Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:14348

Rechtbank Den Haag
09-09-2024
09-09-2024
09/037617-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig,Verstek

Veroordeling voor opruiing tot moord. Eendaadse samenloop met bedreiging met moord. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zitting houdende in het justitieel complex Schiphol te Badhoevedorp

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/037617-24

Datum uitspraak: 9 september 2024

Verstek

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats 1] (Pakistan),

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 2 september 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 19 september 2023 te Den Haag, in elk geval in Nederland, en/of in Pakistan, in het openbaar mondeling en/of bij afbeelding heeft opgeruid tot moord met terroristisch oogmerk, althans enig strafbaar feit, door tijdens een openbare bijeenkomst en/of in een openbare video-opname (die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen) te verkondigen dat [naam 1] (nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] ) de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en/of dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en/of zijn publiek en/of dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking;

2

hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 11 januari 2024 te Den Haag, in elk geval in Nederland, en/of in Pakistan, [aangever] , in diens hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft bedreigd met moord met terroristisch oogmerk, althans enig misdrijf tegen het leven gericht, door tijdens een openbare bijeenkomst en/of in een openbare video-opname (die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen) te verkondigen dat [naam 1] (nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] ) de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en/of dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en/of zijn publiek en/of dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking.

3 De bevoegdheid van de rechtbank

Nu is tenlastegelegd dat de feiten waarvan de verdachte wordt verdacht (onder meer) zijn gepleegd te Den Haag, is deze rechtbank bevoegd van die feiten kennis te nemen. Dit volgt uit artikel 45 Wet op de Rechterlijke Organisatie jo artikel 2 Wetboek van Strafvordering (Sv).

4 De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De vraag ligt voor of het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bevoegdheid verleent om de feiten die de verdachte worden verweten in Nederland te vervolgen en te berechten (de zogenaamde rechtsmacht). Is dat niet het geval, dan is de Nederlandse officier van justitie niet bevoegd om tot strafvervolging over te gaan.

De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. In artikel 2 Sr is bepaald dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op iedereen die zich in Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dat betekent echter niet dat de feitelijke gedraging geheel op Nederlands grondgebied moet zijn verricht. Uit de heersende rechtspraak blijkt dat de Nederlandse strafwet ook van toepassing kan zijn op strafbare feiten waarbij de gedraging geheel of gedeeltelijk in het buitenland heeft plaatsgevonden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het gevolg van een feitelijke gedraging op Nederlands grondgebied intreedt en het intreden van dat gevolg een bestanddeel vormt van het ten laste gelegde feit.

De verdachte is opruiing tot het plegen van moord met een terroristisch oogmerk, althans een strafbaar feit, en bedreiging van iemand in zijn hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal met een misdrijf met een terroristisch oogmerk ten laste gelegd. De verdachte wordt verweten dat hij dit heeft gedaan door bepaalde uitlatingen te doen tijdens een openbare bijeenkomst en hiervan een openbare video-opname op internet te plaatsen of te laten plaatsen. De rechtbank gaat ervan uit dat de openbare bijeenkomst niet in Nederland was en de video niet in Nederland is opgenomen. Wel is door de officier van justitie gesteld en is voor de rechtbank komen vast te staan dat de video in Nederland te zien is geweest en beoogd heeft gevolg te hebben voor een in Nederland woonachtige persoon. Daarmee doen de gevolgen, namelijk de kans dat iemand tot moord of een ander strafbaar feit in Nederland aangezet wordt en dat in Nederland de redelijke vrees als gevolg van de bedreiging ontstaat, zich op Nederlands grondgebied en in de Nederlandse rechtsorde voor.

Naar het oordeel van de rechtbank vallen daarom op grond van artikel 2 Sr de ten laste gelegde feiten onder de rechtsmacht van de Nederlandse strafwet. De rechtbank concludeert dan ook dat de officier van justitie volgens het Wetboek van Strafrecht tot vervolging over kon gaan.

