Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2015:7373

Rechtbank Den Haag
15-04-2015
30-06-2015
C-09-486624 HA ZA 15-483
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Kort geding

De vorderingen van de staat en de politie zijn toegewezen. De politiebonden moeten de oproep tot het voeren van acties tijdens de GCCS2015 intrekken en hun medewerken aan het voeren van die acties beëindigen. Verder moeten de politiebonden aan haar leden / de betrokken politieambtenaren bekend maken dat de aangekondigde acties onrechtmatig zijn en dat het haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren niet is toegestaan de acties doorgang te laten vinden. Uitgewerkt vonnis na verkort vonnis (zie ECLI:NL:RBDHA:2015:4189).

Rechtspraak.nl
AR 2015/1602
JAR 2015/181 met annotatie van mr. dr. A. Stege
AR-Updates.nl 2015-0441
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0441

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 15 april 2015

in de zaak met

zaak-/rolnummer C/09/486624 / KG ZA 15/483

van

de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie),

van wie de zetel is gevestigd te Den Haag,

eiser,

advocaat mr. M.B. de Witte-van den Haak en mr. R. van Arkel te Den Haag,

tegen:

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Algemeen Christelijke Politiebond,

gevestigd en kantoorhoudend te Leusden,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht

2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Nederlandse Politiebond,

gevestigd en kantoorhoudende te Woerden,

advocaat mr. P. de Casparis te Woerden,

3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Vereniging van Middelbare en Hogere Politie Ambtenaren,

gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Den Haag,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht,

4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdhied

Algemene Nederlandse Politievereniging,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht,

gedaagden,

alsmede in de zaak met

zaak-/rolnummer C/09/486625 / KG ZA 15/484

van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

Rechtspersoon met Wettelijke Taak Politie,

vertegenwoordigd door de korpschef,

gevestigd te Den Haag,

eiseres,

advocaat mr. A.J.D. Bekius te Zwolle,

tegen:

1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Algemeen Christelijke Politiebond,

gevestigd en kantoorhoudend te Leusden,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht

2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Nederlandse Politiebond,

gevestigd en kantoorhoudende te Woerden,

advocaat mr. P. de Casparis te Woerden,

3. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

Vereniging van Middelbare en Hogere Politie Ambtenaren,

gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Den Haag,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht,

4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdhied

Algemene Nederlandse Politievereniging,

advocaten mr. A. Joosten en mr. R. van der Stege te Utrecht,

gedaagden.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Staat’, ‘de Politie’ en ‘de Politiebonden’.

1 Het procesverloop

1.1.

Op basis van concept-dagvaardingen van de Staat en de Politie zijn de Politiebonden vrijwillig verschenen op de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 14 april 2015 te 14.00 uur. De zaken zijn op die datum, gezamenlijk, behandeld en er is op 15 april 2015 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

1.2.

In verband met de korte tijd tussen de aankondiging van het kort geding en het tijdstip van behandeling hebben de advocaten van Politiebonden ter zitting verzocht om een schorsing van de mondelinge behandeling teneinde (nader) kennis te kunnen nemen van de producties. De Politiebonden hebben verzocht om een schorsing van twee uur. De voorzieningenrechter heeft een schorsing toegestaan van (uiteindelijk) ongeveer vijfentwintig minuten. Hierbij is redengevend geweest dat de korte termijn van planning van het kort geding (mede) het gevolg is geweest van de aanzegging door de Politiebonden van de acties op 13 april 2015 die al op 16 april 2015 om 8.30 uur zouden plaatsvinden. De Politiebonden hadden derhalve rekening kunnen houden met een kort geding op korte termijn. Bovendien achtte de voorzieningenrechter de omvang van de producties niet zodanig dat een schorsing van twee uur noodzakelijk moest worden geacht.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 april 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Tussen partijen, de Staat en de Politie enerzijds en de Politiebonden anderzijds, heeft overleg plaatsgevonden over de totstandkoming van een nieuwe CAO voor de politie. De voorgaande CAO is per 31 december 2014 geëxpireerd. De Politiebonden hebben dit overleg begin maart 2015 opgeschort – omdat zij vonden dat de standpunten van partijen in het overleg te ver uiteenliepen – en zijn overgegaan tot het voeren van acties.

