Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2024:7784

Rechtbank Amsterdam
12-12-2024
12-12-2024
81-064087-22
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Een 72-jarige man is veroordeeld tot 180 uur taakstraf omdat hij in tien opeenvolgende belastingaangiften vermogen heeft verzwegen. Hierdoor is ruim 100.000 euro aan belastingen onbetaald gebleven.

Rechtspraak.nl
Viditax (FutD) 2024121705
FutD 2024-2687
NLF 2025/0576

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 81-064087-22

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 81-064087-22

Datum uitspraak: 12 december 2024

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] 1952, ingeschreven op het adres [adres] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. V.C. Langenburg, naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij over de jaren 2008 tot en met 2017 onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend door zijn vermogen in Libanon niet op te geven.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3 Waardering van het bewijs

3.1.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Bij de vraag of een aangifte onjuist is, gaat het om het absolute verschil tussen de ingediende aangifte en de juiste aangifte, en niet om het relatieve verschil.

De officier van justitie vindt dat het bewijs in deze zaak rechtmatig is verkregen, omdat verdachte zelf toestemming heeft gegeven om zijn gegevens te verstrekken.

3.2.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft erop gewezen dat de rechtbank Noord-Holland in de fiscale procedure tegen verdachte heeft geoordeeld dat verdachte de ‘vereiste aangiften’ heeft gedaan, omdat de onjuistheden in de aangiften niet zijn aan te merken als een in relatieve zin aanzienlijk verschil ten opzichte van de juiste aangiften. De verdediging stelt in het verlengde hiervan dat als een vereiste aangifte is gedaan, dit niet kan leiden tot de kwalificatie ‘onjuiste aangifte’ in de zin van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Het gaat namelijk om dezelfde aangifte.

Primair stelt de verdediging zich daarom op het standpunt dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

Subsidiair stelt de verdediging dat het feit en/of de verdachte daarom niet strafbaar zijn. Meer subsidiair geeft de verdediging de rechtbank in overweging om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, omdat sprake is van een vrij unieke situatie.

In het geval dat de rechtbank vindt dat een ‘vereiste aangifte’ ook een ‘onjuiste aangifte’ kan zijn, stelt de verdediging dat de vanuit Libanon verstrekte gegevens niet gebruikt mogen worden in een strafrechtelijke procedure, omdat niet is voldaan aan de verdragsvoorwaarden. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van deze gegevens en van het door middel van deze gegevens verkregen overige bewijs. Na bewijsuitsluiting is onvoldoende bewijs voorhanden, zodat verdachte vrijgesproken moet worden.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Kan een ‘vereiste aangifte’ een ‘onjuiste aangifte’ zijn?

De rechtbank is van oordeel dat als een aangifte fiscaalrechtelijk wordt gezien als een ‘vereiste aangifte’ dit niet uitsluit dat (desondanks) sprake is van een in strafrechtelijke zin onjuiste aangifte. De rechtbank legt dat hieronder uit.

Van een vereiste aangifte is fiscaalrechtelijk gezien geen sprake meer als de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Daarnaast moet de op basis van de aangifte (dus de ten onrechte) niet geheven belasting op zichzelf beschouwd aanzienlijk zijn. Fiscaalrechtelijk heeft het niet doen van de vereiste aangifte als gevolg dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard, ten nadele van de belastingplichtige. Bij een vereiste aangifte wordt de bewijslast niet omgekeerd, maar de aangifte kan nog steeds onjuist zijn gedaan.

Dat in een fiscaalrechtelijke procedure is geoordeeld dat sprake is van een ‘vereiste aangifte’, brengt niet mee dat de onjuistheden in de aangifte niet meer kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het AAFD-protocol1 regelt wanneer een zaak wordt aangemeld voor strafrechtelijke afdoening en wanneer de zaak door middel van een bestuurlijke boete afgedaan kan worden. In dit protocol speelt het relatieve belastingnadeel geen enkele rol. Ten slotte volgt ook uit jurisprudentie van de Hoge Raad niet dat als fiscaalrechtelijk sprake is van een vereiste aangifte, er geen sprake kan zijn van strafrechtelijke aansprakelijkheid.

De rechtbank oordeelt dan ook dat het feit dat in de fiscale zaak is geoordeeld dat verdachte de vereiste aangifte heeft gedaan, niet dwingend meebrengt dat er in strafrechtelijke zin geen sprake is van een onjuiste aangifte. De rechtbank zal op basis van het beschikbare dossier zelfstandig beoordelen of het tenlastegelegde is bewezen.

Het voorgaande brengt ook mee dat de subsidiaire conclusie van de verdediging, dat het feit en/of de verdachte niet strafbaar zijn, omdat de vereiste aangifte is gedaan, evenmin op gaat.

Geen prejudiciële vragen

De rechtbank ziet – gelet op het voorgaande – geen noodzaak om naar aanleiding van het verweer van de raadsman in deze zaak prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.

