RECHTBANK
AMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Fno. 51306
Zaaknummer / rekestnummer: 11371300 \ EA VERZ 24-1022
Beschikking van 13 februari 2025
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
verzoekende partij,
hierna te noemen: KLM,
gemachtigde: mr. T. Ridder,
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae.
2 De feiten
2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1971, is sinds 27 augustus 1996 in dienst bij KLM. Zijn functie is Purser, met een loon van € 7.178,00 bruto per maand. Als Purser geeft [verweerder] (in samenwerking met de Senior Purser) aansturing aan de cabin crew.
2.2.
Van 8 tot 16 augustus 2024 heeft [verweerder] gewerkt op een shift naar en van [bestemming] . Deze shift bestond uit een aantal vluchten.
2.3.
In de periode tussen twee vluchten op [bestemming] is [verweerder] na een borrel, in de taxi terug naar het hotel, op informele wijze aangesproken door de gezagvoerder. Daarbij is benoemd dat [verweerder] veel seksueel getinte opmerkingen maakte en dat hij moest opletten dat hij daarmee niet in de problemen zou komen.
2.4.
Eind augustus 2024 heeft KLM haar interne veiligheidsdienst (KLM Security Services) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar het handelen van [verweerder] tijdens voornoemde vluchtcyclus. Dit naar aanleiding van een gesprek van één van de Cabin Attendants van die shift met haar leidinggevende. [verweerder] is in afwachting van dit onderzoek vanaf 27 augustus 2024 op non actief gesteld.
2.5.
De volgende crewleden hebben in het kader van het onderzoek een verklaring afgelegd:
- -
[getuige 1] , Cabin Attendant (hierna: [getuige 1] );
- -
[getuige 2] , CA World Businsessclass Specialist (hierna: [getuige 2] );
- -
[getuige 3] , Senior Purser (hierna: [getuige 3] );
- -
[getuige 4] , gezagvoerder (hierna: [getuige 4] );
- -
[getuige 5] Cabin Attendant (hierna: [getuige 5] );
- -
[getuige 6] , Cabin Attendant (hierna: [getuige 6] ).
2.6.
Op 3 september 2024 is [verweerder] zelf gehoord in het kader van het onderzoek.
2.7.
Op 11 september 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , [naam 1] (manager Cabin Crew) en [naam 3] (HR). Daarin is [verweerder] verzocht om naar aanleiding van de verklaringen zijn zienswijze te geven en een aantal vragen van KLM te beantwoorden.
2.8.
Op 16 september 2024 heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden. [verweerder] werd daarbij bijgestaan door FNV. In het verslag van dit gesprek is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“Wij hebben je nogmaals voorgehouden dat er zich tijdens de betreffende vluchtcyclus meerdere incidenten rondom jou hebben voorgedaan die niet door de beugel kunnen, niet alleen op het gebied van seksuele en seksistische uitingen en gedragingen jegens diverse (ondergeschikte) collega’s, maar ook op het gebied van racistische en discriminerende uitingen jegens de Joodse/Israëlische passagiers/bevolking. Van jou als ervaren purser verwachten wij – en mogen wij ook verwachten – dat je je weet te gedragen zowel richting collega’s als passagiers, dat er een veilige werkomgeving wordt gecreëerd en gewaarborgd en dat je op een betamelijke wijze uitvoering geeft aan jouw voorbeeldfunctie als leidinggevende aan boord van onze KLM-vloot. Jij hebt met jouw handelswijze getoond hier niet toe in staat te zijn en ook niet in te zien dat de invulling die jij geeft aan je pursersfunctie niet overeenkomst met hoe wij die als KLM willen zien. We hebben er, gezien de ontstane situatie, geen fiducie in dat dit nog ten positieve is te veranderen. Daarom hebben wij het vertrouwen in jou opgezegd en streven wij naar beëindiging van jouw dienstverband.
(…)
Je vond dat jou eerder verteld had moeten worden dat jouw ‘grappen’ niet kunnen, maar daar zit wat ons betreft nu juist het probleem, namelijk dat je zelf niet inziet wat wel en niet kan. Wat ons betreft zou het, zeker voor jou als ervaren purser, duidelijk moeten zijn welk gedrag van jou kan en mag worden verwacht aan boord en op de route en nu je getoond hebt dat dit niet zo is, zien wij geen opening tot verbetering.
Je herhaalde nog een keer dat je denkt dat je hulp nodig hebt, nu je kennelijk een andere realiteit hebt en mensen het anders zien dan jij het bedoelt. (…)”
3 Het geschil
3.1.
KLM verzoekt de kantonrechter, bij beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is,
I. de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden,
- primair op grond van verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW;
- subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub d BW;
- meer subsidiair de combinatiegrond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW;
II. bij het bepalen van de einddatum de duur van de procedure op de opzegtermijn in mindering te brengen;
III. te bepalen dat [verweerder] recht heeft op ten hoogste de wettelijke transitievergoeding;
IV. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
KLM stelt hiertoe dat [verweerder] zich op de vluchtcyclus van en naar [bestemming] in augustus 2024 op onacceptabele wijze heeft gedragen. In de eerste plaats verwijt KLM [verweerder] dat hij antisemitische of discriminerende opmerkingen over Joden en Israëliërs heeft gemaakt en dat hij op of richting een (koosjere) maaltijd van een Joodse passagier heeft gespuugd, of een spugende beweging in die richting heeft gemaakt. Daarnaast heeft [verweerder] volgens KLM tijdens de vluchtcyclus voortdurend (expliciet) seksuele en vrouwonvriendelijke opmerkingen gemaakt tegen leden van de cabin crew. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft KLM geen vertrouwen meer in [verweerder] . Het is namelijk juist de verantwoordelijkheid van de purser om te zorgen voor een veilige en professionele werkomgeving aan boord. Dat is zowel in het belang van de werknemers als de passagiers van KLM. Bovendien had het op basis van informatie in de personeelsportal, berichten in de interne nieuwsapp en de cao voor [verweerder] bekend moeten zijn dat dergelijk gedrag niet werd geaccepteerd. KLM stelt dat tegen die achtergrond niet van haar worden verlangd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] laat voortduren.
3.3.
Het verweer van [verweerder] strekt tot afwijzing van het verzoek van KLM. In de eerste plaats voert hij aan dat het onderzoek dat KLM Security Services ondeugdelijk was. [verweerder] ontving pas bij het verzoekschrift de integrale verklaringen van zijn collega’s. Hij vindt dat hij daardoor onvoldoende in staat is gesteld om zijn zienswijze daarop te geven.
3.4.
[verweerder] betwist dat hij antisemitische of discriminerende opmerkingen heeft gemaakt. Volgens [verweerder] heeft niet hij, maar Cabin Attendant [getuige 1] gezegd dat zij een hekel had aan Joden. Dit naar aanleiding van een voorval met een veeleisende Joodse passagier. Ook betwist [verweerder] dat hij op of richting een maaltijd heeft gespuugd. Hij voert aan dat hij wel het woord ‘Tuh beh’ heeft gezegd, met een maaltijd in zijn hand. Dat betekent zoiets als ‘verdorie’. Mogelijk is dat aangezien voor een spugende beweging, maar zo was het volgens [verweerder] niet bedoeld.
3.5.
[verweerder] betwist ook dat hij aan boord ongepaste opmerkingen heeft gemaakt. Volgens hem heerste er een vrije sfeer, waarin over en weer grappen werden gemaakt. [verweerder] voert aan dat hij altijd probeert aan te voelen of een grap gepast is of niet. Daar heeft hij nog niet eerder problemen mee gehad. Op eerdere vluchten is er niet over hem geklaagd. De opmerkingen die hem nu worden verweten, zijn volgens [verweerder] verdraaid en uit context gehaald. Hij heeft het idee dat de cabin crew hem in een kwaad daglicht wil plaatsen, omdat hij op de terugweg een aanvaring heeft gehad met [getuige 1] en hij haar en de andere Cabin Attendants vaak op hun functioneren heeft moeten aanspreken. Als het zo is dat [verweerder] toch ongepaste grappen heeft gemaakt, dan vindt hij dat KLM hem daar op had moeten aanspreken. Het is nooit zijn bedoeling geweest om iemand een ongemakkelijk gevoel te geven. [verweerder] geeft aan dat hij open staat voor begeleiding op dat vlak.
3.6.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt [verweerder] primair veroordeling van KLM om hem toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- per dag of dagdeel dat KLM in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen.
3.7.
Voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] dat KLM wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding en
€ 100.000,- aan billijke vergoeding. [verweerder] verzoekt dat in dat geval rekening wordt gehouden met de geldende opzegtermijn, zonder dat de duur van de procedure daarop in mindering wordt gebracht.
3.8.
In beide gevallen verzoekt [verweerder] veroordeling van KLM in de proceskosten.
3.9.
Het verweer van KLM strekt tot afwijzing van de tegenverzoeken.
3.10.
Bij de beoordeling wordt op de inhoudelijke standpunten van partijen ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst van [verweerder] kan worden ontbonden. Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daarvoor een redelijke grond is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is uitgewerkt wanneer sprake is van een redelijke grond.
4.2.
KLM verzoekt primair ontbinding op grond van verwijtbaar handelen (de e-grond). Daarvoor is vereist dat de werknemer zodanig verwijtbaar heeft gehandeld, dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de feiten die KLM aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd onvoldoende om een ontbinding op deze grond te dragen. Hieronder wordt dit verder toegelicht.
Het onderzoek van KLM Security Services was niet ondeugdelijk
4.4.
Voorop wordt gesteld dat het onderzoek dat KLM Security Services heeft gedaan niet ondeugdelijk was. Hoewel [verweerder] de integrale verklaringen van zijn collega’s eerst bij verzoekschrift heeft ontvangen, zijn de verwijten in het onderzoek voldoende concreet aan hem voorgelegd. Daar heeft hij ook adequaat op kunnen reageren.
Spugen op maaltijd en antisemitische opmerkingen staan niet vast
4.5.
Niet kan worden vastgesteld dat [verweerder] op een koosjere maaltijd heeft gespuugd. Ook kan niet worden vastgesteld dat hij discriminerende of antisemitische opmerkingen over een Joodse passagier heeft gemaakt. [verweerder] heeft dat gemotiveerd betwist. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rusten de stelplicht en bewijslast ten aanzien van deze verwijten op KLM. Zij heeft in dat kader verwezen naar de verklaringen van Cabin Attendants [getuige 1] en [getuige 2] , maar die verklaringen zijn tegenstrijdig:
- -
[getuige 1] benoemt dat zij op enig moment achterin kwam en bij [verweerder] haar beklag deed over een lastige Joodse passagier. Daarop zou [verweerder] hebben gezegd dat hij een hekel had aan Joden (“Ik haat dat volk. Ik haat Joden”) en zou hij een spugende beweging hebben gemaakt op een broodje. Volgens deze verklaring haalde hij vervolgens de velletjes van de maaltijden. Volgens [getuige 1] zou de Senior Purser [getuige 3] de opmerkingen van [verweerder] hebben gehoord en hem daarop hebben aangesproken. In deze verklaring wordt niet genoemd dat [getuige 2] tijdens het voorval ook in de galley aanwezig was.
- -
[getuige 2] benoemt in haar verklaring juist dat zijzelf op enig moment naar achter kwam en dat [verweerder] , om haar te provoceren, een koosjere maaltijd pakte, die open maakte en er vervolgens op spuugde. Dit deed hij volgens [getuige 2] om te laten merken dat zij ‘trash’ was, aangezien [getuige 2] zelf Joods is. Vervolgens veegde hij de maaltijd schoon met zijn mouw. [getuige 2] verklaart dat zij gelooft dat [getuige 1] op dat moment niet in de galley aanwezig was, omdat zij in de cockpit mocht zitten. De Senior Purser wordt in deze verklaring niet genoemd.
- -
Senior Purser [getuige 3] heeft niet verklaard dat hij bij het incident aanwezig was, of dat hij [verweerder] antisemitische opmerkingen heeft horen maken. Ook benoemt hij niet dat hij [verweerder] daarop in de galley heeft aangesproken. Hij heeft verklaard dat hem achteraf over het incident is verteld, toen hij er niets meer aan kon doen.
4.6.
Deze verklaringen, die niet op elkaar aansluiten, leggen tegenover de gemotiveerde betwisting van [verweerder] onvoldoende gewicht in de schaal. Deze verwijten spelen bij de beoordeling daarom verder geen rol.
Seksuele en vrouwonvriendelijke opmerkingen staan wel voldoende vast
4.7.
Het is op basis van de overgelegde verklaringen wel voldoende aannemelijk dat [verweerder] tijdens de vluchtcyclus veelvuldig expliciet seksuele en vrouwonvriendelijke opmerkingen heeft gemaakt. Verschillende leden van de cabin crew hebben daarvan onafhankelijk van elkaar gedetailleerde voorbeelden gegeven.
