6 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
[naam B.V. 1] ,
in de periode van 26 februari 2013 tot en met 8 april 2015 in Nederland,
als bedrijfsmatig handelende verkoper van voertuigen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000,- euro of meer,
opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte ongebruikelijk transacties, niet onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van deze transacties bekend is geworden heeft gemeld aan de Financiële inlichtingen eenheid,
immers heeft [naam B.V. 1] opzettelijk geen melding gedaan van onder meer:
- een op 26 februari 2013 verrichte ongebruikelijke transactie met [bedrijf 4] , te contante betalingen van in totaal 41.000,00 euro en
- een op of omstreeks 28 maart 2013 verrichte ongebruikelijke transactie met [bedrijf 5] , te weten een contante betalingen van in totaal 31.500,00 euro en
- een op of omstreeks 9 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transacties met [bedrijf 6] , te weten contante betalingen van in totaal 119.000,00 euro en
- een op of omstreeks 14 januari 2014 verrichte ongebruikelijke transacties met [bedrijf 7] , te weten contante betalingen van in totaal 32.200,00 euro en
- een op 17 november 2014 verrichte ongebruikelijke transacties met [bedrijf 6] , te weten een contante betaling van 35.500,00 euro en
- een op 24 maart 2015 verrichte ongebruikelijke transactie met [naam 3] , te weten contante betalingen van in totaal 32.250,00 euro
tot het plegen aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
ten aanzien van feit 2:
[naam B.V. 1]
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 te Woerden
als bedrijfsmatig handelende verkoper van voertuigen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000,- euro of meer, opzettelijk, in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, geen danwel onvolledig, cliëntenonderzoek heeft verricht,
immers heeft [naam B.V. 1] opzettelijk geen identiteit vastgesteld en/of gecontroleerd en/of niet vastgesteld wat de relatie was tussen een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en de handelsonderneming(en) en/of rechtsperso(o)n(en) namens wie zij optraden en/of geen identiteit vastgesteld/gecontroleerd van de uiteindelijk belanghebbende van die rechtspersonen,
bij onder meer de volgende transacties:
- een op of omstreeks 20 maart 2013 met [naam B.V. 3] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 17.000,- euro en
- een op 18 februari 2014 met [bedrijf 1] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 18.700,- euro en
- een op of omstreeks 22 juli 2014 met [naam 1] , verrichte transactie, te weten (een) contante betaling van minstens 15.000,- euro en
- een op of omstreeks 2 januari 2015 met [bedrijf 2] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 15.500,- euro en
- op of omstreeks 9 januari 2015 met [naam 2] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 23.500,- euro,
tot het plegen aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
[naam B.V. 1]
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 te Woerden
als bedrijfsmatig handelende verkoper van voertuigen, voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van 15.000,- euro of meer, opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, niet danwel onvolledig, de gegevens van de cliënt op toegankelijke wijze bewaard gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de desbetreffende transactie
bij onder meer de volgende transacties:
- een op of omstreeks 20 maart 2013 met [naam B.V. 3] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 17.000,- euro en
- een op 18 februari 2014 met [bedrijf 1] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 18.700,- euro en
- een op of omstreeks 22 juli 2014 met [naam 1] , verrichte transactie, te weten (een) contante betaling van minstens 15.000,- euro en
- een op of omstreeks 2 januari 2015 met [bedrijf 2] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 15.500,- euro en
- op of omstreeks 9 januari 2015 met [naam 2] , verrichte transactie, te weten contante betaling van 23.500,- euro,
tot het plegen aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6
is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen geachte:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 33, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2019.