2.2.

Op 16 en 17 april 2015 vindt in het World Forum in Den Haag de Global Conference on Cyber Space (hierna: GCCS) plaats. Aan de GCCS nemen naar verwachting ongeveer 1300 vertegenwoordigers van overheden, de private sector en het maatschappelijk middenveld deel. Er worden 19 ministers van buitenlandse zaken en een groot aantal vakministers van de deelnemende landen verwacht. Voorts zullen er hoogwaardigheidsbekleders van internationale organisaties, directieleden uit het bedrijfsleven, CEO’s van non-gouvernementele organisaties en deskundigen van diverse universiteiten komen.

2.3.

Op advies van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (hierna: NCTV) is de GCCS door het Ministerie van Veiligheid en Justitie aangemerkt als een Nationaal Evenement. Als een evenement als Nationaal Evenement is aangemerkt wordt de beveiliging van het evenement vormgegeven op basis van inventarisatie en afweging van risico’s door de NCTV, aan de hand van de “Werkwijze bewaken en beveiligen Nationale Evenementen” (hierna: de werkwijze), opgesteld in maart 2011 door de politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de (toenmalige) Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. In de aanbiedingsbrief behorend bij de werkwijze, van 18 maart 2011, staat, voor zover nu relevant, het volgende vermeld:

“(…)

De werkwijze omvat onder andere:

een procedure voor de totstandkoming van een geïntegreerd dreigingsbeeld op basis van de landelijke en lokale dreigingsinschatting;

een transparante en toetsbare risicoafweging aan de hand van een landelijke lijst dreigingsscenario’s;

een handreiking voor het opstellen van een integraal bewakings- en beveiligingsplan, de maatregelen en de uitwerking van het concept van beveiligingsringen.

(…)”

2.4.

De beveiliging van de GCCS is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, de hoofdofficier van justitie van het parket Den Haag en de burgermeester van de gemeente Den Haag. Voor de uitvoering van de beveiliging is men aangewezen op de politie.

2.5.

De beveiliging van de GCCS vindt, ingevolge de werkwijze, plaats door middel van het inrichten van ringen. Binnen de ringen is sprake van een toenemend niveau van beveiliging. De binnenste ring (ring 1) wordt bezet door de Dienst Bewaken en Beveiligen (hierna: DBB). Dit is de ring rond de te beveiligen mensen. Als die mensen zich tijdens de GCCS in het World Forum bevinden, ligt ring 1 in of rond het Wold Forum. De volgende twee ringen (ring 2 en ring 3) worden bezet door medewerkers van de Politie. Ring 2 is het vastgestelde gebied rond ring 1 en heeft als doel om het werken binnen ring 1 mogelijk te maken. Ring 3 is de buffer voor ring 2 en heeft als doel te voorkomen dat publiek ongehinderd ring 2 kan betreden.

2.6.

Tijdens een overleg op 10 april 2015 hebben de Politiebonden informeel, mondeling, aangekondigd dat er op 16 april 2015 tijden de GCCS acties zouden plaatsvinden. Op 13 april 2015 om (of omstreeks) 13.40 uur hebben de Politiebonden een aanzegging verzonden aan de Staat en aan de Politie. In die aanzegging staat, voor zover nu relevant:

Actie Global Conference on CyberSpace (GCCS2015)

De politiebonden zullen alle collega’s die politiewerk verrichten rondom de GCCS2015 in Den Haag, oproepen om vakbondsbijeenkomsten bij te wonen op donderdag 16 april 2015 tussen 9.00 uur en 11.00 uur ’s ochtends en tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds. Om de veiligheid van de deelnemers aan de conferentie te garanderen is de Dienst Bewaken en Beveiligen (DBB) uitgezonderd van de actie.

