2 Tenlastelegging
Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. valsheid in geschrift in de periode van 4 september 2014 tot en met 5 oktober 2016, door het valselijk opmaken of vervalsen van een huurovereenkomst en twee facturen;
2. valsheid in geschrift gepleegd in de periode van 20 februari 2016 tot en met 26 november 2016, door het valselijk opmaken of vervalsen van 17 facturen;
3. als feitelijk leidinggevende het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften omzetbelasting (OB) over de maanden januari 2013 tot en met november 2018, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
4. als feitelijk leidinggevende het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften vennootschapsbelasting (VPB) over de jaren 2013 tot en met 2016, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
5. het opzettelijk onjuist (laten) doen van aangiften inkomstenbelasting (IB) over de jaren 2013 tot en met 2016, terwijl het feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Feit 3 is verdachte ten laste gelegd als feitelijke leidinggevende van (de fiscale eenheid) [B.V. 1] en van [B.V. 2] Dit feit is ook aan beide rechtspersonen ten laste gelegd.
Feit 4 is verdachte ten laste gelegd als feitelijk leidinggevende van [B.V. 2] Dit feit is ook aan deze rechtspersoon ten laste gelegd.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De strafzaken tegen [B.V. 1] en [B.V. 2] zijn gelijktijdig met deze zaak behandeld en in alle zaken wordt gelijktijdig vonnis gewezen.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 4 september 2014 tot en met 5 oktober 2016 in Nederland,
één (1) huurovereenkomst tussen [B.V. 3] ( [naam 1] ) en [B.V. 1] , met betrekking tot de kantoorruimte [adres] , en
twee (2) facturen van [B.V. 3] ( [naam 1] ) gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en hem, verdachte,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op die huurovereenkomst vermeld dat [B.V. 3] ( [naam 1] ) de kantoorruimte [adres] heeft verhuurd aan [B.V. 1] , terwijl in werkelijkheid [B.V. 3] ( [naam 1] ) die kantoorruimte niet heeft verhuurd aan [B.V. 1] , en
op die facturen vermeld dat door [B.V. 3] ( [naam 1] ) een bedrag aan huur aangaande de kantoorruimte [adres] in rekening is gebracht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] , terwijl in werkelijkheid geen huur door [B.V. 3] ( [naam 1] ) aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] in rekening is gebracht,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
in de periode van 20 februari 2016 tot en met 26 november 2016 in Nederland,
twee (2), facturen van [naam 2] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 3] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 4] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
één (1) factuur van [naam 5] gericht aan hem, verdachte, en
één (1) factuur van [naam 6] gericht aan hem, verdachte, en
vier (4) facturen van [naam 7] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en/of hem, verdachte, en
één (1) factuur van [naam 8] gericht aan Advocaten [achternaam verdachte] en
vier (4) facturen van [naam 9] gericht aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] en
twee (2) facturen van [naam 10] gericht aan hem, verdachte,
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op die facturen vermeld dat [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en [naam 7] en [naam 8] en [naam 9] en [naam 10] werkzaamheden hebben verricht voor of diensten of goederen hebben geleverd aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] of hem, verdachte, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden of diensten of goederen niet zijn verricht voor of zijn geleverd aan Advocatenkantoor [achternaam verdachte] of hem, verdachte, en
op die facturen factuurbedragen vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hebben op die in die facturen vermelde werkzaamheden of leveringen van diensten of goederen,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
[B.V. 1] en [B.V. 2] (als deelneemsters aan de FISCALE EENHEID [B.V. 1] EN [B.V. 2] met kenmerk [kenmerk 1] ) in de periode van 26 februari 2013 tot en met 20 december 2018 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting (OB) over
de maanden januari 2013 tot en met december 2013 en
de maanden januari 2014 tot en met december 2014 en
de maanden januari 2015 tot en met december 2015 en
de maanden januari 2016 tot en met december 2016 en
de maanden januari 2017 tot en met december 2017 en
de maanden januari 2018 tot en met november 2018
onjuist hebben gedaan, immers hebben [B.V. 1] en [B.V. 2] (als deelneemsters aan voornoemde FISCALE EENHEID) opzettelijk op de bij de Belastingdienst digitaal ingediende aangiftebiljetten omzetbelasting (OB) over genoemde maanden telkens een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (OB) opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke vorenomschreven verboden gedragingen hij, verdachte, telkens leiding heeft gegeven;
[B.V. 2] (als moeder van de FISCALE EENHEID [B.V. 2] met kenmerk [kenmerk 2] ) in de periode van 20 januari 2015 tot en met 2 augustus 2017 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de vennootschapsbelasting (VPB) over het jaar 2013 en het jaar 2014 en het jaar 2015 en het jaar 2016 onjuist laten doen, immers heeft [B.V. 2] (als moeder van voornoemde FISCALE EENHEID) opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljetten vennootschapsbelasting (VPB) over genoemde jaren telkens een te laag belastbaar bedrag doen opgeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke vorenomschreven gedragingen hij, verdachte, telkens leiding heeft gegeven;
in de periode van 16 december 2014 tot en met 23 oktober 2017 in Nederland, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
digitale aangiften voor de inkomstenbelasting (IB) over het jaar 2013 en het jaar 2014 en het jaar 2015 en het jaar 2016 onjuist heeft laten doen, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende aangiftebiljetten inkomstenbelasting (IB) over genoemde jaren telkens een te laag inkomen laten opgeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Gelast de teruggave aan verdachte van twee dossiers met administratie, zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage 3 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Fase, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2020.