[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt zich primair op het standpunt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
Na 2014 is de werkdruk stelselmatig verhoogd. Daar heeft zij over gesproken en over geklaagd maar er is niet naar haar geluisterd. Dat heeft bij haar groeiende stress te weeg gebracht.
Zij werkt als [functie] nauw samen met [verzoeker] , de enige [functie] binnen de [werkgever] . Door het optreden van [verzoeker] als werkgever is die samenwerking in toenemende mate onder druk komen te staan. [verzoeker] doet moeilijk over de vakantiedagen die [verweerster] wil opnemen en snauwt haar in het bijzijn van patiënten af.
Volgens [verweerster] is de ontstane situatie voor haar onwerkbaar geworden en dat is geheel te wijten aan [verzoeker] .
Subsidiair, voor het geval de kantonrechter de vertrouwensbreuk tussen partijen vaststelt, refereert [verweerster] zich wat betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan het oordeel van de kantonrechter.
Omdat de arbeidsverhouding door toedoen van [verzoeker] geheel onwerkbaar is geworden verzoekt zij in dat geval ontbinding van de arbeidsovereenkomst, rekening houdend met de normale opzegtermijn, de transitievergoeding en een billijk vergoeding.
Met betrekking tot de hoogte van de billijke vergoeding wijst [verweerster] op de duur van het dienstverband, op het feit dat zij slechts intern is opgeleid en geen enkel diploma heeft alsmede dat [verzoeker] als een van de laatsten in Nederland nog werkt met het verouderde BEGG systeem. Wanneer [verweerster] een ander baan moet zoeken op het gebied van de [functie] zal zij opnieuw intern moeten worden opgeleid met betrekking tot het systeem dat de nieuwe werkgever hanteert.