De vakbonden organiseren op de genoemde tijdstippen vakbondsbijeenkomsten voor de betreffende collega’s. (…) De deelnemende collega’s blijven beschikbaar voor het verlenen van noodhulp. (…)

De bijeenkomsten zullen worden georganiseerd in de omgeving van het World Forum. Daarom kan de vervoerstijd voor en na de vakbondsbijeenkomst beperkt zijn. Deelnemende collega’s zullen omstreeks 08.30 uur vertrekken en terug zijn omstreeks 11.30 uur. Voor de tweede bijeenkomst zal dit van 17.30 t/m 20.30 uur zijn.

Voor deze tijdstippen is bewust gekozen omdat op deze tijdstippen geen inhoudelijk debat gevoerd wordt tijdens de conferentie, betreffende het geagendeerde onderwerp.

(…)

Alle collectieve acties georganiseerd door de ACP, de NPB, ANPV en de VMHP vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de bondsbesturen. Het spreekt voor zich dat wij er belang bij hebben en er ook alles aan zullen doen, om deze acties waardig en gecontroleerd te laten verlopen. In noodsituaties zal deze actie onmiddellijk worden afgebroken indien dit noodzakelijk blijkt. Indien u het niet eens bent met de randvoorwaarden zoals gesteld in deze aanzegging, kunt u de weg naar de rechter bewandelen.

Het regionale gezamenlijke actiecentrum van de ACP, de NPB, de ANPV en de VMHP in uw organisatie is uw directe aanspreekpunt voor praktische kwesties.

(…)”

2.7.

De Staat en de Politie hebben de Politiebonden schriftelijk gesommeerd de aangekondigde acties op 16 april 2015 (hierna: de acties) te annuleren, bij gebreke waarvan de Staat en de Politie de Politiebonden in kort geding zullen betrekken en de voorzieningenrechter zullen verzoeken de acties op 16 april 2015 te verbieden. De Politiebonden hebben op 14 april 2015 schriftelijk bericht aan de sommatie geen gehoor te zullen geven.

2.8.

In een brief van 14 april 2015, gericht aan de advocaat van de Staat, bericht de NCTV, voor zover nu relevant, als volgt:

“(…)

Middels deze brief informeer ik u dat een veilig en ongestoord verloop van de Global Conference on Cyber Space (GCCS2015) niet gewaarborgd kan worden als de politie haar werk onderbreekt tijdens de GCCS2015. (…)

Nationaal Evenement

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de GCCS2015 aangewezen als Nationaal Evenement. (…) Het niveau van de aanwezige personen en de verwachte (internationale) media-aandacht zorgt voor een verhoogde druk op bewaken en beveiligen. (…)

(…) De NCTV adviseert over de integraliteit van de beveiligingsmaatregelen in relatie tot het dreigingsbeeld en is daarmee (mede) verantwoordelijk voor de veiligheid van het evenement als geheel.

(…)

De voorbereidingen voor de beveiliging starten (ruim) een half jaar voor de geplande datum van het evenement.

(…)

Dreigingsbeeld

De beveiligingsmaatregelen worden gebaseerd op dreiging en risico. De bijeenkomst GCCS2015 kan door jihadisten als legitiem doelwit worden gezien, gelet op hun intenties. Het vormt immers een moment waarop vertegenwoordigers van Westerse regeringen en organisaties op één plek aanwezig zijn in een Westers land dat deelneemt aan de internationale strijd van IS en andere jihadistische groeperingen in Irak en Syrië. Een aantal landen die een nadrukkelijkere rol spelen in de mondiale aanpak van jihadisme, zal ook vertegenwoordigd zijn en haar risicoprofiel meebrengen. Ook zullen er landen aanwezig zijn die vanuit hun regionale conflictsituatie een bepaald risicoprofiel met zich mee brengen.

