5.3.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op een datum tussen 11 en 19 september 2023 een toespraak heeft gehouden voor een groep personen waarin de verdachte heeft verkondigd dat oud-cricketspeler [naam 1] (hierna: [naam 1] ), nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op aangever [aangever] (hierna: [aangever] ), de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt. Van deze toespraak is een video-opname gemaakt die op het YouTube-account ‘ [YouTube-account] ’ is geplaatst en waarvan een kortere versie op X (voorheen Twitter) in een openbare post is geplaatst.
In de toespraak waar het om gaat zegt de verdachte onder meer het volgende. Het betreft een beëdigde vertaling van de oorspronkelijk in het Urdu uitgesproken tekst:
- -
“Jullie kennen de cricketers bij hun naam. Maar vergeet de anderen, onthoud alleen de naam van [naam 1] .”
- -
“Als een cricketspeler als een held wordt beschouwd vanwege zijn goede spel, kan [naam 1] niet een held worden omdat hij de eer van de Profeet hoog gehouden heeft door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt.”
- -
“Iemand wordt een held wegens het winnen van een kampioenschap, maar [naam 1] heeft de vlag van de eer van de Profeet hoog gehouden.”
- -
“Dit is iets groots en het is nu onze verantwoordelijkheid, en wij zullen het doen, zoals Allah het wil.”
Opruiing (feit 1)
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de uitingen van de verdachte hebben opgeruid tot enig strafbaar feit. Opruiing tot enig strafbaar feit is in artikel 131 Sr strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is blijkens de opname van dit artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet sprake zijn van het met opzet proberen om anderen een feit te laten plegen dat als strafbaar feit kan worden beschouwd. Verder is vereist dat deze uitlatingen in het openbaar en mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Of sprake is van opruiende uitlatingen hangt onder meer af van de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gesteld, de kennelijke bedoeling van de uitlatingen, de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating werd gedaan alsmede de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk was gericht.
Voor opruiing is niet beslissend of iemand zich daadwerkelijk tot het feit aangezet voelt, maar of de uitingen zodanig zijn dat iemand erdoor tot dat feit gebracht zou kunnen worden. Ook beïnvloeding op indirecte wijze kan opruiend zijn, namelijk als met bepaalde uitingen wordt beoogd de geesten rijp te maken voor strafbaar handelen. De bedoeling moet zijn daartoe op het gemoed te werken van diegene die er vatbaar voor is.
De bewoordingen
De bewoordingen van de verdachte maken duidelijk dat de verdachte lovend is over [naam 1] , die een beloning van 3 miljoen Pakistaanse roepie heeft uitgeloofd voor het doden van [aangever] en daarvoor is veroordeeld. Daarmee is duidelijk dat de verdachte de dood van [aangever] – die hij aanduidt als de vijand van de Profeet – verheerlijkt. Hij wijst op het belang ervan, op de verantwoordelijkheid van hem en “we” en verkondigt dat “we” gaan doen wat Allah volgens de verdachte wil.
De context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde uitlatingen een reactie vormen op de veroordeling van [naam 1] door de rechtbank Den Haag op 11 september 2023.1 De rechtbank overweegt daartoe dat de toespraak van de verdachte zeer kort na deze veroordeling op internet is geplaatst en ernaar verwijst. Daarnaast wordt in de video van de toespraak van de verdachte een afbeelding van [naam 1] gevoegd met daarnaast de tekst (in het Nederlands vertaald): ‘ [verdachte] 's verklaring ten gunste van [naam 1] ’. De openbare post op X waarbij een korte versie van de video is geplaatst, had de hashtag # [hashtag] . [naam 1] is, zoals hiervoor is vermeld, veroordeeld omdat hij een beloning heeft uitgeloofd voor het doden van [aangever] . Hieraan refereert de verdachte in zijn toespraak.
De ten laste gelegde uitlatingen kunnen niet los worden gezien van de grote onrust die is ontstaan in Pakistan sinds het moment dat [aangever] in 2018 een cartoonwedstrijd heeft aangekondigd en de felle strijd in Pakistan die radicale personen behorende tot de Barelvi-geloofsstroming voeren ter verdediging van de eer van de Profeet en tegen hetgeen zij als blasfemie beschouwen. Radicale Barelvi-geestelijken stellen dat beledigers van de Profeet gedood moeten worden. Daarvoor wijzen zij naar historische voorbeelden uit de tijd van de Profeet. Geweld tegen blasfemisten wordt door geestelijken uitgelegd als een heldendaad en blijk van liefde voor de Profeet. Daarbij bepalen radicale Barelvi-geestelijken wanneer sprake is van blasfemie, wie zich daaraan schuldig heeft gemaakt en welke straf daarop moet volgen. Dat doen zij in wisselwerking met hun publiek, dat de woorden van de geestelijk leider herhaalt of daarop met bekende spreuken reageert.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verschillende keren uitvoering is gegeven aan geweldsoproepen van Barelvi-geestelijken.
