vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/578930 / HA ZA 19-884 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SISVEL INTERNATIONAL S.A.,
te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. Kuipers te Amsterdam,
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
BBK ELECTRONICS CORPORATION LTD,
te Dongguan,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.A.J. Bisschop te Amsterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
GUANGDONG OPPO MOBILE TELECOMMUNICATIONS CO LTD,
te Dongguan, Volksrepubliek China,
3. OLEADING B.V.,
te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar vreemd recht
GUANGDONG ONEPLUS MOBILE COMMUNICATION CO LTD,
te Dongguan City, Volksrepubliek China,
5. de rechtspersoon naar vreemd recht
ONEPLUS TECHNOLOGY (SHENZHEN) CO LTD,
te Shenzhen, Volksrepubliek China,
6. de rechtspersoon naar vreemd recht
SONIC SKY LIMITED,
te Hong Kong, Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China,
7. REFLECTION INVESTMENT B.V.,
te Amsterdam,
8. de rechtspersoon naar vreemd recht
EASTERN SUN TRADING LIMITED,
te Hong Kong, Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China,
9. EASTERN SUN TRADING B.V.,
te Breda,
10. VCK LOGISTICS SUPPLY CHAIN SOLUTIONS B.V.,
te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. R.E. Ebbink te Amsterdam
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/579611 / HA ZA 19-936 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SISVEL INTERNATIONAL S.A.,
te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. Kuipers te Amsterdam,
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
SHENZEN TINNO MOBILE TECHNOLOGY,
te Shenzen, Volksrepubliek China,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
WIKO SAS,
te Marseille, Frankrijk
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
WIKO BENELUX SPRL,
te Sint-Pieters-Woluwe, België,
4. WIKO NETHERLANDS B.V. in liquidatie,
te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.M.E. Verschuur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Sisvel, BBK, Oppo (gedaagden in conventie in zaak 19-884 2 t/m 10 tezamen) en Wiko cs genoemd worden. Gedaagden in conventie in beide zaken worden tezamen aangeduid als gedaagden.
2 De verdere beoordeling in beide zaken
2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank eindbeslissingen genomen, waaronder de beslissing dat Sisvel zal worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank neemt over en blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 27 mei 2020 (hierna: het tussenvonnis) heeft overwogen en beslist. Het enige nog overgebleven beslispunt betreft de vaststelling van de hoogte van de proceskosten aan de zijde van gedaagden. Gedaagden zijn in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld hun proceskosten (nader) te specificeren en Sisvel is gelegenheid geboden daarop te reageren. Daarvan hebben zij gebruik gemaakt.
2.2.
Gedaagden vorderen vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.1 Sisvel maakt bezwaar tegen (de hoogte van) de opgevoerde proceskosten. Voor zover die weren ten aanzien van gedaagden gelijkluidend zijn zal de rechtbank daarmee beginnen en deze tezamen behandelen.
2.3.
Sisvel betwist in de eerste plaats dat de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv vastgesteld moeten worden. De procedures zien op de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht, te weten het door Sisvel ingeroepen octrooi, zodat, ook ten aanzien van het in verband daarmee door gedaagden gevoerde verweer, de vijftiende titel van Boek III Rv van toepassing is. De volledige kosten komen derhalve voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze redelijk en evenredig zijn en de billijkheid zich daar niet tegen verzet.2 Anders dan Sisvel ingang wil doen vinden, geldt dit evenzeer voor het door gedaagden gevoerde FRAND-verweer.3
2.4.
Aan het betoog van Sisvel dat (een deel van) de kosten nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt door gedaagden (in de zin van art. 237 lid 1 Rv laatste zin), omdat (deels) bij voorbaat kansloze verweren zijn gevoerd, zodat de daarmee gemoeide kosten voor gedaagden moeten blijven, gaat de rechtbank eveneens voorbij, reeds omdat dit feitelijke basis mist.
2.5.
