentie blijkt de rechtbank dat partijen daarover aan de hand van voorstellen van IPC in mei 2023 nader hebben gesproken. Uit diezelfde correspondentie kan de rechtbank echter niet opmaken dat partijen tot een definitief en onvoorwaardelijk akkoord zijn gekomen over de voorwaarden waaronder zij hun samenwerking (tijdelijk) zouden voortzetten. Gelet daarop kan Coolers naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden worden aan de afspraken zoals neergelegd in de Marketplace Limited Extension Letter. De Marketplace Limited Extension Letter kan dan ook niet worden beschouwd als een nadere invulling van de voorwaarden waaronder IPC de distributieovereenkomst met Coolers heeft opgezegd en doet voor de beoordeling van de rechtmatigheid van die opzegging daarom verder niet ter zake.
4.23.
Nu IPC in haar opzeggingsbrief van 31 maart 2023 de distributieovereenkomst heeft opgezegd tegen 31 oktober 2023 en dus aan Coolers een te korte opzegtermijn van zeven maanden heeft gegund, zonder daarbij een aanbod te doen tot vergoeding van schade, komt de rechtbank tot de conclusie dat die opzegging door IPC onrechtmatig is.
4.24.
De vaststelling dat IPC de distributieovereenkomst onrechtmatig heeft opgezegd, leidt tot de conclusie (zie ook hiervoor onder 4.11) dat Coolers bevoegdelijk haar verplichting tot betaling van de facturen heeft opgeschort. Anders dan IPC betoogt, is ook voldaan aan het door artikel 6:52 BW gestelde vereiste van voldoende samenhang tussen enerzijds de vordering van Coolers op IPC, welke vordering strekt tot verkrijging van schadevergoeding wegens wanprestatie/onrechtmatig handelen, en anderzijds de betalingsverplichting van Coolers aan IPC. Ten eerste geldt dat zowel de vordering van Coolers als de verbintenis die Coolers heeft opgeschort, voortspruiten uit dezelfde, op de distributieovereenkomst gebaseerde, rechtsverhouding tussen partijen. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ingrijpende gevolgen van de (onrechtmatige) opzegging van de distributieovereenkomst en de mogelijke schade die Coolers daardoor zou kunnen lijden (welke schade zij inmiddels zelf heeft begroot op ruim € 2.000.000,00), de opschorting door Coolers van de betaling van een bedrag van in totaal USD 525.892,04 geen disproportionele reactie is.
4.25.
De bevoegdelijke opschorting door Coolers van haar betalingsverplichting jegens IPC, maakt dat van een aan Coolers toerekenbare tekortkoming in de nakoming (als bedoeld in artikel 6:265 lid 1 BW) geen sprake is. Bovendien maakt die opschorting dat IPC op grond van artikel 6:59 BW in verzuim is geraakt. Daardoor kon Coolers ingevolge artikel 6:61 lid 2 BW niet in verzuim raken. Dat betekent dat er op 13 oktober 2023 geen grond was voor ontbinding van de distributieovereenkomst door IPC en een dergelijke ontbindingsgrond ook op dit moment niet bestaat.
4.26.
Het vorengaande neemt niet weg dat IPC met de opzeggingsbrief de distributieovereenkomst heeft opgezegd tegen 31 oktober 2023. Hoewel zij daarbij een onvoldoende opzegtermijn in acht heeft genomen en daarom onrechtmatig jegens Coolers heeft gehandeld, begrijpt de rechtbank uit de stellingen van partijen en de wijze waarop zij zich vanaf oktober 2023 hebben gedragen, dat zij zich beiden (inmiddels) erbij hebben neergelegd dat de distributieovereenkomst per 31 oktober 2023 is beëindigd. Dat blijkt ook uit het feit dat Coolers in deze procedure (in reconventie) van IPC geen nakoming van de distributieovereenkomst vordert, maar – in plaats daarvan – vergoeding van de schade die zij als gevolg van de onrechtmatige opzegging heeft geleden. Dat betekent dat Coolers haar betalingsverplichting bevoegdelijk kan opschorten totdat vaststaat dat IPC aan de op haar rustende plicht om (vervangende) schadevergoeding te betalen, heeft voldaan. Mede gelet op het beroep van Coolers op het recht tot verrekening (artikel 6:127 lid 2 BW) heeft zij bij die opschorting nog altijd (voldoende) belang.