De aankondiging van de cartoonwedstrijd heeft in Pakistan geleid tot straatprotesten, waarbij werd opgeroepen tot de dood van [aangever] en verbreking van diplomatieke relaties met Nederland. Deze boodschap werd tot in 2019 herhaald. Tijdens de ‘Long March Against Holland’ zongen deelnemers: “Er is maar een straf voor de belediger van de Profeet: zijn onthoofding”. In zijn aangifte heeft [aangever] verklaard dat hij de afgelopen jaren duizenden (doods)bedreigingen heeft ontvangen vanuit Pakistan. In augustus 2018 is een persoon van Pakistaanse afkomst naar Nederland afgereisd om een aanslag te plegen op het leven van [aangever] . Deze aanslag is door de Nederlandse politie verijdeld en deze persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.2
De hoedanigheid van de verdachte
De verdachte is sinds november 2020 leider van de politieke partij [Pakistaanse politieke partij] ( [Pakistaanse politieke partij] ). Hem komt daarnaast als hafiz ook uit religieus oogpunt respect toe. De partij kan worden gezien als een politieke partij die het gedachtengoed van het radicalere deel van de Barelvi-stroming nastreeft. Bij de eerste verkiezingen waaraan de [Pakistaanse politieke partij] heeft meegedaan in 2018 won deze partij twee zetels in het provinciaal parlement van Sindh (provincie van Pakistan). Het kreeg in totaal 2,2 miljoen stemmen, waarvan 1,9 miljoen (vier van de vijf) stemmen in Punjab (eveneens een provincie in Pakistan). Daarmee mobiliseerde de [Pakistaanse politieke partij] zijn Barelvi-stem in Punjab. In 2020 en in 2021 hebben gewelddadige confrontaties plaatsgevonden tussen [Pakistaanse politieke partij] -aanhangers en de politie, waarbij politieagenten en demonstranten werden gedood.
De vader van de verdachte, [vader van verdachte] die de verdachte voorging als politiek leider van de [Pakistaanse politieke partij] , heeft in 2018, 2019 en 2020 in een fatwa, een religieus vonnis, uitgesproken dat [aangever] gedood moet worden en aan deze fatwa herinnerd. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte in 2022 moslims die in Nederland wonen opriep om [aangever] te doden vanwege het belasteren van de Profeet.
Opruiend karakter
Gelet op de inhoud en de strekking van de uitlatingen, de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan en het publiek waartegen het is gericht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft opgeruid tot het vermoorden van [aangever] .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met zijn uitlatingen de veroordeelde [naam 1] neergezet als held en de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld verheerlijkt. De verdachte borduurt voort op de poging tot uitlokking van moord van [aangever] door [naam 1] en hij moedigt zijn toehoorders aan om nu verantwoordelijkheid te nemen. De uitlatingen kunnen daarmee dienen om de geesten van zijn toehoorders rijp te maken voor het vermoorden van de bedoelde vijand van de Profeet. Daarnaast mag ervan worden uitgegaan dat het voor de volgelingen van de verdachte duidelijk is dat zijn teksten gaan over [aangever] . Dit baseert de rechtbank op het moment waarop de uitlatingen van de verdachte zijn gedaan, vlak na de veroordeling van [naam 1] , de referte aan de uitgeloofde beloning en de bedoeling van [naam 1] , en de verdere bewoordingen van de verdachte. Hierboven is al gewezen op eerdere uitlatingen van de verdachte. Uit meerdere Twitterberichten waarover [aangever] in zijn aangifte heeft verklaard en waarvan er sommige zijn opgenomen in het dossier blijkt dat deze ook op de door de rechtbank begrepen wijze zijn opgevat. Daarin wordt vermeld dat de verdachte een fatwa tegen [aangever] zou hebben uitgevaardigd vanwege blasfemie en dat hij daarom zou moeten worden gedood.
Bedreiging (feit 2)
Naar het oordeel van de rechtbank staat tevens vast dat de uitlatingen van de verdachte moeten worden gezien als bedreiging. [aangever] is op de hoogte geraakt van de uitlatingen van de verdachte doordat die op verschillende openbare sociale media-kanalen zijn gedeeld. Nu de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan voor een groep toehoorders, terwijl de toespraak werd gefilmd en veel toespraken van de verdachte op internet zijn geplaatst, heeft hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever] op de hoogte zou raken van de bedreiging. Gelet op de bewoordingen, het bereik van de verdachte (een publiek van vele miljoenen) en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank tot slot van oordeel dat bij [aangever] door de uitlatingen van de verdachte de redelijke vrees kon ontstaan dat een moordaanslag op hem zou worden gepleegd.
Terroristisch oogmerk
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat sprake zou zijn van opruien tot het plegen van moord met terroristisch oogmerk of van bedreiging met moord met een terroristisch oogmerk. De wetgever heeft het terroristisch oogmerk in artikel 83a Sr - kort samengevat - omschreven als een gedraging die het oogmerk heeft om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen dan wel de overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel (internationale) structuren van een land te ontwrichten of te vernietigen. Het oogmerk is het naaste doel van de dader, het is datgene wat hij wil of waar het hem om te doen is. Het motief hiervoor kan economisch, politiek of religieus geïnspireerd zijn.
Hoewel het misdrijf in kwestie zonder twijfel een vreesaanjagend effect zou kunnen hebben in de Nederlandse maatschappij, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte met zijn opruiende en bedreigende woorden dit effect als doel heeft gehad. Het enige duidelijk blijkende doel van de verdachte is dat godslastering bestraft wordt met de dood.
Hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat hij [aangever] heeft bedreigd in diens hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: de Tweede Kamer). Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier op basis waarvan de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte hem in die hoedanigheid wilde bedreigen met moord.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met uitzondering van de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden.
5.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 19 september 2023 in Nederland en in Pakistan, in het openbaar mondeling en bij afbeelding heeft opgeruid tot moord door tijdens een openbare bijeenkomst en in een openbare video-opname die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen te verkondigen dat [naam 1] , nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] , de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en zijn publiek, en dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking;
2
hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 11 januari 2024 in Nederland en in Pakistan, [aangever] heeft bedreigd met moord, door tijdens een openbare bijeenkomst en in een openbare video-opname die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen te verkondigen dat [naam 1] , nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] , de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en zijn publiek en dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking.