5.2.5.
Het oordeel van de rechtbank
De factuur van Orient Invest aan [naam bv 1] (NL03-D075)
Hoewel het opmaken van deze factuur, zoals [verdachte] heeft aangevoerd, in de VAE is geschied, is de factuur gericht aan een Nederlandse vennootschap te Amsterdam en aangetroffen in het kantoorgebouw van de [trustkantoor] groep te Amsterdam. De factuur is dus verzonden naar Nederland. De rechtbank stelt dan ook vast dat het opmaken van deze factuur uiteindelijk uitwerking heeft in Nederland. Hierdoor wordt Nederland als pleegplaats van dit feit aangemerkt en komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Valsheid in geschrift; oogmerk tot misleiding
Bij de beantwoording van de vraag of valsheid in geschrifte bewezen kan worden, is het volgende van belang.
Van valsheid in geschrifte is sprake als een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk is opgemaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit oogmerk behelst doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of het doen gebruiken van het valse/vervalste geschrift als echt en onvervalst. Het oogmerk is gericht op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Aan het bewijs van dit oogmerk staat echter niet in de weg dat het gebruik van het document alleen zo nodig jegens derden plaatsvindt.
Een daadwerkelijk gebruik van het stuk is voor artikel 225 lid 1 Sr dus niet nodig en het gebruik behoeft niet te bestaan in bewijslevering waarvoor het stuk (in de eerste plaats) bestemd is.
Voor bewezenverklaring van het vereiste oogmerk is aldus beslissend of de verdachte de bedoeling had het valse geschrift te gebruiken of - door anderen - te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst. Als het oogmerk niet uit de verklaring van de verdachte blijkt, zal het bewijs uit de omstandigheden van het geval moeten worden afgeleid. Als het geschrift door opzettelijk handelen van de verdachte in het maatschappelijk verkeer is gekomen, mag bij verdachte ook de bedoeling daartoe aanwezig worden geacht, tenzij door de verklaringen van de verdachte of anderszins aannemelijk wordt dat de verdachte niet de bedoeling had dat het geschrift gebruikt zou worden.1 In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Alle hiervoor onder 5.2.2. genoemde ten laste gelegde documenten (evenals deze factuur van Orient Invest) zijn bedoeld als grondslag te dienen voor de betalingen die partijen aan elkaar verrichtten en zijn opgenomen in de administratie van de vennootschappen van de [trustkantoor] groep en ook op het kantoor in Amsterdam aangetroffen.
De Hoge Raad heeft bepaald dat een bedrijfsadministratie in haar geheel wordt aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse overeenkomsten en facturen in de bedrijfsadministratie kan derhalve bewezen worden verklaard als het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Sr.
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de ten laste gelegde factuur gedateerd op 22 juli 2007 heeft opgemaakt in het najaar van 2007 en daarop een datum heeft vermeld die lag voor de liquidatie van [naam bv 1] op 30 september 2007.2 Uit de documenteigenschappen blijkt dat deze factuur voor het laatst is opgeslagen op 30 oktober 2007 door [verdachte] . De factuur is dus geantedateerd.
Daarnaast wordt [verdachte] verweten dat de factuur vals is vanwege de vermelding dat Orient Invest werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot [project 1] en gerechtigd is tot een vergoeding. Orient Invest is opgericht op de factuurdatum van 22 juli 2007 en uit het dossier blijkt niet dat Orient Invest in de daarvoor liggende periode werkzaamheden heeft verricht. Bovendien heeft [verdachte] zelf verklaard dat de factuur vooral zag op een eerder afgesproken winstdeel als aanbrengvergoeding naast ook enkele werkzaamheden in het dossier [onderneming 1] . Aangezien de inhoud van de factuur niet overeenstemt met de werkelijkheid, de factuur ook op dit onderdeel valselijk opgemaakt door [verdachte] .
Door bewust een eerdere factuurdatum te kiezen dan de datum waarop de factuur is opgemaakt en daarop niet te vermelden dat het gaat om een winstaandeel heeft [verdachte] de factuur opzettelijk valselijk opgemaakt.
