Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2021:12397

Rechtbank Den Haag
12-11-2021
15-11-2021
NL21.5425 en NL21.5428
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Dublin-Italië terugname, interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezin, bijzonder kwetsbaar in de zin van Tarakhel, opvangvoorzieningen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummers: NL21.5425 en NL21.5428


uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[eisers], eisers,

mede namens hun minderjarige kind,

[kind],

V-nummers: [nummer], [nummer] en [nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de beroepen op 7 september 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer E.O. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.

Interstatelijk vertrouwensbeginsel

2.1

Eisers voeren - kort samengevat - aan dat in Italië sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Overdracht is volgens eisers daarom in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ter onderbouwing wijzen eisers op de volgende stukken:

- informatie van de ELENA-coördinator mevrouw Maria Christina Romano, van
3 november 2020;

- mailwisselingen tussen Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en Romano van 1 februari 2021, 20 april 2021, 25 april 2021 en 6 september 2021;

- een officieel antwoord van de Italiaanse autoriteiten;

- een persbericht over een uitspraak van het Duitse Higher Administrative Court van
20 juli 2021;

- het rapport van SFH/Borderline-Europe: ‘Aufnahmebedingungen in Italien’, van
10 juni 2021;

-het ‘Country Report: Italy 2020 Update’ van AIDA, van 3 juni 2021;

- interim measures van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

Uit deze stukken blijkt volgens eisers dat er in theorie veel lijkt te zijn verbeterd, maar dat dit in de praktijk niet het geval is. Het aantal plaatsen in de SAI-opvang is beperkt - en daarom eigenlijk alleen beschikbaar voor statushouders en alleenstaande minderjarige vreemdelingen - en er zijn geen gereserveerde plaatsen voor Dublinterugkeerders. Zelfs extra kwetsbare personen worden vaak doorgestuurd naar de eerstelijnsopvang (CAS). In de CAS-opvang is geen sprake van verbeterde omstandigheden. Opvang kan worden geweigerd aan personen die eerder uit de opvang zijn vertrokken, zoals eisers. Omdat de vergunning van eiser is ingetrokken is de kans groot dat hij in detentie wordt geplaatst en direct wordt uitgezet. Ook kan het enige dagen tot weken duren voordat kwetsbare personen zijn geregistreerd en volledige (medische) hulp ontvangen. Eisers zijn een gezin met jonge kinderen en slachtoffer geworden van mensenhandel. Zij zijn daardoor bijzonder kwetsbaar als bedoeld in het arrest Tarakhel1. Verweerder moet daarom individuele garanties vragen aan de Italiaanse autoriteiten.

2.2

Verweerder stelt zich hierover – zeer kort samengevat – op het standpunt dat hij uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

2.3

Het EHRM heeft in het arrest van 23 maart 20212 in de zaak M.T. tegen Nederland, gerectificeerd op 18 mei 2021, op basis van alle relevante informatie die bekend was op het moment van het nemen van dat arrest, geoordeeld dat door een aantal wetswijzigingen in Italië in oktober 2020 eerdere wetgeving (het Salvini-decreet) is teruggedraaid. Er is sindsdien (weer) sprake van eerstelijnsopvang (CAS) en tweedelijnsopvang (SAI). In de circular letter van 8 februari 2021 heeft de Italiaanse overheid de andere lidstaten geïnformeerd dat in de SAI-opvanglocaties, onder andere, gezinnen met minderjarige kinderen opgevangen kunnen worden.

Er kan daarom volgens het EHRM vanuit worden gegaan dat de toegang tot de opvang(voorzieningen) in het SAI-netwerk is hersteld voor (bijzonder) kwetsbaren. Overdracht aan Italië zal daarom volgens het EHRM niet leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Het EHRM heeft verder in die zaak geoordeeld dat zelfs als de vreemdeling en haar kinderen, gedurende het plaatsingsproces voor de SAI-opvang, in eerste instantie in een eerstelijnsopvangcentrum zouden worden opgevangen, er geen reden is anders te oordelen3. Daarbij neemt het EHRM in aanmerking dat de nieuwe wetswijzingen ook een uitbreiding inhouden van de faciliteiten die worden geboden in de eerstelijnsopvangcentra en dat effectieve toegang tot essentiële diensten volgens het UNHCR is gegarandeerd. In de uitspraak in de zaak A.B.4 heeft het EHRM dit oordeel herhaald.

2.4

Verweerder heeft bij brief van 2 september 2021 en op zitting hierop gereageerd.

2.5

De rechtbank overweegt als volgt.

2.6

In beginsel mag verweerder ten opzichte van Italië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.

2.7

De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eisers worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar in de zin van het arrest Tarakhel.

2.8

Uit de in 2.3 genoemde arresten van het EHRM volgt dat ten aanzien van de opvangvoorzieningen in Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat de kwaliteit van de opvangvoorzieningen en/of de toegang daartoe dusdanig is verslechterd sinds die arresten dat reëel en voorzienbaar is dat overdracht zal leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM.

2.9

De rechtbank is van oordeel dat de door eisers overgelegde informatie onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat de toepassing van de asielprocedure, de opvangvoorzieningen dan wel de leefomstandigheden in Italië, sinds het M.T-arrest en het A.B.-arrest, zodanig zijn dat op basis daarvan zou moeten worden geconcludeerd dat Italië de internationale verplichtingen niet nakomt en dat sprake is van een situatie als bedoeld in het arrest Jawo.

