Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:19500

Rechtbank Den Haag
21-11-2024
26-11-2024
NL24.39084
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Dublin Duitsland; standaardvoornemen; interstatelijk vertrouwensbeginsel; artikel 17 en arrest C.K.; beroep ongegrond

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.39084


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen


[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),

en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 oktober 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.

1.1.

De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Het bestreden besluit is niet onzorgvuldig voorbereid. De minister mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en hoefde artikel 17 van de Dublinverordening niet toe te passen. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt aan de hand van de beroepsgronden van eiser hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag

3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om de terugname van eiser gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening.

3.1.

De minister ziet geen aanleiding om van de overdracht van eiser aan Duitsland af te zien. Er zijn volgens de minister geen aanwijzingen dat de Duitse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen en eiser daar een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. Ten aanzien van Duitsland kan nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Verder zijn er geen bijzondere individuele omstandigheden die maken dat hij eisers asielaanvraag onverplicht in behandeling zou moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, aldus de minister.

Is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid omdat het voornemen niet deugdelijk is gemotiveerd?

4. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat het voornemen niet deugdelijk is gemotiveerd. In dit voornemen is namelijk onvoldoende ingegaan op eisers persoonlijke omstandigheden.

4.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Hoewel het voornemen een standaardvoornemen is dat weinig op de individuele situatie van eiser is toegespitst, stelt de minister zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt dat hij in het voornemen voldoende duidelijk heeft uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat daarin ook staat dat de minister geen reden ziet om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. In het voornemen zijn daarmee alle voor het standpunt van de minister dragende overwegingen opgenomen. Dat, mede in reactie op eisers zienswijze op het voornemen, in het bestreden besluit uitgebreider gemotiveerd wordt ingegaan op eisers situatie, maakt niet dat van onzorgvuldig voorbereide besluitvorming sprake is.2

Mocht de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat hij in Duitsland het reële risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Daartoe voert eiser aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat Duitsland ten aanzien van asielzoekers zijn verdragsverplichtingen niet nakomt waardoor voor Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De Duitse asielprocedure is volgens eiser op meerdere punten namelijk niet in overeenstemming met de daarvoor door de EU gestelde minimumnormen waardoor deze niet de waarborgen en basisrechten biedt waarop eiser recht heeft. Dit leidt (ook) tot een reëel risico op indirect refoulement. Hierover en over voorkomende andere problemen kan (en kon) eiser niet klagen bij de hogere Duitse autoriteiten. Ter onderbouwing van zijn betoog dat Duitsland asielzoekers niet behandelt in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht verwijst eiser naar de bronnen en rechtspraak waarop hij bij de zienswijze een beroep heeft gedaan. Volgens eiser heeft de minister in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd op deze informatie gereageerd. Uit het ‘Bescheid in dem Asylverfahren’ van het Duitse Bundesamt für Migration und Flüchtlinge van 28 maart 2024 volgt volgens eiser bovendien dat de Duitse autoriteiten hem – anders dan de minister onder verwijzing naar het claimakkoord beweert – niet in de asielprocedure zullen opnemen. Dit schrijven had voor de minister aanleiding moeten vormen voor nader onderzoek op dit punt, aldus eiser.

Het toetsingskader bij het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

5.1.

Bij de beoordeling van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een door een vreemdeling in een van de lidstaten ingediend asielverzoek, mag de minister uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van de vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit vermoeden is weerlegbaar.3 Voor zover de vreemdeling daarover verklaringen heeft afgelegd of stukken heeft overgelegd, moet die beoordeling ook gaan over de vraag of ernstige vrees bestaat dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het EU Handvest.4 Als blijkt van tekortkomingen die structureel of fundamenteel zijn, moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om tot een schending van artikel 4 van het EU Handvest te leiden.5 Niet iedere schending van een grondrecht door de verantwoordelijke lidstaat heeft onder de Dublinverordening gevolgen voor de verplichtingen van de overige lidstaten.6 Een lidstaat kan in het kader van de Dublinverordening voor een andere lidstaat alleen dan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan als bij overdracht aan die lidstaat een reëel risico bestaat op schending van artikel 4 van het EU Handvest.

Beoordeling van de beroepsgrond

5.2.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel de verantwoordelijke lidstaat is om een verzoek om internationale bescherming van eiser te behandelen. De minister stelt zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt dat eiser er niet in is geslaagd het vermoeden dat Duitsland zich in zijn algemeenheid en in eisers specifieke geval houdt aan zijn internationale verplichtingen, te weerleggen. Daarbij gaat de minister voldoende deugdelijk gemotiveerd in op de informatie waarop eiser zich in dat verband heeft beroepen. De rechtbank wijst er ook op dat volgens Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente uitspraak niet is gebleken van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland die onder het bereik van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest vallen en dat voor Duitsland kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.7 Eiser maakt niet aannemelijk, en stelt ook niet, dat de situatie in Duitsland voor wat betreft de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen sindsdien is verslechterd waardoor van die beoordeling niet langer kan worden uitgegaan. Hij volstaat immers met de stelling dat de situatie in Duitsland niet is verbeterd.

5.2.1.

