Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2023:8442

Rechtbank Amsterdam
01-12-2023
20-01-2024
10694363 \ CV EXPL 23-12335
Burgerlijk procesrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Vonnis incident. Bevoegdheid kantonrechter. Artikel 93 Rv. Vordering boven de 25.000. Rechtstitel betwist. Afstand gedaan van het meerdere? Verwijzing naar handel.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht – sector kanton

Zaaknummer en rolnummer: 10694363 \ CV EXPL 23-12335

Vonnis 1 december 2023

in de zaak van:

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: All-Round Incasso,

tegen

GVB EXPLOITATIE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde partij in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

hierna te noemen: GVB,

gemachtigde: mr. A.G. Colenbrander en mr. H.B. van Engelenburg.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 29 augustus 2023, met producties,

- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie tot verwijzing, met producties,

- het antwoord op incidentele conclusie tot verwijzing en de akte houdende vermindering van eis van [eiser] .

1.2.

Daarna is een datum voor vonnis in het incident bepaald.

2 De feiten voor zover relevant in het incident

2.1.

[eiser] is van beroep fotograaf.

2.2.

GVB is een Nederlands openbaarvervoerbedrijf en verzorgt het openbaar vervoer in de regio Amsterdam.

2.3.

In 2017 heeft GVB met reclamebureau The Oddshop (inmiddels opgegaan in Media Monks Publishing B.V.) een overeenkomst gesloten voor opdrachten met betrekking tot marketing- en corporate communicatie, waaronder in ieder geval het maken van beelden voor een reclamecampagne.

2.4.

The Oddshop heeft voor de uitvoering van haar opdracht een overeenkomst gesloten met [eiser] .

2.5.

[eiser] heeft meerdere opnames voor GVB gemaakt.

2.6.

In 2022 heeft [eiser] geconstateerd dat GVB nog gebruik maakte van een aantal van zijn foto’s, genaamd: tram 26, reizigers wachten op bus, werk aan de rails en werkplaats tram. [eiser] heeft toen contact opgenomen met GVB en gesteld dat GVB zijn werk maar mocht gebruiken tot juni 2020.

2.7.

GVB heeft hierop gereageerd door aan te geven dat zij niet wist dat het gebruik van de foto’s was beperkt in tijd en dat zij dacht dat een totale afkoopsom was afgesproken. GVB erkende wel het gebruik van deze vier foto’s en partijen zijn daarop in overleg getreden over een vergoeding voor [eiser] voor dit gebruik. Bij dit overleg was ook het reclamebureau betrokken.

2.8.

Dit overleg heeft ertoe geleid dat GVB [eiser] in december 2022 een afkoopsom heeft betaald van € 37.026 (inclusief BTW) voor het gebruik van de vier beelden voor de tijdsperiode juni 2020 tot en met augustus 2022.

2.9.

In februari 2023 heeft [eiser] weer contact opgenomen met GVB omdat hij er achter was gekomen dat GVB volgens hem gebruik maakte van de foto ‘ochtendhumeur’ (hierna: de Foto) op de website ‘overgvb.nl’ in de periode juni 2020 tot augustus 2022.

2.10.

[eiser] vroeg GVB voor het gebruik van de Foto een vergoeding omdat deze foto volgens hem niet onder de regeling uit 2022 (zie 2.7 en 2.8) viel.

2.11.

[eiser] heeft GVB op 20 mei 2023 voor het gebruik van de Foto een factuur gestuurd ter hoogte van € 29.161 (inclusief BTW). Dit bedrag bestaat uit het gebruik van het beeldrecht met een opslag op grond van de volgens [eiser] toepasselijke Algemene voorwaarden van de Dutch Professional Photographers (hierna: DuPho voorwaarden) voor onrechtmatig gebruik en het ontbreken van naamsvermelding. GVB heeft geweigerd om deze factuur te betalen omdat daar volgens haar geen overeenkomst tussen partijen aan ten grondslag lag en het gebruik van deze Foto was volgens GVB al gedekt door de afkoopsom van € 37.026 die zij in december 2022 aan [eiser] had betaald.

2.12.

GVB betaalt de factuur van [eiser] niet en in juni 2023 heeft [eiser] de vordering uit handen gegeven aan het incassobureau All-Round Incasso. All-Round Incasso heeft GVB op 7 juni 2023 aangeschreven en haar gesommeerd tot betaling van € 30.451,59 (factuur van € 29.161 vermeerderd met € 1.290,59 aan incassokosten).

2.13.

Hierna hebben partijen nog overlegd over een te betalen vergoeding aan [eiser] , maar zijn daar niet uitgekomen.

3 Het geschil

in de hoofzaak

3.1.

[eiser] vordert – na akte eiswijziging – dat GVB bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:

I. een bedrag van € 25.000 (voor zover relevant inclusief btw) ten titel van schadevergoeding; dan wel een zodanig bedrag aan schadevergoeding zoals de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;

II. de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Primair stelt [eiser] dat GVB tekortschiet in de nakoming van de betalingsverplichting, doordat zij de factuur van [eiser] niet heeft betaald. Subsidiair stelt [eiser] dat hij door de tekortkoming van GVB schade heeft geleden en vordert hij schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW.