Effect werkonderbrekingen op veiligheid in ringen

De ringen vormen weerbaarheidlinies die onderlinge samenhang hebben. Maatregelen van de ene ring versterken de maatregelen van een andere ring en ze zijn in onderlinge samenhang vormgegeven. Het niet in stand zijn van een bepaalde maatregelen heeft direct effect op de effectiviteit van de andere maatregelen en het beveiligingsconcept als geheel. Het niet volgens plan uitvoeren van bepaalde veiligheidsmaatregelen, ongeacht in welke ring deze is genomen, doet afbreuk aan de integriteit van de totale ringenstructuur en leidt er toe dat het gehele beveiligingsconcept onvoldoende effectief is.

Het ringensysteem is al vanaf woensdagavond in stand. Effecten van de werkonderbrekingen kunnen al in de voorbereiding en/of op het moment van de ingang van het ringensysteem direct negatieve effecten hebben op de veiligheid van het geheel (de programmatijden zijn dus niet leidend maar de voorbereidingen van de beveiligingsmaatregelen).

(…)

De politiemedewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van het integrale beveiligingsconcept bestaande uit ringen zijn getraind en geoefend in hun taak en rol. Dit gebeurt op specifieke momenten maar vooral gedurende het gehele voorbereidingstraject van een half jaar. Het is daarom niet mogelijk om (buiten normale ziekteverzuim waarmee rekening wordt gehouden) om het beveiligingsplan te laten uitvoeren door ander medewerkers en/of organisaties.

(…)”

2.9.

In een brief van 14 april 2015 van [A] en [B], Algemeen Commandanten van de Politie bij de GCCS staat, voor zover nu relevant, het volgende vermeld:

“(…)

1. Het is niet meer mogelijk de openbare orde en veiligheid te garanderen bij het missen van politiemedewerkers tijdens de momenten 8.30-11.30 uur en 17.30-20.30 uur (zelfs als de DBB geen werkonderbreking heeft).

(…) De opbouw van het ringenstelsel is zorgvuldig op elkaar afgestemd en in een traject van vele maanden voorbereid. Daartoe behoort ook de inzetplanning van politiepersoneel, die al lang van te voren tot op persoonsniveau is voorbereid, inclusief instructie. In de aangekondigde acties van de bonden is op geen enkele manier te voorspellen hoe groot de uitval zal zijn. Elk doorbreking van het systeem van Bewaken en Beveiligen levert veiligheidsrisico’s op, ofwel rechtstreeks, ofwel door kettingreacties.

(…)

(…) Consequentie van de beoordeling door het NCTV van de GCCS2015 als Nationaal Evenement is dat er met een ringenstelsel van beveiliging gewerkt moet worden door onder meer de politie. (…) Elke ring is qua veiligheid gegarandeerd door de bezetting van de volgende ring. Dus ring 1 is veilig, omdat ring 2 veilig is met de huidige bezetting. Als bij één van de veiligheidsringen concessies worden gedaan in de capaciteit, en dús aan de veiligheid, heeft dat een zodanig veiligheidseffect op de andere ringen dat daarmee de beveiliging niet meer volledig is: er ontstaan dan zodanige ‘lekken’ in het veiligheidssysteem dat de openbare orde en veiligheid niet meer gegarandeerd kan worden. Deze lekken zouden bijvoorbeeld kunnen betekenen dat personen die in het bezit van een wapen zijn, in de nabijheid van te beveiligen personen (ring 1) kunnen komen.

(…)

2. Er is onvoldoende tijd en ruimte om het programma zodanig te wijzigen dat de werkonderbrekingen mogelijk zijn en toch de openbare orde te garanderen.