5 De bewijsbeslissing

5.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

5.2.

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Aangezien de feiten nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank de bewijsmiddelen die voor deze feiten van belang zijn, tezamen bespreken. De rechtbank heeft de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen, elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

5.3.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op een datum tussen 11 en 19 september 2023 een toespraak heeft gehouden voor een groep personen waarin de verdachte heeft verkondigd dat oud-cricketspeler [naam 1] (hierna: [naam 1] ), nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op aangever [aangever] (hierna: [aangever] ), de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt. Van deze toespraak is een video-opname gemaakt die op het YouTube-account ‘ [YouTube-account] ’ is geplaatst en waarvan een kortere versie op X (voorheen Twitter) in een openbare post is geplaatst.

In de toespraak waar het om gaat zegt de verdachte onder meer het volgende. Het betreft een beëdigde vertaling van de oorspronkelijk in het Urdu uitgesproken tekst:

  • -

    “Jullie kennen de cricketers bij hun naam. Maar vergeet de anderen, onthoud alleen de naam van [naam 1] .”

  • -

    “Als een cricketspeler als een held wordt beschouwd vanwege zijn goede spel, kan [naam 1] niet een held worden omdat hij de eer van de Profeet hoog gehouden heeft door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt.”

  • -

    “Iemand wordt een held wegens het winnen van een kampioenschap, maar [naam 1] heeft de vlag van de eer van de Profeet hoog gehouden.”

  • -

    “Dit is iets groots en het is nu onze verantwoordelijkheid, en wij zullen het doen, zoals Allah het wil.”

Opruiing (feit 1)

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de uitingen van de verdachte hebben opgeruid tot enig strafbaar feit. Opruiing tot enig strafbaar feit is in artikel 131 Sr strafbaar gesteld. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is blijkens de opname van dit artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht gelegen in de bescherming van de openbare orde. Voor een bewezenverklaring van opruiing moet sprake zijn van het met opzet proberen om anderen een feit te laten plegen dat als strafbaar feit kan worden beschouwd. Verder is vereist dat deze uitlatingen in het openbaar en mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Of sprake is van opruiende uitlatingen hangt onder meer af van de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gesteld, de kennelijke bedoeling van de uitlatingen, de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, de plaats waar en de gelegenheid waarbij de uitlating werd gedaan alsmede de doelgroep tot wie de uitlating kennelijk was gericht.

Voor opruiing is niet beslissend of iemand zich daadwerkelijk tot het feit aangezet voelt, maar of de uitingen zodanig zijn dat iemand erdoor tot dat feit gebracht zou kunnen worden. Ook beïnvloeding op indirecte wijze kan opruiend zijn, namelijk als met bepaalde uitingen wordt beoogd de geesten rijp te maken voor strafbaar handelen. De bedoeling moet zijn daartoe op het gemoed te werken van diegene die er vatbaar voor is.

De bewoordingen

De bewoordingen van de verdachte maken duidelijk dat de verdachte lovend is over [naam 1] , die een beloning van 3 miljoen Pakistaanse roepie heeft uitgeloofd voor het doden van [aangever] en daarvoor is veroordeeld. Daarmee is duidelijk dat de verdachte de dood van [aangever] – die hij aanduidt als de vijand van de Profeet – verheerlijkt. Hij wijst op het belang ervan, op de verantwoordelijkheid van hem en “we” en verkondigt dat “we” gaan doen wat Allah volgens de verdachte wil.

De context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan

De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde uitlatingen een reactie vormen op de veroordeling van [naam 1] door de rechtbank Den Haag op 11 september 2023.1 De rechtbank overweegt daartoe dat de toespraak van de verdachte zeer kort na deze veroordeling op internet is geplaatst en ernaar verwijst. Daarnaast wordt in de video van de toespraak van de verdachte een afbeelding van [naam 1] gevoegd met daarnaast de tekst (in het Nederlands vertaald): ‘ [verdachte] 's verklaring ten gunste van [naam 1] ’. De openbare post op X waarbij een korte versie van de video is geplaatst, had de hashtag # [hashtag] . [naam 1] is, zoals hiervoor is vermeld, veroordeeld omdat hij een beloning heeft uitgeloofd voor het doden van [aangever] . Hieraan refereert de verdachte in zijn toespraak.