Verder is van belang dat eiser in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen indienen, waarop ook een beslissing is genomen, en hij volgens zijn eigen verklaringen gedurende zijn verblijf in Duitsland opvang heeft genoten. Uit de omstandigheid dat de Duitse autoriteiten een eerder asielverzoek van eiser hebben afgewezen, volgt niet de conclusie dat eiser daar niet opnieuw een asielaanvraag kan indienen of dat de Duitse autoriteiten een eventueel nieuw asielverzoek niet in behandeling zullen nemen. Het betoog dat Duitsland handelt in strijd met de Kwalificatierichtlijn, Opvangrichtlijn en Procedurerichtlijn, moet worden ingebracht en beoordeeld in Duitsland. Dat dit niet mogelijk zou zijn en eiser ook over andere problemen in Duitsland niet zou kunnen klagen, maakt eiser niet aannemelijk. De minister kan daarom verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en stelt zich terecht op het standpunt dat ervan kan worden uitgegaan dat Duitsland de internationale verplichtingen nakomt.

Slaagt het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening?

6. Eiser betoogt dat de minister gelet op bijzondere individuele omstandigheden die zich in zijn geval voordoen ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening om zijn asielaanvraag in behandeling te nemen, althans dat de minister onvoldoende deugdelijk heeft beoordeeld of in die omstandigheden een reden is gelegen om van die bevoegdheid gebruik te maken. Die omstandigheden zijn erin gelegen dat eiser last heeft van medische klachten in de vorm van stress en oplopende spanning en een overdacht aan Duitsland zal tot onomkeerbare psychische schade leiden. De minister heeft het Bureau Medisch Advisering (BMA) ten onrechte niet verzocht om te beoordelen of een overdracht aan Duitsland een risico oplevert op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand. Eiser doet hiermee een beroep op het arrest C.K. van het Hof van Justitie.8 Eiser verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van de zittingsplaats Zwolle van deze rechtbank van 25 januari 2023.9

Toetsingskader artikel 17 van de Dublinverordening en het arrest C.K.

6.1.

De minister kan in individuele gevallen gebruikmaken van de bevoegdheid van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening om een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de criteria van de Dublinverordening niet verplicht.

6.1.1.

Uit het arrest C.K. e.a. tegen Slovenië volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een asielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand kan inhouden. Of dit het geval is moet worden beoordeeld bij de beslissing over de overdracht van die asielzoeker of, in het geval van een rechterlijke procedure, wanneer wordt geoordeeld over de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit, omdat de tenuitvoerlegging daarvan tot een onmenselijke of vernederende behandeling van die asielzoeker zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat als een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, de minister bij het nemen van het overdrachtsbesluit dient te beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen.10

Beoordeling van deze beroepsgrond

6.2.

Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan ondanks de verantwoordelijkheidsvaststelling van Duitsland zou moeten worden afgezien van een overdracht van eiser aan dat land. Tot de indiening van de beroepsgronden heeft eiser op geen enkel moment in de procedure melding gemaakt van medische problematiek van enige aard. De minister heeft daar in de bestreden besluitvorming dus niet onvoldoende aandacht voor gehad. Evenmin had de minister daar dus nader onderzoek naar moeten (laten) doen.

6.2.1.

Pas in de beroepsgronden brengt eiser medische omstandigheden naar voren. De rechtbank volgt de minister in het standpunt dat de enkele stelling van eiser dat hij last heeft van stress en oplopende spanning onvoldoende is om het BMA te verzoeken onderzoek te doen naar de eventuele consequenties van een overdracht aan Duitsland voor zijn gezondheidstoestand. Eiser heeft namelijk niet met medische stukken onderbouwd dat bij hem sprake is van medische problematiek en hij daarvoor onder actieve medische behandeling staat. Dat, zoals eiser op de zitting heeft gezegd, dit voor hem een moeilijke situatie is en hij het lastig vindt zich om op dit gebied hulp te vragen, doet daar niet aan af. Omdat eiser geen objectieve gegevens heeft overgelegd die de bijzondere ernst van zijn gestelde gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, is geen verdere beoordeling nodig en mogelijk.

6.2.2.

De situatie van de vreemdeling in de rechtbankuitspraak waarnaar eiser in dit verband heeft verwezen is niet vergelijkbaar met die van eiser, zodat een beroep op die uitspraak eiser niet kan baten. Verder mag ervan worden uitgegaan dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland zodat (eventuele) medische problemen ook in Duitsland kunnen worden behandeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt ongelijk en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van

mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

2 Zie ook ABRvS 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.

3 HvJEU 21 december 2011, ECLI:EU:C:2011:865 (N.S. e.a.), punten 80 en 104.

4 Artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.

5 EHRM 21 januari 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609 (M.S.S. tegen België en Griekenland), overweging 263, en HvJEU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), punten 91-93.

6 Arrest N.S., punt 82.

7 ABRvS 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3661, met overname van overwegingen van Rechtbank Den Haag (zp. Haarlem) 19 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16631.

8 HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (C.K. tegen Slovenië).

9 Rechtbank Den Haag (zp. Zwolle), ECLI:NL:RBDHA:2023:1866.

10 Zie ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2980.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.