(…) Het betreft een internationale conferentie waar geruime tijd geleden afspraken over zijn gemaakt met alle deelnemende landen (landen uit de hele wereld). Onder de deelnemers is een groot aantal gasten met een hoogrisicoprofiel, zoals 19 Ministers van Buitenlandse Zaken en een groot aantal Vakministers. Dat vraagt om extra veiligheidsmaatregelen van de politie. Deze extra veiligheidsmaatrelen zijn niet gewaarborgd in geval van de aangezegde collectieve acties. Een dergelijk risico is voor de veiligheid van deze genodigden onacceptabel. Door het internationale karakter en de deelname van 102 landen uit de hele wereld is het onmogelijk het programma te wijzigen, zodanig dat er werkonderbrekingen kunnen worden gehouden. Buitenlandse gasten hebben hun vluchten afgestemd op de elementen van het programma waarbij ze aanwezig willen zijn.

(…)”

3 Het geschil

3.1

De Staat en de Politie vorderen – zakelijk weergegeven – de Politiebonden op straffe van een dwangsom van € 25.000,= te bevelen:

1. de oproep tot het voeren van acties in te trekken en hun medewerking aan het voeren daarvan en hun bijdrage daaraan te beëindigen;

2. met onmiddellijke ingang, doch uiterlijk binnen twee uur na de uitspraak aan haar leden, danwel de betrokken politieambtenaren bekend te maken dat de aangekondigde of reeds aangevangen acties onrechtmatig zijn en/of dat het haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren niet is toegestaan op enigerlei wijze de acties doorgang te laten vinden en/of dat de aankondigde of reeds aangevangen acties onmiddellijk dienen te worden beëindigd en ook beëindigd dienen te blijven;

althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter rechtvaardig en nodig oordeelt en met veroordeling van de Politiebonden, hoofdelijk, in de kosten van dit geding en de nakosten.

3.2.

Daartoe voeren de Staat en de Politie kort samengevat het volgende aan. De aange-

kondigde acties zijn onrechtmatig jegens de Staat en de Politie. Collectieve acties zijn onrechtmatig indien zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd (spelregeltoets) of indien op grond van de afweging van alle omstandigheden van het geval moet worden geoordeeld dat bonden en diens leden in redelijkheid niet tot de actie hadden kunnen komen. De spelregeltoets wordt niet doorstaan, omdat de Politiebonden in de gegeven omstandigheden de staking niet tijdig hebben aangekondigd. Voorts stellen de Staat en de Politie dat de veiligheid van de deelnemers van de GCCS gedurende de acties niet kan worden gewaarborgd en dat de belangen van de Staat bij het op goede en veilige wijze doorgang laten vinden van de GCCS zwaarder moeten wegen dan het belang van de Politiebonden om de acties doorgang te laten vinden.

3.3.

De Politiebonden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.

Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest (ESH). In artikel 6 aanhef en onder 4 ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de (beoogde en op de koop toe te nemen) schadelijke gevolgen voor de werkgever tegen wie de actie zich richt en derden.

4.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat er in onderhavige situatie sprake is van een belangengeschil als bedoeld in artikel 6, lid 4 ESH, zodat de acties in beginsel rechtmatig zijn. Voor het oordeel dat de acties niettemin onrechtmatig zijn, is slechts dan plaats, indien zwaarwegende procedureregels zijn veronachtzaamd (de zogenaamde spelregeltoets), dan wel indien – met inachtneming van de door artikel G ESH gestelde beperkingen – moet worden geoordeeld dat de bonden en haar leden in redelijkheid niet tot deze actie hadden kunnen komen.

4.3.