Sisvel betoogt ten aanzien van alle gedaagden voorts dat, zo al sprake zou zijn van toepasselijkheid van art. 1019h Rv, in deze octrooizaken de indicatietarieven in IE-zaken – die niet gelden voor octrooizaken4 – analoog moeten worden toegepast. De rechtbank ziet daartoe in de specifieke omstandigheden van deze procedures geen aanleiding.
2.6.
Ook de stelling van Sisvel dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad5 zou volgen dat niet de volledige gemaakte kosten, maar alleen een significant deel daarvan voor vergoeding in aanmerking komt, wordt verworpen. Dit berust op een verkeerde lezing van de bedoelde arresten van de Hoge Raad (en van het arrest van het Hof van Justitie in United Video, genoemd in voetnoot 2). In die zaken is immers (kort gezegd) aangenomen dat indien sprake is van een regeling van forfaitaire tarieven, die regeling minst genomen een vergoeding van de redelijke en evenredige tarieven dient te waarborgen6. In deze zaak is als gezegd echter geen sprake van een forfaitaire regeling en probeert Sisvel bovendien het minimum (significant deel) ten onrechte tot maximum te verheffen.
2.7.
Wat betreft het door Sisvel in de zaken tegen Oppo en Wiko cs gevoerde verweer dat bij de beoordeling van de redelijkheid en evenredigheid van de gevorderde proceskosten in aanmerking moet worden genomen welke van de door de winnende partij aangevoerde argumenten succes hebben gehad en welke niet (de slagingskans/redelijkheid van het verweer) overweegt de rechtbank (voor zover nodig in aanvulling op het in r.o. 2.4 geoordeelde) als volgt. Sisvel betoogt in dat verband dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de rechtbank in beide zaken heeft geoordeeld dat de (voor de inbreuk) relevante conclusies van het octrooi nietig zijn wegens het ontbreken van inventiviteit. Uit het feit dat aan de andere (nietigheids- en niet-technische) argumenten niet is toegekomen, leidt Sisvel af dat die argumenten niet opgaan, zodat de door gedaagden met betrekking tot die argumenten opgevoerde kosten voor hun rekening dienen te blijven. Dit verweer, dat Sisvel niet in eerdere stukken heeft gevoerd terwijl zij dat, ook zonder kennis van de proceskostenspecificatie wel had kunnen voeren, moet worden gekwalificeerd als nieuw en zal derhalve buiten beschouwing blijven, zoals Oppo ook bepleit. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, hoewel niet valt uit te sluiten dat het in bepaalde, sprekende gevallen, redelijk kan zijn bij de begroting van de kosten rekening te houden met de kans van slagen van de aangevoerde argumenten, zij daarvoor in de onderhavige zaken in elk geval geen aanleiding ziet. Oppo en Wiko cs hebben voorts weersproken, dat de door hen gevoerde weren waarop de rechtbank haar eindoordeel niet heeft gebaseerd, kansloos waren.7
2.8.
Voor zover Sisvel (jegens Oppo en Wiko) een beroep doet op de billijkheidscorrectie omdat Oppo/Wiko zich niet als willing licensee opgesteld zou hebben, wordt dit gepasseerd. Uit de beslissing in het tussenvonnis volgt immers dat Oppo/Wiko zich ten aanzien van EP 536 terecht op het standpunt heeft gesteld geen licentievergoeding te willen betalen.
en voorts in de zaak 18-884
2.9.
BBK heeft kosten gespecificeerd tot een bedrag van in totaal € 109.625,05 waarvan € 108.046,50 aan honorarium en € 1.578,55 aan verschotten. Het aanvullende proceskostenoverzicht dat BBK bij reactieve akte van 8 juli 2020 heeft ingediend, betrekt de rechtbank niet in haar beoordeling omdat Sisvel daarop niet heeft kunnen reageren. Gelet op de aard en omvang van de procedure acht te rechtbank de opgevoerde kosten redelijk en evenredig zodat deze volledig voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten van BBK worden volledig toegerekend aan de procedure in conventie, reeds omdat BBK niet zelf inhoudelijk verweer heeft gevoerd ten aanzien van de techniek, maar heeft verwezen naar het verweer van Oppo. De kosten in het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen worden aan de zijde van BBK begroot op nihil; het verweer in dat incident is gelijk aan dat in de hoofdzaak en aparte kosten dienaangaande zijn door BBK ook niet gespecificeerd.
