Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘nareis’ ongegrond verklaard. Eiseres beoogd verblijf bij haar vader [naam 2] (referent).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij bericht van 7 november 2022 heeft gemachtigde van eiseres de rechtbank laten weten zich als gemachtigde van eiseres aan de zaak te onttrekken.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
2. Referent heeft op 12 december 2019 een aanvraag voor een mvv ten behoeve van eiseres ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
3. Bij bericht van 7 november 2022 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank laten weten al geruime tijd geen contact meer te kunnen krijgen met referent. Ook via familie en vrienden of via VluchtelingenWerk is dit haar niet gelukt. De brieven van de rechtbank van 28 maart 2023 en 3 april 2023 aan referent zijn retour gezonden met de mededeling dat de geadresseerde niet op het aangegeven adres verblijft. Bij bericht van 8 juni en 1 augustus 2023 heeft de staatssecretaris de rechtbank bericht niet te weten waar referent of eiseres bereikt kunnen worden.
4. Volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dient, in het geval dat een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, in beginsel ervan uit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
5. De rechtbank constateert allereerst dat gemachtigde van eiseres bij bericht van 7 november 2022 de rechtbank heeft laten weten zich aan de zaak te hebben moeten onttrekken. Voorts stelt zij vast dat verweerder niet weet waar referent en eiseres verblijven en dat het de rechtbank niet is gelukt om referent te bereiken. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de rechtbank de jurisprudentie van de Afdeling ten aanzien van vreemdelingen die met onbekende bestemming zijn vertrokken in deze zaak van overeenkomstige toepassing en komt de rechtbank, gelet op alle omstandigheden in deze zaak, tot de conclusie dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van het door haar tegen het bestreden besluit ingediende beroep. Daarmee is het procesbelang bij een verdere inhoudelijke beoordeling aan het beroep van eiseres komen te ontvallen.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 augustus 2023 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier de rechter is buiten staat om de
uitspraak te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.