Tot voornoemde procedureregels behoort onder meer dat een staking slechts rechtmatig kan zijn als zij tijdig is aangezegd en kenbaar gemaakt. Met betrekking tot de in artikel G ESH gestelde beperkingen aan de rechtmatige uitoefening van het in artikel 6 lid 4 ESH erkende grondrecht geldt dat moet kunnen worden vastgesteld dat de staking in zodanige mate inbreuk maakt op de in het eerste lid van artikel G ESH aangewezen rechten van derden of algemene belangen – waaronder de bescherming van de openbare orde en nationale veiligheid – dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de zorgvuldigheid die krachtens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van anderen. Indien van een dergelijke inbreuk sprake is, is onbeperkte uitoefening van het grondrecht jegens allen, die daarvan schade ondervinden, onrechtmatig. Of dit het geval is, is een vraag van proportionaliteit die slechts kan worden beslist door, met inachtneming van alle omstandigheden in onderling verband, de bij de uitoefening van het grondrecht betrokken belangen af te wegen tegen die waarop inbreuk wordt gemaakt.

4.4.

In de in dit geschil aan de orde zijnde situatie geldt dat de werking van het systeem van de ringen er voor zorgt dat de veiligheid in ring 1 niet meer kan worden gewaarborgd indien medewerkers van de Politie in ring 2 en 3 hun werkzaamheden onderbreken, ook als er sprake is van een tijdelijke onderbreking als beoogd met de acties. Dit blijkt genoegzaam uit de onder 2.8 en 2.9 geciteerde brieven. De Politiebonden hebben de inhoud van die brieven niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Bovendien hebben zij ter zitting de werking van de ringen erkend en aangegeven dat ook zij vinden dat, ter waarborging van de veiligheid, de ringen “gesloten” moeten blijven en dat moet worden voorzien in een (weliswaar beperktere) vorm van bezetting in ring 2 en 3. Indien de acties op de aangekondigde wijze doorgang vinden, heeft dat derhalve direct gevolgen voor de GCCS. De aankondigde acties houden immers in dat alle medewerkers van de Politie die politiewerk verrichten rondom de GCCS, behalve de medewerkers die werkzaam zijn in ring 1, worden opgeroepen om de vakbondsbijeenkomsten bij te wonen, zodat er van een bezetting in ring 2 en 3 geen sprake meer is. Van een afdoende beveiliging is dan geen sprake meer. De omstandigheid dat collectieve acties overlast veroorzaken vormt op zichzelf genomen geen aanleiding om die acties onrechtmatig te achten. Nu echter de veiligheid tijdens de GCCS bij doorgang van de aangekondigde acties niet meer gegarandeerd kan worden, heeft de Staat heeft in dit verband terecht aangevoerd dat de Politiebonden onder die omstandigheden in redelijkheid niet tot de aangekondigde acties hadden kunnen komen. Het belang van de Staat bij doorgang van de GCCS – een grote internationale conferentie, met zeer langdurige voorbereiding en, volgens onweersproken stelling van de Staat, belangrijke en urgente onderwerpen – waarbij ook de veiligheid gewaarborgd is, weegt zwaarder dan het belang van de Politiebonden bij deze concrete acties. De aangekondigde acties moeten, onder die omstandigheden, als disproportioneel en daarmee onrechtmatig worden aangemerkt.

4.5.

De vraag of de acties voldoende tijdig zijn aangekondigd, hetgeen door de Staat en de Politie eveneens wordt betwist kan – gezien het vorenstaande – onbesproken blijven. De voorzieningenrechter ziet evenwel aanleiding hierover op te merken dat hij een aanzegging op 13 april 2015 om(streeks) 13.40 uur voor acties, met de beoogde impact, op 16 april 2015 om 8.30 uur bij een evenement als de GCCS niet voldoende tijdig acht. Anders dan door de Politiebonden is bepleit, heeft een tijdige aanzegging niet uitsluitend als doel om de werkgever de gelegenheid te geven om tegemoet te komen aan de eisen van – in dit geval – de Politiebonden, maar ook het voorkomen van onnodige bedrijfsschade en bescherming van de belangen van degenen die op de dienstverlening van de werkgever tegen wie de actie zich richt zijn aangewezen. Met name dat laatste doel kon met een aanzegging op 13 april 2015 niet meer bereikt worden. In deze procedure is niet gebleken wat de inhoud van de informele aanzegging van de acties op 10 april 2015 was, zodat de voorzieningenrechter ook niet kan beoordelen of ten aanzien van die aanzegging wel aan de spelregeltoets is voldaan.