Uit de door eisers overgelegde informatie blijkt dat wordt erkend dat sprake is van zodanige wetswijzigingen dat bijzonder kwetsbare vreemdelingen in beginsel worden opgevangen in adequate opvangvoorzieningen en dat dit ook geldt voor zogenaamde Dublinterugkeerders. Wel blijkt hieruit ook dat het formaliseren van een asielaanvraag tijd kost, waardoor het enige tijd kan duren tot toegang wordt verkregen tot opvangcentra die specifiek zijn ingericht voor bijzonder kwetsbare vreemdelingen. Verweerder kan echter worden gevolgd in het standpunt dat deze informatie niet nieuw is, maar al blijkt uit eerdere informatie, zoals het rapport van AIDA van 27 mei 2020. Deze informatie is door het EHRM bij de beoordeling betrokken.

De rechtbank leidt bovendien uit het M.T. -arrest af dat de eerstelijns opvang (CAS), als daar een korte periode moet worden verbleven, een aanvaardbare kwaliteit heeft. Dat eisers niet in aanmerking zouden komen voor SAI-opvang en de CAS-opvang in hun geval dus niet tijdelijk van aard zou zijn, volgt de rechtbank niet. Uit de circular letter van 8 februari 2021 blijkt immers dat gezinnen met minderjarige kinderen wel in aanmerking komen voor SAI-opvang. In het A.B-arrest heeft het EHRM ook nog geoordeeld dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat daaraan niet afdoet dat in de SAI-opvang geen gereserveerde plaatsen zijn voor Dublinterugkeerders5.

Verweerder kan verder worden gevolgd in het standpunt dat niet blijkt waarop Romano haar conclusie, dat sprake is van “een zeer groot risico dat families op straat moeten verblijven in afwachting van plaatsing in de SAI-locaties” heeft gebaseerd. Deze conclusie volgt ook niet uit de rapporten waarop eisers zich hebben beroepen. Er is dan ook niet gebleken dat op dit punt sprake is van een structureel probleem waar elke Dublinterugkeerder mee te maken krijgt. Verweerder heeft er verder op gewezen dat de Italiaanse autoriteiten er bij de aankondiging van de overdracht op worden gewezen dat het om een gezin met minderjarige kinderen gaat. De rechtbank overweegt verder dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat, als incidenteel sprake zou zijn van het niet verkrijgen van adequate opvang, hierover niet kan worden geklaagd bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat die autoriteiten eisers niet kunnen of willen helpen. De omstandigheid dat deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 26 mei 20216 een ander gewicht heeft toegekend aan de informatie van Romano doet aan bovenstaande overwegingen van de rechtbank niet af en leidt dan ook niet tot een andere beslissing. Er is niet gebleken dat het regelmatig voorkomt dat kwetsbare personen gedurende langere tijd geen opvang krijgen en op straat moeten verblijven. De eerst op zitting gegeven toelichting dat een (voormalig) cliënte van de gemachtigde van eisers na overdracht aan Italië gedurende twaalf dagen op straat moest verblijven met haar kind, betreft slechts één voorbeeld en dit is niet onderbouwd. Daarmee is ook niet gebleken dat het in dat geval niet mogelijk was om te klagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten.

Ten aanzien van de asielprocedure in Italië overweegt de rechtbank dat de door eisers overgelegde informatie onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure. Bovendien laat deze informatie geen wezenlijk ander beeld zien dan in de zaken die bij het EHRM en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) aan de orde zijn geweest7.

De Italiaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd eisers asielverzoeken in behandeling te nemen en dus ook te voldoen aan de daarbij behorende verplichtingen.

Dit betekent dat de Italiaanse autoriteiten de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn dienen te respecteren. Voor zover Italië in strijd handelt met deze richtlijnen en de waarborgen die hieruit voortvloeien, meent verweerder terecht dat eisers ook daarover dienen te klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Met de aangehaalde informatie hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat in hun concrete situatie die mogelijkheid niet bestaat of dat de Italiaanse autoriteiten een door hen ingediende klacht niet serieus zullen nemen.

Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat toegang tot essentiële medische zorg te allen tijde mogelijk is en dat ook reguliere medische zorg beschikbaar is na registratie van het asielverzoek in Italië. Ook in dat opzicht kan daarom niet worden geconcludeerd dat Italië de verdragsverplichtingen schendt.

Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat zij voor bescherming tegen eventuele problemen met Blessing en vanwege mensenhandel niet bij de Italiaanse autoriteiten terecht kunnen. De stelling dat eisers tevergeefs hebben geprobeerd aangifte te doen volgt de rechtbank niet, aangezien eisers dat niet hebben onderbouwd.

2.10

Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Italië de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

3. De beroepen zijn ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, voorzitter, en mr. R.J. van Lochem en

mr. M.M. Vollebregt-Kuipers, leden, in aanwezigheid van mr. A. Korporaal-Wisman, griffier.

De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op de hieronder vermelde datum.

De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

1 EHRM, 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.

2 EHRM, 23 maart 2021, M.T. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.

3 Rechtsoverwegingen 55 en 57.

4 EHRM, 27 mei 2021, A.B. tegen Finland, ECLI:CE:ECHR:2021:0420DEC004110019.

5 Rechtsoverweging 36 en 37.

6 ECLI:NL:RBOVE:2021:2146

7 Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2449, en meer recent van 25 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:464.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.