4.8.
Het verweer van [verweerder] dat de verklaringen van de cabin crew niet betrouwbaar zijn, omdat de Cabin Attendants hem in een kwaad daglicht willen plaatsen, overtuigt niet. Naast de cabin crew heeft namelijk ook de gezagvoerder (die duidelijk geen eigen belang bij de situatie heeft) verklaard over het gedrag van [verweerder] . In zijn verklaring staat het volgende: “Het was denigrerend tegen vrouwen in het algemeen, wel heel expliciet seksueel. Dat deed hij in het algemeen alsmaar. Ik heb hem niet expliciet seksuele opmerkingen horen maken tegen een van de stewardessen. Wel dat het gesprek altijd over seks ging als hij erbij was. Je kreeg het idee dat zijn enige doel waarom hij rondliep was om seks te hebben de hele tijd. Het ging over pijpen en neuken de hele tijd. Het ging soms ook specifiek over hoe hij vond dat het specifiek bij hem moest gaan.” De gezagvoerder heeft zich dermate aan het gedrag van [verweerder] gestoord, dat hij hem daarop in de taxi heeft aangesproken. Dat heeft [verweerder] niet betwist.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het op basis van de combinatie van de verschillende verklaringen voldoende aannemelijk dat [verweerder] tijdens de vlucht veelvuldig expliciet seksuele en vrouwonvriendelijke opmerkingen heeft gemaakt. De door de cabin crew genoemde voorbeelden laten weinig aan de verbeelding over. Terecht stelt KLM dat [verweerder] zich hiermee op onacceptabele wijze heeft gedragen. [verweerder] heeft als Purser een voorbeeldfunctie. In zijn rol geeft hij aansturing aan veelal veel jongere en minder ervaren Cabin Attendants. Tijdens een shift wordt er langdurig intensief samengewerkt op een beperkte ruimte. In die setting had [verweerder] zich bewust moeten zijn van de invloed die zijn opmerkingen zouden hebben op de werksfeer en het gevoel van veiligheid aan boord. Hij had moeten begrijpen dat zijn expliciet seksuele en seksistische opmerkingen – ook al waren deze mogelijk als grap bedoeld – daaraan ernstig afbreuk deden. Het is terecht dat KLM dit gedrag niet duldt.
Geen ontbinding op de e-grond
4.10.
Voor een ontbinding op de e-grond is het gedrag van [verweerder] echter onvoldoende. Dit moet namelijk worden geplaatst tegen de achtergrond van zijn lange staat van dienst bij KLM. Daarin is zijn functioneren altijd positief beoordeeld, terwijl [verweerder] (zoals hij onbetwist heeft aangevoerd) zich in voorgaande jaren niet anders heeft gedragen dan tijdens de vluchtcyclus van en naar [bestemming] . Ook heeft KLM niet betwist dat hij zijn gedrag al had aangepast na de informele opmerkingen van de gezagvoerder.
4.11.
KLM stelt dat niet van haar kon worden gevergd dat zij het gesprek met [verweerder] aan zou gaan, omdat het op basis van informatie in de personeelsportal, berichten in de interne nieuwsapp en de cao duidelijk moest zijn dat dergelijk gedrag onacceptabel was. Op dit punt gaat de kantonrechter niet met KLM mee. [verweerder] heeft namelijk gemotiveerd aangevoerd dat er in de praktijk een vrije, ongedwongen sfeer heerste, waarbinnen over en weer vaker grappen werden gemaakt, ook over seks. KLM heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. De kantonrechter ziet bovendien steun voor het standpunt van [verweerder] in de verklaring van [getuige 1] . Zij benoemt daarin namelijk: “Er werden eigenlijk al heel veel seksuele grappen gemaakt. Zelf heb ik drie jaar KLM Flight academy gedaan dus ben ik best wat gewend, ik ben best wel gehard.”. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [getuige 2] dat de Senior Purser in reactie op een opmerking van [verweerder] over seks met vier prostituees hem niet heeft aangesproken op zijn gedrag, maar enkel heeft gezegd: “ben je dan niet bang? Doe je het met condoom? Zonder condoom?”. [getuige 2] heeft ook verklaard: “Het is allemaal vrouwonterend, het ging maar door en lachen. Maar ja, de SP [Senior Purser, red. ktr] reageerde eigenlijk niet.(…)”.