2.10.
Blijkens de kostenspecificatie van Oppo zijn haar totale kosten gemaakt in verband met deze procedure – na correctie voor een rekenfout – € 1.155.953,43 waarvan € 501.092,40 aan honorarium en € 654.861,03 aan verschotten.
2.11.
Sisvel voert aan dat de kosten die verband houden met de akten die zijn geweigerd – naar zij stelt in totaal € 353.579,20 – niet voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat die akten en de daarbij overgelegde producties geen deel uitmaken van de procedure (zie 1.2), gaat de rechtbank daar grotendeels in mee. De verschotten die aan die (akten en) producties zijn toe te rekenen zijn facturen van de door Oppo ingeschakelde deskundigen CRA en Verse en bedragen, naar Sisvel onbetwist stelt, in totaal € 213.579,20. De advocaatkosten die met die akten verband houden bedragen volgens Sisvel € 140.000, terwijl Oppo volgens eigen zeggen €48.617,90 voor deze akten heeft gedeclareerd. Partijen lichten niet toe hoe ze aan die bedragen komen. Uit de specificaties valt af te leiden dat het door Oppo genoemde bedrag, gelet op de in de relevante periode (24 april t/m 14 mei 2020) opgevoerde advocaatkosten, meer voor de hand ligt. Nu het voorts in de rede ligt dat de met het opstellen van deze akten gemoeide kosten van de deskundigen en van de advocaten, naar Oppo aanvoert, deels ten goede zouden zijn gekomen aan het FRAND-pleidooi dat uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden, zijn die kosten voor een deel niet nodeloos gemaakt. De rechtbank begroot de in verband met de geweigerde stukken nodeloos gemaakte kosten op een bedrag van € 200.000, waarvan € 175.000 aan verschotten en € 25.000 aan honorarium. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de opgevoerde kosten.
2.12.
Sisvel heeft nog aangevoerd dat de als verschotten opgevoerde kosten van de door Oppo ter onderbouwing van haar FRAND-verweer ingeschakelde deskundige CRA, zien op een verweer dat niet uitsluitend deze procedure dient, maar dat dat rapport mede is opgesteld ten behoeve van alle procedures wereldwijd zodat het niet redelijk is het volledige door CRA opgevoerde bedrag aan deze procedure toe te rekenen. Dit leidt zij af uit het feit dat in het CRA-rapport wordt gekeken naar een wereldwijde licentie en daarin sprake is van ‘Global Litigation’. Aan deze stelling, die door Oppo wordt betwist, gaat de rechtbank voorbij. Sisvel maakt ook in de Nederlandse procedure aanspraak op een wereldwijde licentie. In de dagvaarding vordert zij subsidiair verboden, onder de voorwaarde dat Oppo het aanbod van Sisvel om een wereldwijde licentie door een scheidsgerecht te laten vaststellen, afwijst. Het ligt dan ook voor de hand dat Oppo in haar FRAND-verweer de wereldwijde markt heeft betrokken. Sisvel heeft geen specifieke tijdregels of onderwerpen genoemd die niet (mede) zouden zien op de Nederlandse procedure. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deel van de opgevoerde kosten buiten beschouwing te laten omdat deze niet zouden zijn gemaakt ten behoeve van deze procedure. Het spreekt overigens voor zich dat de kosten, voor zover hier reeds verdisconteerd, niet in een andere procedure opnieuw kunnen worden opgevoerd indien het betreffende rapport aldaar zou worden ingediend.
2.13.
