Pools vervolgings-EAB. Toestaan. Behandeling is op 10 juli 2018 voor bepaalde tijd aangehouden in verband met de in zaak C-216/18 PPU gestelde prejudiciële vragen. De antwoorden op deze vragen en de antwoorden op nadien door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen zijn inmiddels vaste jurisprudentie. Artikel 11 OLW staat niet aan overlevering in de weg.
op de vordering van 18 mei 2018 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).1 Dit EAB is uitgevaardigd op 27 november 2017 door the Regional Court in Konin (Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
Een behandeling van het EAB op 10 juli 2018 is voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de beantwoording van de in zaak C-216/18 PPU gestelde prejudiciële vragen.2
Op 22 juni 2023 is het EAB opnieuw op zitting aangebracht en voor bepaalde tijd aangehouden vanwege een gebrek in de betekening van de oproep aan de opgeëiste persoon.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 16 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is ditmaal op de juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen. Zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat in Zoetermeer, gaf aan niet gemachtigd te zijn om namens de opgeëiste persoon de verdediging te voeren.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken.3 Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een decision of the District Court in Ostrów Wielkopolski van 15 maart 2013, passed in case II Kp 54/13 to apply temporary arrest for 14 days of the date of apprehension.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.4
4 Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten (respectievelijk):
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.5
Nu de geen elementen zijn aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.6
6 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Regional Court in Konin (Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
2 De antwoorden op deze prejudiciële vragen en de antwoorden op nadien door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen vormen vaste jurisprudentie van de rechtbank Amsterdam: zie voor de toepassing daarvan in de onderhavige zaak rechtsoverweging 5.
5 Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
6 Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: