Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:18114

Rechtbank Den Haag
30-10-2024
05-11-2024
C/09/671178 / HA ZA 24-705
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Incident schorsing executoriale werking van kortgedingvonnis.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht

Zaaknummer: C/09/671178 / HA ZA 24-705

Vonnis in incident van 30 oktober 2024

in de zaak van

[eiser] , te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

advocaat: mr. C.J.H. Anker,

tegen

1 [gedaagde 1] , te [woonplaats] ,
2. [gedaagde 2] , te [woonplaats] ,

gedaagde partijen,

hierna samen te noemen: [gedaagde partijen] ,

advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg.

1 De procedure

1.1.

Het procesdossier in incident bestaat uit de volgende stukken:

- de dagvaarding van 7 augustus 2024, met producties 1 tot en met 13;

- de conclusie van antwoord in incident.

1.2.

Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis in incident bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[eiser] woont aan de [adres 1] in [plaats] . [gedaagde partijen] wonen met hun kinderen aan de [adres 2] in [plaats] . De tuinen van partijen grenzen aan elkaar.

2.2.

[eiser] heeft een autismespectrumstoornis, waarvoor hij wordt begeleid door Stichting Kopzorgen.

2.3.

[eiser] ervaart overlast van (leef)geluiden van (de kinderen van) [gedaagde partijen] en hun kinderen ervaren op hun beurt (geluids)overlast van [eiser] .

2.4.

Eind 2022 hebben [gedaagde partijen] bij deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen (onder meer) [eiser] . In dat kort geding hebben [gedaagde partijen] – kort samengevat – gevorderd [eiser] te verbieden om geluidsoverlast te veroorzaken en om hen en hun kinderen en andere personen op hun erf onheus te bejegenen en om hem te verplichten maatregelen te nemen om de overlast te beperken.

2.5.

Bij vonnis van 23 januari 2023 (hierna het vonnis in kort geding) heeft de voorzieningenrechter aan [eiser] het volgende verbod opgelegd:

5.1. verbiedt [eiser] om op onrechtmatige wijze geluidsoverlast te veroorzaken, waaronder -maar niet beperkt tot- het draaien van zeer harde muziek met een raam en/of deur open, alsmede om [gedaagde partijen] en/of hun kinderen en/of anderen die zich rechtmatig op het erf van [gedaagde partijen] bevinden uit te schelden, te beledigen en te bedreigen en om de door partijen ter zitting hierover gemaakte afspraken, zoals nader uitgewerkt na de zitting, te schenden;

5.2.

bepaalt dat [eiser] een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere keer dat hij dit verbod overtreedt, nadat hij hierop is aangesproken op de wijze zoals partijen met elkaar zijn overeengekomen, tot een maximum van € 10.000,-.

2.6.

In het vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter overwogen en beslist dat [eiser] – die bij de mondelinge behandeling niet zelf was verschenen – het door [gedaagde partijen] gestelde overlastgevende gedrag heeft erkend, dat hij heeft erkend dat zijn gedrag onacceptabel is en dat hij daarvoor onder behandeling zal gaan. Hierbij is verder overwogen dat [eiser] heeft erkend dat hij zijn gedrag is gaan vertonen, omdat [gedaagde partijen] eerder gemaakte afspraken niet waren nagekomen, met name de afspraak dat de kinderen van [gedaagde partijen] geen lawaai in de tuin zouden maken voor 09.00 uur. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het gedrag van [eiser] als onrechtmatig jegens [gedaagde partijen] kan worden aangemerkt.

2.7.

Met het vonnis in kort geding was beoogd om concrete afspraken te maken, waartoe het volgende is overwogen:

Indien [gedaagde partijen] of [eiser] van mening zijn dat de andere partij een van de gemaakte afspraken schendt, zullen zij/zal hij dat melden in een app-groep, waar naast partijen ook een of meer personen van het hiervoor vermelde persoonlijke netwerk van [eiser] deel van zullen uitmaken. Partijen spreken van tevoren met elkaar af met welke neutrale tekst deze meldingen zullen worden gedaan. De andere partij kan daarop, eveneens met een vooraf afgesproken neutrale tekst, reageren. Daarbij kan dan worden geantwoord dat de melding volgens die partij niet terecht is of dat deze wel terecht is en dat de geluidsoverlast daarom zal worden gestaakt. Indien dit niet tot een oplossing leidt, zal er een interventie van een van de personen van het netwerk van [eiser] kunnen plaatsvinden.

Voor het verbeuren van dwangsommen zal worden aangesloten bij dit door partijen overeengekomen en nog nader uit te werken kader. Indien [eiser] desondanks, na gemaand te zijn op voormelde overeengekomen wijze, geluidsoverlast blijft veroorzaken, zal hij dwangsommen verbeuren.

2.8.