3.3.

GVB voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is jegens [eiser] omdat (i) er geen relevante overeenkomst tot stand is gekomen tussen GVB en [eiser] en (ii) het in deze zaak aan de orde gestelde gebruik van de Foto geacht moet worden te zijn gedekt door de afkoopsom van € 37.026 die GVB in december 2022 aan [eiser] heeft betaald.

in het incident

3.4.

GVB vordert dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen en de zaak door te verwijzen naar een andere kamer van de rechtbank, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten in het incident, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.5.

GVB legt aan deze vordering ten grondslag dat (i) de rechtstitel die aan vordering van [eiser] ten grondslag ligt tot betaling van € 25.000 het bedrag van € 25.000 te boven gaat, en (ii) GVB de rechtstitel betwist. [eiser] grondt zijn vordering tot nakoming op de factuur van € 29.161 op grond van contractuele wanprestatie. [eiser] beperkt zijn vordering in deze procedure tot € 25.000 maar is van mening dat de aan de vordering ten grondslag liggende rechtstitel – factuur of schadevergoeding – een hoger bedrag vertegenwoordigt. [eiser] heeft verder in de dagvaarding bij de beperking van zijn vordering een uitdrukkelijk voorbehoud van zijn rechten gemaakt ‘op hetgeen hij nog meer en/of uit anderen hoofde van gedaagde te vorderen heeft’.

3.6.

[eiser] heeft naar aanleiding van de vordering in het incident van GVB zijn eis verminderd (zoals hierboven weergegeven). Hij stelt dat hij hiermee binnen de competentiegrens van de kantonrechter blijft. Verder geeft hij aan dat hij zijn vordering mede instelt op basis van schadevergoeding wegens inbreuk op zijn auteursrechten. [eiser] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering.

3.7.

Op de stellingen van partijen in het incident wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in het incident

4.1.

In geschil is de bevoegdheid van de kantonrechter.

4.2.

Op grond van artikel 93 aanhef en onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden door de kantonrechter behandeld en beslist de zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000 tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist.

4.3.

Over die tenzij-bepaling gaat deze zaak. De tenzij-bepaling houdt in dat als een vordering niet hoger is dan € 25.000 maar gegrond is op een rechtstitel met een belang van meer dan € 25.000, de bevoegdheid van de kantonrechter afhankelijk is van het standpunt van gedaagde.

4.4.

In dit geval is de vordering van [eiser] gebaseerd op een factuur ter hoogte van € 29.161 (€ 30.451,59 met incassokosten). De aangepaste vordering bedraagt € 25.000 dan wel een zodanig bedrag aan schadevergoeding in goede justitie te bepalen.

4.5.

GVB betwist de rechtstitel; zij is namelijk van oordeel dat zij niets aan [eiser] verschuldigd is.

4.6.

Als de rechtstitel wordt betwist, blijft de kantonrechter bevoegd als eiser uitdrukkelijk afstand doet van het meerdere boven € 25.000. Dit betekent namelijk dat het geschil nimmer een beloop van meer dan € 25.000 kan krijgen en dus wat de kantonrechter beslist over de rechtsverhouding beperkt blijft tot deze procedure.

4.7.

In dit geval heeft [eiser] niet uitdrukkelijk afstand gedaan van het meerdere boven de € 25.000. In zijn dagvaarding staat (randnummer 32) dat hij zijn vordering beperkt tot € 25.000 onder ‘uitdrukkelijk voorbehoud van zijn rechten op hetgeen hij nog meer en/of uit anderen hoofde van gedaagde te vorderen heeft’. In het antwoord van [eiser] op de incidentele conclusie tot verwijzing heeft hij hier geen afstand van gedaan. Bovendien heeft [eiser] € 25.000 gevorderd, maar ook ‘een zodanig bedrag aan schadevergoeding zoals u in goede justitie vermeent te behoren’. Dit kan ook meer zijn dan € 25.000. Daarom is het mogelijk dat de kantonrechter in deze procedure moet beslissen over een vordering met een hoger belang dan € 25.000. Bovendien kan de beslissing van de kantonrechter van invloed zijn op de rechtsrelatie tussen partijen in eventuele toekomstige procedures. Dat is wat de regeling van artikel 93 aanhef en onder a Rv wil voorkomen.

4.8.

De kantonrechter is dan ook onbevoegd om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen. De incidentele vordering van GVB zal worden toegewezen. De zaak wordt daarom, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank.

4.9.

[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Deze worden begroot op € 199 (1 punt × tarief € 199) aan salaris gemachtigde en € 66 aan nasalaris, te verhogen zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente zal worden toegewezen als in de beslissing bepaald.

5 De beslissing

De kantonrechter:

in het incident

5.1.

verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 265, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen,

5.3.

veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,

in de hoofdzaak

5.4.

verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar een kamer van deze rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken, en wel naar de rolzitting van woensdag 20 december 2023 om 10:00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen,

5.5.

bepaalt dat [eiser] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR),

5.6.

bepaalt dat GVB na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR),

5.7.

deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:

1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of,

2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet,

5.8.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2023.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.