4.27.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van IPC zoals hiervoor onder 3.1 onder I tot en met XI weergegeven, waaraan zij ten grondslag legt dat Coolers toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op Coolers rustende betalingsverplichting dan wel dat IPC de distributieovereenkomst op 31 maart 2023 rechtsgeldig heeft opgezegd met in achtneming van een opzegtermijn van zeven maanden, moeten worden afgewezen.
Schadevergoeding (reconventie)
4.28.
Coolers vordert in reconventie vergoeding van de schade die zij heeft geleden door de onrechtmatige opzegging van de distributieovereenkomst door IPC. De schade waarop Coolers aanspraak maakt, bestaat uit gederfde winst, gemaakte kosten, reputatieschade en de redelijke kosten ter voorkoming en beperking van schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Ter onderbouwing van de door haar gevorderde vergoeding van in totaal € 2.068.000,00 heeft Coolers een rapport van accountant N.H. van der Does RA (hierna: de accountant) van 25 maart 2024 (hierna: het rapport) overgelegd. Op basis van door Coolers aangeleverde informatie en uitgaande van een opzegtermijn van twee jaar (dus tot 31 maart 2025) heeft de accountant het bedrag aan gederfde winst tot en met 2025 berekend op een bedrag van € 1.823.000,00. Aan de gevorderde schade voor de periode van april tot en met december 2025 legt Coolers ten grondslag dat zij, vooruitlopend op de beëindiging van de distributieovereenkomst, extra voorraad had kunnen kopen die zij dan ook na de door haar gestelde effectieve beëindigingsdatum van 1 april 2025 had kunnen doorverkopen aan klanten. Aan de gevorderde reputatieschade heeft Coolers ten grondslag gelegd dat zij door de opzegging van de distributieovereenkomst leveringsafspraken richting klanten niet meer kon nakomen en dat zij duurzame handelsrelaties heeft moeten inlichten dat zij niet meer bij Coolers terecht konden voor de IGLOO-producten. Coolers schat de door haar geleden reputatieschade op een bedrag van € 100.000,00. Aan redelijke kosten ter voorkoming en beperking van schade vordert Coolers een bedrag van € 142.095,00, opgebouwd uit kosten voor het ontwerp, de bouw en het updaten van een nieuwe webshop (de Steamy-website) en van productcontent voor het Steamy-merk, kosten voor merkregistraties, (extra) personeelskosten en sample- en transportkosten.
4.29.
IPC bestrijdt het bestaan en de hoogte van de door Coolers opgevoerde schadeposten en het causaal verband tussen die vermeende schade en de (als onrechtmatig beoordeelde) opzegging van de distributieovereenkomst. Bovendien hoort een opzegging van een distributieovereenkomst volgens IPC tot de normale bedrijfsrisico's en heeft Coolers met haar gedrag voorafgaand aan 31 maart 2023 zelf (in aanzienlijke mate) bijgedragen aan de opzegging van de distributieovereenkomst. Eventueel door haar geleden schade moet dan ook, op grond van het leerstuk van eigen schuld (artikel 6:101 BW), voor rekening van Coolers blijven, aldus IPC.
4.30.
Op grond van artikel 612 Rv begroot de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, voor zover hem dit mogelijk is, de schade in het vonnis. Dit doet hij op een wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat (artikel 6:97 BW). Indien begroting in het vonnis echter niet mogelijk is, spreekt de rechter een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is noodzakelijk en voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
4.31.