4.12.
Het is (tot op zekere hoogte) voorstelbaar dat binnen een dergelijke cultuur voor een werknemer de grenzen van wat toelaatbaar is kunnen vervagen. Er ligt dan een grotere rol voor de werkgever om duidelijk te maken wat acceptabel is en wat niet. Verwijzen naar algemene informatie zoals in een personeelsportal is dan onvoldoende.
4.13.
Tegen deze achtergrond mocht van KLM worden verwacht dat zij, voordat zij zou aansturen op beëindiging van het dienstverband, eerst met [verweerder] in gesprek zou gaan en hem een officiële waarschuwing zou geven. Dat is (afgezien van het informele moment in de taxi) niet gebeurd. Het ontbindingsverzoek op de e-grond wordt daarom afgewezen.
Ook geen ontbinding op de g- of i-grond
4.14.
Subsidiair verzoekt KLM ontbinding op de g-grond. Daarvoor moet sprake zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Bovendien moet herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk zijn, of niet in de rede liggen.
4.15.
KLM stelt dat zij naar aanleiding van de gebeurtenissen haar vertrouwen in [verweerder] is verloren. Zij vreest dat zij haar werknemers geen veilige werkomgeving kan bieden als zij met [verweerder] op een vlucht worden ingepland. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee voldoende onderbouwd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Daarmee is echter niet gezegd dat deze verstoring ook duurzaam is, in die zin dat er geen verbetering kan worden verwacht. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij naar aanleiding van de zitting inziet dat hij beter geen grappen of opmerkingen over seks kan maken. Mogelijk was dat inzicht eerder gekomen als KLM eerder het gesprek met hem was aangegaan. [verweerder] heeft zowel in het kader van het onderzoek (zie overweging 2.8, laatste zin) als op de zitting aangegeven dat hij bereid is om zijn gedrag te veranderen en dat hij in dat kader ook open staat voor begeleiding. Daarnaast heeft [verweerder] onbetwist aangevoerd dat het binnen het systeem van KLM eenvoudig te realiseren is om hem niet meer met de collega’s van de besproken vluchtcyclus in te plannen.
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt deze situatie geen ontbinding op de g-grond, zoals door KLM meer subsidiair is verzocht.
4.17.
Gelet op hetgeen hiervoor in het kader van de e- en g-grond is besproken, wordt ook het ontbindingsverzoek op de i-grond afgewezen. Er is geen sprake van een combinatie van omstandigheden van de e- en g-grond die maakt dat de arbeidsovereenkomst niet langer voort kan duren.
4.18.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen.
Beoordeling van het tegenverzoek
4.19.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt [verweerder] veroordeling van KLM om hem toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom.
4.20.
Deze vordering wordt toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat van [verweerder] mag worden verwacht dat hij een duidelijke gedragsverandering laat zien en dat hij begeleiding vanuit KLM daarbij met beide handen aangrijpt. Deze begeleiding zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit frequente feedback, waarbij KLM de cabin crew bevraagt over hoe de vluchten met [verweerder] zijn verlopen. Nu het gedrag van [verweerder] op de zitting uitgebreid besproken is, is hij inmiddels een gewaarschuwd man.
4.21.
Om op een goede manier vorm te kunnen geven aan de terugkeer van [verweerder] op de werkvloer, zal een termijn van twee weken worden geboden. Die tijd kunnen partijen gebruiken om afspraken met elkaar te maken. Eerst daarna zal de verzochte dwangsom ingaan. De dwangsom wordt bovendien beperkt en gemaximeerd op de in het dictum vermelde wijze.
4.22.
KLM wordt, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 881,50 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 67,50 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
wijst de verzoeken van KLM af;
veroordeelt KLM ertoe [verweerder] uiterlijk binnen twee weken na betekening van de beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag of dagdeel dat KLM in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen, tot een totaal maximum van
€ 50.000,-.
veroordeelt KLM in de proceskosten, begroot op € 881,50 in totaal, voor zover van toepassing inclusief btw, te betalen binnen twee weken na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de wettelijke kosten van betekening indien niet tijdig aan de veroordelingen is voldaan en het vonnis moet worden betekend.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte in het verzoek en in het tegenverzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Kraak, kantonrechter, bij diens afwezigheid ondertekend door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.