Voor het overige acht de rechtbank de gespecificeerde kosten, gelet op de aard en omvang van de zaak, mede in het licht van de door Sisvel zelf op 6 maart 2020 opgevoerde kosten, redelijk en evenredig. De proceskosten van Oppo worden derhalve begroot op € 476.092,40 aan honorarium en € 480.500,03 (€ 479.861,03 + € 639,- aan griffierecht8) aan verschotten, in totaal op € 956.592,43. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de beslissing over de proceskosten aan te houden tot in de aanhangige Engelse procedure zal zijn beslist, zoals Sisvel nog had gevraagd.
2.14.
Partijen hebben geen voorstel tot verdeling van de kosten over de procedures in conventie en reconventie gedaan. De rechtbank rekent de volledige kosten toe aan de procedure in conventie en nihil aan de reconventie, omdat hetgeen Oppo aan haar reconventionele vordering ten grondslag heeft gelegd, volledig samenvalt met haar verweer in conventie.
2.15.
Over de vorderingen in de (voorwaardelijke) 843a Rv incidenten is in het tussenvonnis beslist dat deze worden afgewezen wegens gebrek aan belang gelet op het door de rechtbank gegeven art. 22 Rv bevel. De kosten in die incidenten, die niet apart zijn gespecificeerd, worden gecompenseerd. De kosten in het 223 Rv incident aan de zijde van Oppo worden begroot op nihil.
en voorts in de zaak 19-936
2.16.
Wiko cs heeft kosten gespecificeerd tot een bedrag van € 100.000,- aan honorarium en € 26.992,30 aan verschotten. Sisvel heeft de hoogte van die kosten niet betwist. Ambtshalve wordt overwogen dat deze kosten, gelet op de aard en omvang van de procedure, redelijk en evenredig zijn te achten, zodat het volledige bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Partijen hebben geen voorstel tot verdeling van de kosten over de procedures in conventie en reconventie gedaan. De rechtbank rekent om dezelfde redenen als hiervoor de volledige kosten toe aan de procedure in conventie en nihil aan de reconventie. De kosten in het incident tot treffen van voorlopige voorzieningen worden (eveneens) begroot op nihil; het verweer in dit incident is gelijk aan dat in de hoofdzaak en aparte kosten dienaangaande zijn door Wiko cs ook niet gespecificeerd.
2.17.
In het door Wiko cs opgeworpen en ingetrokken voorwaardelijke 843a Rv incident bestaat geen aanleiding voor een kostenveroordeling. Gesteld noch gebleken is dat Sisvel, die geen conclusie van antwoord in het incident heeft genomen, kosten heeft gemaakt.
2.18.
De door gedaagden gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal, evenals de uitvoerbaar bij voorraad verklaring, als onbestreden worden toegewezen, maar pas met ingang van de datum gelegen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis.
2.19.
Voor veroordeling in de nakosten, zoals gevorderd door BBK en Wiko cs, bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.9
3 De beslissing
De rechtbank
in conventie in de hoofdzaak en in de incidenten
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten van het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen, aan de zijde van Oppo en BBK begroot op nihil,
3.3.
compenseert de proceskosten in de (voorwaardelijk) door Oppo en Sisvel opgeworpen 843a incidenten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.4.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in de hoofdzaak,
3.5.
begroot de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van BBK tot op heden op € 109.625,05, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
3.6.
begroot de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van Oppo tot op heden op € 956.592,43, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
3.7.
vernietigt conclusies 4 en 8 van het Nederlandse deel van EP 1 129 536 B1;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.9.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten, tot op heden aan de zijden van gedaagden begroot op nihil;
in conventie in de hoofdzaak en in het incident
3.10.
wijst de vorderingen af;
3.11.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in de hoofdzaak, aan de zijde van Wiko cs tot op heden begroot op € 126.992,30 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, berekend over het tijdvak van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
3.12.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten in het incident tot het treffen van voorlopige voorzieningen, aan de zijde van Wiko cs begroot op nihil;
3.13.
vernietigt conclusies 4 en 8 van het Nederlandse deel van EP 1 129 536 B1;
3.14.
veroordeelt Sisvel in de proceskosten, aan de zijde van Wiko cs tot op heden begroot op nihil;
3.15.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke, mr. E.F. Brinkman en mr.ir. J.H.F. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.