De rechtbank leidt uit het rapport af dat de accountant zich heeft gebaseerd op (niet nader geconcretiseerde) van Coolers ontvangen informatie, jaarrekeningen tot en met het boekjaar 2022 en interne cijfers vanaf 2023. Deze stukken zijn in deze procedure niet bij het rapport overgelegd. Uit het rapport blijkt verder dat de accountant bij de berekening van de gederfde winst, de grootste schadepost ten bedrage van € 1.823.000,00, uitgegaan is van onder meer een gemiddeld groeipercentage aan omzet van 19% en een gemiddelde brutowinst van "circa 40%" van de omzet. IPC heeft de juistheid van deze percentages, en ook de overige in het rapport genoemde (omzet)cijfers, gemotiveerd betwist. Zij heeft daarbij onder meer gewezen op cijfers volgend uit haar eigen administratie die niet met de in het rapport genoemde cijfers corresponderen. Zonder nadere onderbouwing van de in het rapport genoemde cijfers en percentages, die Coolers dus niet heeft verschaft, kan de rechtbank niet uitgaan van de juistheid daarvan en daarmee ook niet van de in het rapport gemaakte schadeberekening. Daarbij komt dat het rapport dateert van maart 2024 en uitgaat van prognoses met betrekking tot de in 2024 gederfde winst, terwijl die schade thans nauwkeurig(er) is vast te stellen. Onder die omstandigheden acht de rechtbank een concrete vaststelling van de schade in dit vonnis niet mogelijk en een schatting niet op zijn plaats.
4.32.
De rechtbank zal de procedure verwijzen naar de schadestaatprocedure. Dat Coolers schade heeft geleden door de onrechtmatige opzegging van de distributieovereenkomst acht de rechtbank immers aannemelijk. Dergelijke schade zal onder meer bestaan uit gederfde winst, omdat Coolers na 31 oktober 2023 geen IGLOO-producten meer heeft kunnen bestellen en daarmee niet meer volledig aan de vraag van haar afnemers heeft kunnen voldoen.
4.33.
Bij de begroting van de schade in de schadestaatprocedure moet uitgegaan worden van hetgeen de rechtbank hiervoor in 4.6 tot en met 4.26 heeft overwogen, namelijk dat IPC ten onrechte een opzegtermijn van zeven maanden heeft gehanteerd, waardoor de distributieovereenkomst op 31 oktober 2023 is geëindigd, terwijl een opzegtermijn van achttien maanden in de omstandigheden redelijk zou zijn geweest. Indien wel die opzegtermijn in acht zou zijn genomen, zou de distributieovereenkomst zijn geëindigd op 30 september 2024. Enige schade van Coolers is dus geleden in de periode waarin ten onrechte geen opzegtermijn is gehanteerd, namelijk van 1 november 2023 tot en met 30 september 2024; een periode van elf maanden. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat geen plaats is voor de door Coolers gevorderde vergoeding van schade in de periode ná 30 september 2024. Die schade zou zijn ontstaan doordat Coolers, anticiperend op het einde van de samenwerking, extra voorraad zou hebben kunnen inkopen, die zij na beëindiging van de distributieovereenkomst zou hebben kunnen verkopen. De opzegtermijn is er echter voor bedoeld dat Coolers voldoende tijd heeft om te kunnen omschakelen van een bedrijfsvoering met IGLOO-producten naar een bedrijfsvoering zonder IGLOO-producten, zodat zij na afloop van de opzegtermijn op eigen benen kan staan. Het extra inkopen van voorraad vlak voor het einde van de distributieovereenkomst, zodat zij die na het einde van de distributieovereenkomst kan blijven verkopen, past daar naar het oordeel van de rechtbank niet bij.
4.34.
In de schadestaatprocedure kunnen, naast de verdere onderbouwing en uitwerking van de diverse gestelde schadeposten door Coolers, ook het beroep van IPC op schadebeperking/eigen schuld en het ontbreken van causaal verband aan de orde komen.
