Spanje vordert, na eiswijzigingen (laatstelijk van 1 mei 2024), bij vonnis – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de 2007-regeling een steunmaatregel vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU;
II. voor recht te verklaren dat de 2007-regeling niet conform artikel 108, lid 3, VWEU bij de Europese Commissie is aangemeld en onrechtmatige staatssteun vormt;
III. voor recht te verklaren dat de door het PHA-scheidsgerecht bij Arbitraal Vonnis van 28 februari 2020 toegekende schadevergoeding een steunmaatregel vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en tot onrechtmatige steun leidt zolang de Europese Commissie het Arbitraal Vonnis niet verenigbaar met de interne markt heeft verklaard op grond van artikel 107, lid 3, VWEU;
IV. voor recht te verklaren dat de invordering van de door het PHA-scheidsgerecht bij Arbitraal Vonnis van 28 februari 2020 toegekende schadevergoeding in strijd met het Unierecht is, zolang de Europese Commissie dat scheidsrechterlijke vonnis niet verenigbaar met de interne markt verklaard heeft;
V. voor recht te verklaren dat geen sprake is van een gewettigd vertrouwen bij gedaagden of enige andere met hen verbanden onderneming in de zin van Artikel 3, lid 3, van Bijlage I bij Verordening (EU) Nr. 651/2014 dat zij op grond van de 2007-regeling aanspraak konden maken op die in die 2007-regeling vervatte steunmaatregel;
VI. voor recht te verklaren dat een betaling door Spanje aan Blasket of enige andere partij uit hoofde van de door het PHA-scheidsgerecht bij Arbitraal Vonnis van 28 februari 2020 aan AES en AEF toegekende schadevergoedingen, een onrechtmatige steunmaatregel ten gunste van AES en AEF vormt zolang de Europese Commissie het Arbitraal Vonnis niet verenigbaar met de interne markt verklaard heeft op grond van artikel 107, lid 3, VWEU;
VII. Primair AES te veroordelen tot betaling aan Spanje van EUR 15,4 miljoen, vermeerderd met de rente ter hoogte van het percentage van de Spaanse 10-jarige obligatierente vanaf 30 juni 2014 tot aan de dag dat Spanje dat bedrag op grond van het Arbitraal Vonnis aan Blasket of enige andere partij heeft betaald, subsidiair, als Blasket of enige andere partij verlof tot tenuitvoerlegging van het Arbitraal Vonnis verkrijgt, het aan Blasket of enige andere partij te betalen bedrag, meer subsidiair, als Spanje al dan niet door de tenuitvoerlegging van het Arbitraal Vonnis een betaling doet aan Blasket of enige andere partij, het door Spanje betaalde bedrag, alles zolang de Europese Commissie het Arbitraal Vonnis niet verenigbaar heeft verklaard met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, VWEU;
VIII. Primair AEF te veroordelen tot betaling aan Spanje van EUR 11,1 miljoen, vermeerderd met de rente ter hoogte van het percentage van de Spaanse 10-jarige obligatierente vanaf 30 juni 2014 tot aan de dag dat Spanje dat bedrag op grond van het Arbitraal Vonnis aan Blasket of enige andere partij heeft betaald, subsidiair, als Blasket of enige andere partij verlof tot tenuitvoerlegging van het Arbitraal Vonnis verkrijgt, het aan Blasket of enige andere partij te betalen bedrag, meer subsidiair, als Spanje al dan niet door de tenuitvoerlegging van het Arbitraal Vonnis een betaling doet aan Blasket of enige andere partij, het door Spanje betaalde bedrag, alles zolang de Europese Commissie het Arbitraal Vonnis niet verenigbaar heeft verklaard met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, VWEU;
IX. AES te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over EUR 15,4 miljoen, vermeerderd met de rente ter hoogte van het percentage van de Spaanse 10-jarige obligatierente vanaf 30 juni 2014 te rekenen vanaf 10 december 2021, subsidiair 13 januari 2023, meer subsidiair vanaf de dag van betaling van genoemd bedrag of enig ander bedrag aan Blasket of enige andere partij die het Arbitraal Vonnis executeert tot aan de dag der algehele voldoening;
X. AEF te veroordeelden tot betaling van de wettelijke rente over EUR 11,1 miljoen, vermeerderd met de rente ter hoogte van het percentage van de Spaanse 10-jarige obligatierente vanaf 30 juni 2014 te rekenen vanaf 10 december 2021, subsidiair vanaf 17 januari 2023, meer subsidiair vanaf de dag van betaling van genoemd bedrag of enig ander bedrag aan Blasket of enige andere partij die het Arbitraal Vonnis executeert tot aan de dag der algehele voldoening;