Tegen het vonnis in kort geding is geen hoger beroep ingesteld.

2.9.

[gedaagde partijen] hebben op enig moment aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen voor zes overtredingen. Ter executie van € 1.000,- aan dwangsommen hebben [gedaagde partijen] op 17 oktober 2023 ten laste van [eiser] executoriaal loonbeslag gelegd. [eiser] is vervolgens bij deze rechtbank een opheffingskortgeding gestart. Bij vonnis van 4 december 2023 heeft de voorzieningenrechter [gedaagde partijen] verboden om één van de zes aangezegde dwangsommen te executeren. Verder zijn de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat de andere dwangsommen waren verbeurd.

2.10.

Daarna hebben [gedaagde partijen] bij brieven van 14 mei 2024, 27 mei 2024, 27 juni 2024, 10 juli 2024 en 15 juli 2024 wederom aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen.

3 Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.

[eiser] vordert – zakelijk samengevat – de verklaring voor recht dat de geluidsniveaus die in lijn zijn met bepaalde randvoorwaarden, zoals opgesomd in randnummer 26 van de dagvaarding, geen (geluids)overlast opleveren, in de zin van 6.1 van het dictum van het vonnis in kort geding. Daarnaast vordert hij de verklaring voor recht dat bepaalde aangezegde dwangsommen ten onrechte zijn aangezegd, en dat [gedaagde partijen] gehouden zijn de executie van deze dwangsommen te staken en gestaakt te houden, met veroordeling van [gedaagde partijen] om aan [eiser] terug te betalen wat uit hoofde van de genomen executiemaatregelen is verkregen.

in het incident

3.2.

In het incident vordert [eiser] dat de rechtbank de executoriale werking van het vonnis in kort geding schorst en [gedaagde partijen] verbiedt om over te gaan tot het nemen van verdere executiemaatregelen op basis van het vonnis in kort geding.

3.3.

Aan zijn vordering in het incident legt hij ten grondslag dat [gedaagde partijen] misbruik maken van hun executiebevoegdheid, omdat zij zonder (redelijke) gronden aanzeggingen doen voor dwangsommen en dreigen met het leggen van beslagen. Dit zorgt bij [eiser] voor aanzienlijke stress.

3.4.

[gedaagde partijen] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] in het incident. Zij maken geen misbruik van bevoegdheid, omdat [eiser] bewust overlast veroorzaakt, ondanks herhaald verzoek deze gedragingen te staken.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in het incident

4.1.

Tegen het vonnis in kort geding is geen hoger beroep ingesteld, waardoor geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. Weliswaar is dit kortgedingvonnis in kracht van gewijsde gegaan, maar het vonnis komt geen gezag van gewijsde toe. Voorts vordert [eiser] in de hoofzaak onder meer nadere uitleg van het vonnis in kort geding. De rechtbank overweegt daarom dat in dit geval van het uitgangspunt dat een dergelijk vonnis ten uitvoer moet worden gelegd, kan worden afgeweken als:

  • -

    i) het belang van [eiser] bij schorsing van de executoriale werking van het kortgedingvonnis, zolang niet op de door hem in deze bodemprocedure ingestelde vordering is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde partijen] bij de tenuitvoerlegging daarvan; of

  • -

    ii) de (verdere) tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis misbruik van bevoegdheid zou opleveren (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).

4.2.

De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zijn belang bij schorsing van de executoriale werking van het vonnis in kort geding, zolang niet op de door hem in deze bodemprocedure ingestelde vordering is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde partijen] bij de tenuitvoerlegging daarvan. Hij heeft bijvoorbeeld niet toegelicht waarom zijn belang in dit geval zwaarder zou moeten wegen dan het belang van [gedaagde partijen]

4.3.

Ook is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door deze uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden, met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13 lid 2 BW). Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dat doet zich echter niet voor als tussen partijen een (executie)geschil bestaat over de uitleg van het onherroepelijk vonnis, zoals hier aan de orde is. Daarnaast is ook niet gebleken van een noodtoestand aan de zijde van [eiser] , waardoor de tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding door [gedaagde partijen] niet kan worden aanvaard. [eiser] heeft enkel gesteld dan dat hij geen dwangsommen (meer) heeft verbeurd en dat hij aanzienlijke stress ervaart door de (onjuiste) tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding. Dat en waarom daardoor sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser] , heeft hij echter niet toegelicht.

4.4.

Gelet op al het vorenstaande zal het in het incident gevorderde worden afgewezen.

4.5.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5 De beslissing

De rechtbank:

in het incident

5.1.

wijst het gevorderde af,

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan,

in de hoofdzaak

5.3.

bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 13 november 2024 voor opgave verhinderdata voor de periode tot en met februari 2025,

5.4.

bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 4 december 2024 voor antwoord in reconventie,

5.5.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.

3418

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.