4.35.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank IPC zal veroordelen tot vergoeding van de schade die Coolers heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige opzegging van de distributieovereenkomst, nader op te maken bij staat. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht dat IPC de distributieovereenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd afwijzen, nu niet valt in te zien welk (zelfstandig) belang Coolers heeft bij een dergelijke verklaring voor recht, naast de veroordeling tot schadevergoeding.
Gebruik IGLOO-merken door Coolers (conventie)
4.36.
IPC verzet zich, tot slot, tegen het gebruik door Coolers van de IGLOO-merken voor zover dat gebruik deloyaal is jegens IPC als merkhouder. IPC erkent dat zij aan Coolers, als onderdeel van de distributieovereenkomst, een (impliciete) licentie tot het gebruik van de IGLOO-merken heeft verstrekt, bijvoorbeeld voor de vermelding van die merken op de websites en op reclamemateriaal van Coolers. Met de beëindiging van de distributieovereenkomst is die licentie echter ook ten einde gekomen. Coolers mag de IGLOO-merken sinds 31 oktober 2023 daarom enkel nog gebruiken voor zover dat noodzakelijk is voor de verkoop van de (uitgeputte) IGLOO-producten die zij nog in voorraad heeft. In het bijzonder verzet IPC zich in deze procedure tegen het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers met als doel om de onterechte indruk te wekken dat nog steeds een relatie bestaat tussen, enerzijds, Coolers en de door haar aangeboden producten (waaronder de Steamy-producten) en anderzijds IPC.
4.37.
Coolers stelt zich op het standpunt dat zij op grond van de (impliciete) licentie die zij van IPC heeft verkregen, gerechtigd is (intensief) gebruik te maken van de IGLOO-merken zo lang zij IGLOO-producten verkoopt die zij heeft ingekocht als distributeur van IPC. Ter zitting heeft Coolers echter bevestigd dat zij in het licht van de beëindigde samenwerking geen belang meer heeft bij dergelijk (intensief) gebruik van de IGLOO-merken en dat zij haar gebruik van de IGLOO-merken thans beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de verkoop van haar resterende voorraad IGLOO-producten. Dat er hier en daar op het internet – op de via de Igloo-domeinen beschikbare websites, op de Steamy-website en op andere online verkoopkanalen zoals Bol.com, Amazon en Marktplaats – nog ten onrechte een verwijzing naar de IGLOO-merken of IPC voorkomt, heeft te maken met het feit dat de IGLOO-merken al zeventien jaar in alle vezels van het bedrijf van Coolers zitten en de verschillende websites onderling verbonden zijn, aldus Coolers.
4.38.
De rechtbank stelt voorop dat partijen ieder een andere opvatting hebben over de reikwijdte van de licentie die IPC, als onderdeel van de distributieovereenkomst, aan Coolers heeft verstrekt om gebruik te maken van de IGLOO-merken. Met name zijn partijen het oneens over de vraag of (i) Coolers de IGLOO-merken als onderdeel van haar statutaire naam en handelsnaam mocht voeren en (ii) Coolers zich ná 31 oktober 2023 – in het kader van de verkoop van haar restvoorraad IGLOO-producten – nog mocht presenteren als (officiële) distributeur van IGLOO-producten. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het hiervoor onder (ii) omschreven gebruik van de IGLOO-merken was door Coolers gedurende de looptijd van de distributieovereenkomst toegestaan, terwijl – zo heeft ook IPC in haar processtukken erkend11 – IPC het gebruik zoals omschreven onder (i) gedurende de samenwerking (in ieder geval tot 2021) heeft gedoogd. Verder zou IPC bij een rechtmatige opzegging van de distributieovereenkomst een opzegtermijn van achttien maanden in acht hebben moeten nemen, zodat die overeenkomst - waartoe ook de (impliciete) licentie tot het gebruik van de IGLOO-merken behoort - pas zou zijn geëindigd op 30 september 2024. Dit alles in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat IPC zich tot 30 september 2014 niet tegen het gewraakte gebruik van de IGLOO-merken door Coolers kan verzetten. In zoverre werkt de door IPC (onrechtmatig) opgezegde distributieovereenkomst, althans de daarin vervatte (impliciete) licentie, als het ware na.