4.6.

De Politiebonden hebben nog aangevoerd dat technisch overleg, over de feitelijke uitvoering van de acties, gevoerd had kunnen worden en dat dat er toe had kunnen leiden dat de acties zouden worden aangepast zodanig dat ze wel doorgang hadden kunnen vinden. De Staat en de Politie waren echter, aldus de Politiebonden, tot dat overleg niet bereid. De Staat en de Politie maken de Politiebonden hetzelfde verwijt over de bereidheid tot het voeren van technisch overleg. Zij stellen dat de Politiebonden tijdens het informele overleg op 10 april 2015 hebben aangekondigd dat zij niet bereid waren tijdens het technisch overleg te onderhandelen over praktische zaken. Voor zover de Politiebonden aan hun stelling op dit punt gevolgen verbinden ten aanzien van de toelaatbaarheid van de aangekondigde acties, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Weliswaar wordt in de aanzegging van de acties benoemd dat er een aanspreekpunt is voor praktische kwesties, doch in diezelfde aanzegging staat dat, indien de Staat en de Politie het niet eens zijn met de randvoorwaarden zoals gesteld in deze aanzegging, de weg naar de rechter bewandeld kan worden. Uit de aanzegging blijkt derhalve naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet expliciet de bereidheid van de Politiebonden om nader overleg te voeren over de invulling van de acties. Bovendien geldt dat de Politiebonden hebben gekozen voor de invulling van de acties zoals weergegeven in de aanzegging. Het komt voor hun risico dat de gekozen – en bij gebreke van technisch overleg ongewijzigd gebleven – invulling mogelijk door een rechter niet toelaatbaar wordt geacht. De omstandigheid dat de Staat en de Politie dat overleg niet zelf, uitdrukkelijk, hebben gezocht is daarbij niet relevant.

4.7.

De Politiebonden hebben voorts, ter zitting, gesteld dat zij, indien technisch overleg had plaatsgevonden, zouden hebben voorgesteld de acties zodanig aan te passen dat de beveiligingsringen in stand zouden blijven. Zij zijn daartoe nog steeds bereid en die aanpassing houdt in dat de capaciteit in ring 2 en 3 ook gedurende de acties op hetzelfde niveau blijft als op woensdagavond 15 april 2015 – het moment waarop het ringensysteem voor het eerst in werking gaat. Wellicht is het dan nodig om het programma van de GCCS enigszins aan te passen, maar de veiligheid komt alsdan – aldus de Politiebonden – niet in het geding.

4.8.

Dit voorstel van de Politiebonden kan er niet toe leiden dat de acties, in gewijzigde vorm, toelaatbaar worden geacht, reeds omdat dit gewijzigde voorstel de spelregeltoets niet doorstaat. De aanzegging van de acties in de gewijzigde vorm is immers eerst ter zitting, minder dan achtenveertig uur voor de aanvang van de acties, gedaan. Mede in het licht van de omvang van de GCCS, de bijbehorende beveiligingsmaatregelen en de voorbereiding daarop is dit onvoldoende voor de Politie en de Staat om alsnog de veiligheid gedurende de GCCS te kunnen waarborgen. Bovendien kan op deze korte termijn, zoals de Staat heeft aangevoerd, ook niet meer in redelijkheid gerealiseerd worden dat het programma van de GCCS zodanig gewijzigd wordt dat tijdens de actietijdstippen kan worden volstaan met een beperktere bezetting (namelijk dezelfde bezetting als op woensdagavond, als de GCCS nog niet gestart is) van ring 2 en ring 3.

4.9.