De ten laste gelegde uitlatingen kunnen niet los worden gezien van de grote onrust die is ontstaan in Pakistan sinds het moment dat [aangever] in 2018 een cartoonwedstrijd heeft aangekondigd en de felle strijd in Pakistan die radicale personen behorende tot de Barelvi-geloofsstroming voeren ter verdediging van de eer van de Profeet en tegen hetgeen zij als blasfemie beschouwen. Radicale Barelvi-geestelijken stellen dat beledigers van de Profeet gedood moeten worden. Daarvoor wijzen zij naar historische voorbeelden uit de tijd van de Profeet. Geweld tegen blasfemisten wordt door geestelijken uitgelegd als een heldendaad en blijk van liefde voor de Profeet. Daarbij bepalen radicale Barelvi-geestelijken wanneer sprake is van blasfemie, wie zich daaraan schuldig heeft gemaakt en welke straf daarop moet volgen. Dat doen zij in wisselwerking met hun publiek, dat de woorden van de geestelijk leider herhaalt of daarop met bekende spreuken reageert.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verschillende keren uitvoering is gegeven aan geweldsoproepen van Barelvi-geestelijken.

De aankondiging van de cartoonwedstrijd heeft in Pakistan geleid tot straatprotesten, waarbij werd opgeroepen tot de dood van [aangever] en verbreking van diplomatieke relaties met Nederland. Deze boodschap werd tot in 2019 herhaald. Tijdens de ‘Long March Against Holland’ zongen deelnemers: “Er is maar een straf voor de belediger van de Profeet: zijn onthoofding”. In zijn aangifte heeft [aangever] verklaard dat hij de afgelopen jaren duizenden (doods)bedreigingen heeft ontvangen vanuit Pakistan. In augustus 2018 is een persoon van Pakistaanse afkomst naar Nederland afgereisd om een aanslag te plegen op het leven van [aangever] . Deze aanslag is door de Nederlandse politie verijdeld en deze persoon is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.2

De hoedanigheid van de verdachte

De verdachte is sinds november 2020 leider van de politieke partij [Pakistaanse politieke partij] ( [Pakistaanse politieke partij] ). Hem komt daarnaast als hafiz ook uit religieus oogpunt respect toe. De partij kan worden gezien als een politieke partij die het gedachtengoed van het radicalere deel van de Barelvi-stroming nastreeft. Bij de eerste verkiezingen waaraan de [Pakistaanse politieke partij] heeft meegedaan in 2018 won deze partij twee zetels in het provinciaal parlement van Sindh (provincie van Pakistan). Het kreeg in totaal 2,2 miljoen stemmen, waarvan 1,9 miljoen (vier van de vijf) stemmen in Punjab (eveneens een provincie in Pakistan). Daarmee mobiliseerde de [Pakistaanse politieke partij] zijn Barelvi-stem in Punjab. In 2020 en in 2021 hebben gewelddadige confrontaties plaatsgevonden tussen [Pakistaanse politieke partij] -aanhangers en de politie, waarbij politieagenten en demonstranten werden gedood.

De vader van de verdachte, [vader van verdachte] die de verdachte voorging als politiek leider van de [Pakistaanse politieke partij] , heeft in 2018, 2019 en 2020 in een fatwa, een religieus vonnis, uitgesproken dat [aangever] gedood moet worden en aan deze fatwa herinnerd. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte in 2022 moslims die in Nederland wonen opriep om [aangever] te doden vanwege het belasteren van de Profeet.

Opruiend karakter

Gelet op de inhoud en de strekking van de uitlatingen, de context waarin deze uitlatingen zijn gedaan en het publiek waartegen het is gericht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft opgeruid tot het vermoorden van [aangever] .