3.3.2.

Is het bewijs onrechtmatig verkregen?

De rechtbank is van oordeel dat de gegevens uit Libanon niet onrechtmatig zijn verkregen. Daartoe is redengevend dat verdachte zelf toestemming heeft gegeven aan de Bank of Beirut om zijn financiële gegevens te delen met de Libanese autoriteiten of autoriteiten van andere landen. Vervolgens zijn die gegevens gedeeld met – uiteindelijk – de Nederlandse Belastingdienst. Aan de hand van die gegevens heeft de Belastingdienst bij verdachte informatie opgevraagd en naar aanleiding daarvan is – naast fiscaalrechtelijk – ook strafrechtelijk opgetreden. De in het verdrag genoemde beperking dat die informatie alleen mag worden gebruikt voor fiscale kwesties, is dan ook niet aan de orde, De informatie is rechtmatig verkregen en mag voor het bewijs worden gebruikt.

3.3.3.

Is het feit bewezen?

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.2

Namens verdachte zijn de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2017 ingediend. De eerste van deze aangiften is ontvangen op 14 juni 2010 en de laatste op 1 november 2019.3

Verdachte heeft erkend dat de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2017 onjuist zijn. Verdachte heeft verklaard dat zijn aangiften werden ingediend door zijn boekhouder, de heer [naam 1] . Verdachte heeft in 2003 de bankrekening in Libanon geopend. [naam 1] wist niet van de Libanese bankrekening. Verdachte heeft bewust de bankafschriften niet aan [naam 1] gegeven en hij wist dat daardoor de bankrekening niet in de aangifte meegenomen zou worden. Verdachte heeft als reden opgegeven dat meneer [naam 2] van de Belastingdienst hem bankroet wilde maken en dat hij daarom het geld naar Beirut heeft gebracht.4

De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzettelijk onjuist aangiften heeft gedaan, door telkens zijn vermogen in Libanon bewust niet in de aangifte op te laten nemen. Het niet opnemen van belast vermogen is een gedraging die ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, zodat ook het strekkingsvereiste kan worden bewezen.

Dat verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met de (onwetende) boekhouder of een ander, kan de rechtbank niet vaststellen. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in 3.3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

in de periode van 14 juni 2010 tot en met 1 november 2019 in Nederland,

telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ten name verdachte, [verdachte] , over:

- het jaar 2008 en

- het jaar 2009 en

- het jaar 2010 en

- het jaar 2011 en

- het jaar 2012 en

- het jaar 2013 en

- het jaar 2014 en

- het jaar 2015 en

- het jaar 2016 en

- het jaar 2017,

telkens onjuist heeft gedaan, door telkens in de ingediende aangiften een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) op te geven,

terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straf

7.1.

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur.

7.2.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht er rekening mee te houden dat verdachte geen relevant strafblad heeft en dat hij openheid van zaken heeft gegeven toen hij ten aanzien van de bankrekening in Libanon met zijn neus op de feiten werd gedrukt.

7.3.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 180 uur. Zij is daartoe met inachtneming van onderstaande gekomen.

Verdachte heeft in tien opeenvolgende belastingaangiften zijn vermogen in Libanon verzwegen. Hierdoor is ruim € 100.000,- aan belastingen onbetaald gebleven. Daarmee heeft verdachte de Belastingdienst benadeeld en daarmee feitelijk ook de maatschappij als geheel. De rechtbank rekent dit verdachte aan.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudezaken. Het door verdachte veroorzaakte benadelingsbedrag valt in de categorie van € 70.000 tot € 125.000,- en daarbij wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden dan wel een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf als vertrekpunt genoemd. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van verdachte en het feit dat hij een meewerkende houding heeft getoond tijdens het onderzoek. Hij heeft het feit bekend. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank tot slot rekening met het feit dat sprake is van oude feiten die gepleegd zijn vanaf 2010. Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf moet worden opgelegd.

De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of er sprake is van schending van de redelijke termijn. Uit de aard en inhoud van het verhoor van verdachte op 22 oktober 2022 mocht hij redelijkerwijs afleiden dat strafvervolging zou worden ingesteld. Aan hem is toen immers medegedeeld dat hij verhoord werd als verdachte. Op die datum is de termijn van twee jaar waarbinnen de zaak met een einduitspraak moet zijn geëindigd, dan ook aangevangen. De rechtbank doet ongeveer anderhalve maand na afloop van de termijn uitspraak. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn (enigszins) is geschonden.

Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om een lagere taakstraf op te leggen dan die de officier van justitie heeft geëist.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. Wiewel, voorzitter,

mrs. A. Eichperger en M. Nieuwenhuijs, rechters,

in tegenwoordigheid van mrs. C. Wolswinkel en A.N.R. Narain, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2024.

1 Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen.

2 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

3 DOC-021, pag. 000520-000522 (een geschrift).

4 V-001-01, pag. 000044-000045.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.