4.39.
Voor de periode ná 30 september 2024 is dat anders. Per 1 oktober 2024 is immers de minimale opzegtermijn die IPC in acht had moeten nemen, verstreken. Sinds die datum kan Coolers niet meer profiteren van enige nawerking van de (onrechtmatig) opgezegde distributieovereenkomst, inclusief licentie. Daarbij komt dat Coolers zelf heeft bevestigd niet langer belang te hebben bij het (intensieve) gebruik van de IGLOO-merken. Zij heeft zich bij de beëindiging van de distributieovereenkomst neergelegd en richt zich nu in hoofdzaak op de verkoop van producten van andere merken, waaronder de door haar ontwikkelde Steamy-producten. Voor de rechtbank valt niet in te zien dat Coolers daarbij nog gebruik hoeft te maken van een statutaire naam of handelsnaam dan wel van domeinnamen waarin een verwijzing naar de IGLOO-merken voorkomt, terwijl Coolers door de IGLOO-merken op een dergelijke wijze zonder toestemming van IPC te gebruiken, zonder meer deloyaal en dus onrechtmatig handelt tegenover IPC als merkhouder. Bovendien heeft ook Coolers erkend dat het gebruik van de IGLOO-merken (mede) in verband met de verkoop van concurrerende producten (waaronder Steamy-producten), ook vóór 30 september 2024, onrechtmatig is jegens IPC. Dat gebruik zal Coolers dus definitief moeten staken.
4.40.
Dat betekent overigens niet dat Coolers (al dan niet handelend onder de naam 'SteamyCool') de nog door haar in voorraad gehouden IGLOO-producten niet meer mag verkopen. Op grond van de in artikel 15 lid 1 UMVo respectievelijk artikel 2.23 lid 3 BVIE neergelegde zogenaamde uitputtingsregel, kan IPC aan Coolers (of: SteamyCool) niet verbieden gebruik te maken van de IGLOO-merken voor de (verhandeling van) door haar van IPC betrokken IGLOO-producten. Dergelijk gebruik van de IGLOO-merken is ook niet deloyaal jegens de merkhouder.
4.41.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de hiervoor onder 3.1 onder XII en XIII weergegeven vorderingen van IPC, die er in de kern toe strekken dat Coolers het gebruik van de IGLOO-merken (i) in haar statutaire en/of handelsnamen en (ii) anders dan voor de verhandeling van uitgeputte IGLOO-producten moet staken, toewijzen. Om executieproblemen te voorkomen en partijen in de gelegenheid te stellen zo nodig onderling nadere afspraken te maken over de wijze waarop Coolers aan het toe te wijzen verbod invulling moet geven (de rechtbank denkt bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat IPC de nog resterende voorraad IGLOO-producten van Coolers terugneemt, waarna Coolers in het geheel geen gebruik meer zal hoeven te maken van de IGLOO-merken, waaronder in de Igloo-domeinnamen), zal de rechtbank bepalen dat het verbod ingaat per 1 februari 2025.
4.42.
De door IPC gevorderde, aan het inbreukverbod te koppelen, dwangsom zal de rechtbank matigen en maximeren zoals weergegeven in het dictum.
4.43.
Nu partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.44.
Nu beide partijen dat hebben gevorderd, zal de rechtbank dit vonnis, voor zover het betreft het toe te wijzen inbreukverbod (in conventie) en de veroordeling tot vergoeding van de door Coolers geleden schade, nader op te maken bij staat (in reconventie), uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Daarbij gaat de rechtbank voorbij aan de bezwaren daartegen van zowel Coolers (in conventie) als IPC (in reconventie). Uitgangspunt is dat een veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Voor beide partijen geldt dat zij hun belangen bij het achterwege laten van een uitvoerbaar bij voorraad verklaring onvoldoende hebben geconcretiseerd.