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met zijn uitlatingen de veroordeelde [naam 1] neergezet als held en de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld verheerlijkt. De verdachte borduurt voort op de poging tot uitlokking van moord van [aangever] door [naam 1] en hij moedigt zijn toehoorders aan om nu verantwoordelijkheid te nemen. De uitlatingen kunnen daarmee dienen om de geesten van zijn toehoorders rijp te maken voor het vermoorden van de bedoelde vijand van de Profeet. Daarnaast mag ervan worden uitgegaan dat het voor de volgelingen van de verdachte duidelijk is dat zijn teksten gaan over [aangever] . Dit baseert de rechtbank op het moment waarop de uitlatingen van de verdachte zijn gedaan, vlak na de veroordeling van [naam 1] , de referte aan de uitgeloofde beloning en de bedoeling van [naam 1] , en de verdere bewoordingen van de verdachte. Hierboven is al gewezen op eerdere uitlatingen van de verdachte. Uit meerdere Twitterberichten waarover [aangever] in zijn aangifte heeft verklaard en waarvan er sommige zijn opgenomen in het dossier blijkt dat deze ook op de door de rechtbank begrepen wijze zijn opgevat. Daarin wordt vermeld dat de verdachte een fatwa tegen [aangever] zou hebben uitgevaardigd vanwege blasfemie en dat hij daarom zou moeten worden gedood.

Bedreiging (feit 2)

Naar het oordeel van de rechtbank staat tevens vast dat de uitlatingen van de verdachte moeten worden gezien als bedreiging. [aangever] is op de hoogte geraakt van de uitlatingen van de verdachte doordat die op verschillende openbare sociale media-kanalen zijn gedeeld. Nu de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan voor een groep toehoorders, terwijl de toespraak werd gefilmd en veel toespraken van de verdachte op internet zijn geplaatst, heeft hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever] op de hoogte zou raken van de bedreiging. Gelet op de bewoordingen, het bereik van de verdachte (een publiek van vele miljoenen) en de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank tot slot van oordeel dat bij [aangever] door de uitlatingen van de verdachte de redelijke vrees kon ontstaan dat een moordaanslag op hem zou worden gepleegd.

Terroristisch oogmerk

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat sprake zou zijn van opruien tot het plegen van moord met terroristisch oogmerk of van bedreiging met moord met een terroristisch oogmerk. De wetgever heeft het terroristisch oogmerk in artikel 83a Sr - kort samengevat - omschreven als een gedraging die het oogmerk heeft om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen dan wel de overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel (internationale) structuren van een land te ontwrichten of te vernietigen. Het oogmerk is het naaste doel van de dader, het is datgene wat hij wil of waar het hem om te doen is. Het motief hiervoor kan economisch, politiek of religieus geïnspireerd zijn.

Hoewel het misdrijf in kwestie zonder twijfel een vreesaanjagend effect zou kunnen hebben in de Nederlandse maatschappij, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte met zijn opruiende en bedreigende woorden dit effect als doel heeft gehad. Het enige duidelijk blijkende doel van de verdachte is dat godslastering bestraft wordt met de dood.

Hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

De rechtbank is ook van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat hij [aangever] heeft bedreigd in diens hoedanigheid van lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: de Tweede Kamer). Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier op basis waarvan de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte hem in die hoedanigheid wilde bedreigen met moord.

Conclusie

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen, met uitzondering van de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden.

5.4.