Het vorenstaande leidt er toe dat de vorderingen van de Staat en de Politie op na te melden wijze worden toegewezen. Volledigheidshalve overweegt de voorzieningenrechter nog dat, anders dan de Politiebonden hebben gesteld, met deze beslissing het stakingsrecht van medewerkers van de Politie niet wordt uitgehold. In algemene zin staat immers niet ter discussie het stakingsrecht van medewerkers van de politie, ook niet als die acties verstrekkender zijn dan de reeds eerder gevoerde sirene-acties, langzaamacties en het uitdelen van flyers. Of concrete acties als rechtmatig zijn aan te merken is echter telkens afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van een specifieke actie.

4.10.

Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.

4.11.

De Politiebonden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

in de zaak met zaak-/rolnummer: C/09/486624 / KG ZA 15/483

- beveelt ieder van de Politiebonden de oproep tot het voeren van acties, inhoudende dat (alle) medewerkers van de Politie die politiewerk verrichten rondom de GCCS2015 in Den Haag vakbondsbijeenkomsten zullen bijwonen op donderdag 16 april 2015 tussen 9.00 uur en 11.00 uur ’s ochtends en tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds, in te trekken en hun medewerking aan het voeren daarvan en hun bijdrage daaraan te beëindigen;

- beveelt ieder van de Politiebonden binnen twee uur na dit vonnis aan haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren bekend te maken dat de aangekondigde acties, inhoudende dat (alle) medewerkers van de Politie die politiewerk verrichten rondom de GCCS2015 in Den Haag vakbondsbijeenkomsten zullen bijwonen op donderdag 16 april 2015 tussen 9.00 uur en 11.00 uur ’s ochtends en tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds, onrechtmatig zijn en dat het haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren niet is toegestaan op enigerlei wijze de acties (geheel dan wel gedeeltelijk) doorgang te laten vinden en dat de aangekondigde acties onmiddellijk dienen te worden beëindigd en beëindigd dienen te blijven;

- bepaalt dat de Politievakbonden een dwangsom van € 25.000,= per overtreding verschuldigd zijn bij overtreding van en of meer van de hierboven genoemde bevelen, tot een maximum van € 250.000,=;

- bepaalt dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;

- veroordeelt de Politiebonden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.429,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 613,-- aan griffierecht te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis;

- bepaalt dat de Politiebonden bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

in de zaak met zaak-/ rolnummer: C/09/486625 / KG ZA 15/484

- beveelt ieder van de Politiebonden de oproep tot het voeren van acties, inhoudende dat (alle) medewerkers van de Politie die politiewerk verrichten rondom de GCCS2015 in Den Haag vakbondsbijeenkomsten zullen bijwonen op donderdag 16 april 2015 tussen 9.00 uur en 11.00 uur ’s ochtends en tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds, in te trekken en hun medewerking aan het voeren daarvan en hun bijdrage daaraan te beëindigen;

- beveelt ieder van de Politiebonden aan haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren bekend te maken via (in ieder geval) haar websites, nieuwsbrieven en (social) media dat de aangekondigde acties, inhoudende dat (alle) medewerkers van de Politie die politiewerk verrichten rondom de GCCS2015 in Den Haag vakbondsbijeenkomsten zullen bijwonen op donderdag 16 april 2015 tussen 9.00 uur en 11.00 uur ’s ochtends en tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds, onrechtmatig zijn en dat het haar leden, dan wel de betrokken politieambtenaren niet is toegestaan op enigerlei wijze de acties (geheel dan wel gedeeltelijk) doorgang te laten vinden en dat de aangekondigde acties onmiddellijk dienen te worden beëindigd en beëindigd dienen te blijven;

- bepaalt dat de Politievakbonden een dwangsom van € 25.000,= per overtreding verschuldigd zijn bij overtreding van en of meer van de hierboven genoemde bevelen, tot een maximum van € 250.000,=;

- bepaalt dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;

- veroordeelt de Politiebonden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Politie begroot op € 1.429,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 613,-- aan griffierecht, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis;

- bepaalt dat de Politiebonden bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.

idt

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.