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1

hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 19 september 2023 in Nederland en in Pakistan, in het openbaar mondeling en bij afbeelding heeft opgeruid tot moord door tijdens een openbare bijeenkomst en in een openbare video-opname die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen te verkondigen dat [naam 1] , nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] , de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en zijn publiek, en dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking;

2

hij in de periode van 11 september 2023 tot en met 11 januari 2024 in Nederland en in Pakistan, [aangever] heeft bedreigd met moord, door tijdens een openbare bijeenkomst en in een openbare video-opname die verdachte op internet heeft geplaatst of laten plaatsen te verkondigen dat [naam 1] , nadat deze was veroordeeld voor het uitloven van een beloning voor de moord op [aangever] , de eer van de Profeet heeft hoog gehouden door een beloning te beloven aan degene die de vijand van de Profeet onthoofdt en dat het nu de verantwoordelijkheid is van verdachte en zijn publiek en dat zij het zullen doen, zoals Allah het wil, althans woorden van die strekking.

6 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8 De strafoplegging

8.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.

8.2.

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing tot en bedreiging met moord. De verdachte heeft hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever] . [aangever] heeft ter terechtzitting verklaard over hoe groot de impact is van uitlatingen zoals die van de verdachte op zijn werk en privéleven en dat van zijn echtgenote. [aangever] wordt al bijna twintig jaar in vergaande mate in zijn vrijheid beperkt vanwege continue beveiliging en het wonen in een safe house. Hij is altijd waakzaam, kampt met gevoelens van onveiligheid en weet niet of hij de vrijheid om te gaan en staan waar hij wil, ooit terug zal krijgen. Dit alles is mede het gevolg van het handelen van de verdachte.

Het gaat om ernstige feiten. Op opruiing stelt artikel 131 Sr een maximale gevangenisstraf van vijf jaren, terwijl artikel 285 Sr op bedreiging een maximale gevangenisstraf van drie jaar stelt. De rechtbank kent groot gewicht toe aan het feit dat de verdachte een politiek leider is. Het past in het bijzonder iemand met die hoedanigheid niet om op te ruien tot wat een vorm van eigenrichting is, en daarmee tot wat strijdig is aan de beginselen van een democratische rechtstaat. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank ook mee dat de verdachte met de betreffende uitlating via social media een bereik heeft van vele miljoenen en aldus ook velen zal bereiken die zich door zijn boodschap aangesproken voelen. Gelet op het gezag van de verdachte als politiek leider mag worden aangenomen dat velen zijn uitlatingen zeer serieus nemen. De woorden van de verdachte wegen dus extra zwaar. Uit het proces-verbaal van de officier van justitie blijkt dat een niet onaanzienlijk aantal mensen binnen de aanhang van de [Pakistaanse politieke partij] bereid is om geweld te gebruiken. Daarvan wordt een aantal voorbeelden gegeven. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat er in 2018 daadwerkelijk een persoon afkomstig uit Pakistan naar Nederland is afgereisd met het plan om [aangever] te vermoorden.

De rechtbank is van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte zich in Nederland niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf. Uit het dossier komen verder geen persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren waaraan de rechtbank wat betreft de straftoemeting betekenis toekent.

De rechtbank houdt er rekening mee dat ten aanzien van de twee bewezenverklaarde feiten sprake is van een eendaadse samenloop. Het gaat immers bij beide feiten om dezelfde toespraak en video-opname die twee verschillende strafbare feiten opleveren. Dit heeft tot gevolg dat alleen de strafbepaling wordt toegepast waarop de hoogste straf staat, in dit geval opruiing tot enig strafbaar feit, op grond van artikel 131 lid 1 Sr. De rechtbank gaat in de onderhavige strafzaak daarom uit van een maximale gevangenisstraf van vijf jaren.

Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. Dit is een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Dat houdt in belangrijke mate verband met het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheden, waarvoor, indien wel bewezen, een maximumstraf van acht jaren had kunnen worden opgelegd.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 131 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van de feiten 1 en 2:

de eendaadse samenloop van

in het openbaar, mondeling en bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien;

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.

Dit vonnis is gewezen door

mr. [voorzitter] , voorzitter,

mr. [rechter 1] , rechter,

mr. [rechter 2] , rechter,

in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2024.

1 Zie rechtbank Den Haag 11 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13579

2 Zie rechtbank Den Haag 18 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12069

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.