Voornoemde factuur is mede door [verdachte] opgemaakt om die factuur vervolgens als echt en onvervalst in de administratie op te nemen danwel te laten opnemen.
Door aldus te handelen, heeft [verdachte] de factuur in de bedrijfsadministratie van [naam bv 1] opgenomen en daarmee de mogelijke bewijsbestemming van deze geschriften, zowel in- als extern, onderkend.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat daarmee het oogmerk vast staat om de valse factuur als echt en onvervalst te gebruiken.
De Agency Agreement tussen Wiltshire en [naam bv 1] (NL03-D052)
[medeverdachte] heeft op vrijdag 7 september 2007 een email gestuurd naar [naam 7] van Cofimo met de mededeling dat hij de overeenkomst aan hem zal toesturen, zodra die ondertekend is.3
Hij vermeldde bovendien dat hij verwachtte dat hij de overeenkomst maandag zou hebben.
De rechtbank begrijpt dat [medeverdachte] hiermee verwijst naar maandag 10 september 2007.
Op maandag 10 september 2007 stuurde [naam 44] , een notaris in Zwitserland, die als bestuurder van MHC SA (hierna: MHC) de directie voerde bij de offshore Wiltshire, per fax de Agency Agreement naar De [trustkantoor] groep, geadresseerd aan [medeverdachte] .4 De bijgevoegde overeenkomst is inhoudelijk gelijk aan de ten laste gelegde overeenkomst, maar bevat alleen een handtekening namens Wiltshire en als datum van ondertekening een datum van een jaar daarvoor, namelijk 6 september 2006.5
Op 23 oktober 2007 stuurt [naam 44] Cofimo de eveneens door [medeverdachte] en [naam 2] namens [naam bv 1] ondertekende overeenkomst met Wiltshire aan Cofimo door.6
De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte datum van ondertekening is geweest door [medeverdachte] , maar zij kan wel vaststellen dat dat in ieder geval tussen 10 september en 23 oktober 2007 is geweest. Nu de overeenkomst vermeldt dat deze is ondertekend op 6 september 2006, is de overeenkomst op dat onderdeel vals.
[medeverdachte] heeft door ondertekening van een één jaar eerder gedateerde overeenkomst deze overeenkomst opzettelijk vals opgemaakt. Door deze overeenkomst in de administratie op te nemen bestond bij [medeverdachte] tevens het oogmerk van misleiding.
De agentenovereenkomst tussen [naam 13] en [naam bv 1] (NL03-D053)
De agentenovereenkomst is in de Spaanse taal opgesteld. [medeverdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de inhoud daarvan niet kende, totdat de FIOD in deze strafzaak de overeenkomst heeft laten vertalen. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat hij de overeenkomst heeft ondertekend zonder bewustzijn van de precieze inhoud. Uit het dossier blijkt echter dat [medeverdachte] op 4 februari 2010 uitleg heeft gegeven aan de Belastingdienst over de samenwerking met [naam 13] .7 Hij heeft in zijn fax aan de Belastingdienst, vanwege vragen vanuit Spanje over de betaling van de commissies inzake [project 1] , opgenomen dat de aard van de werkzaamheden van [naam bv 1] zag op bemiddeling bij de aan- en verkoop van onroerend goed projecten in binnen- en buitenland en heeft daarmee nagenoeg dezelfde omschrijving gegeven van de werkzaamheden, als die in de pas later door de FIOD vertaalde overeenkomst staat. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [medeverdachte] precies wist wat er in de Spaanstalige agentenovereenkomst tussen [naam 13] en [naam bv 1] stond.
[naam 13] heeft op 11 december 2006 per e-mail een agentenovereenkomst naar [medeverdachte] gestuurd, naar aanleiding van de ontmoeting die zij kort daarvoor hebben gehad.8 De overeenkomst die bij die email is gevoegd is inhoudelijk gelijk aan de ten laste gelegde overeenkomst, met dien verstande dat de gegevens van [naam bv 1] nog ontbraken en het stuk door niemand was ondertekend. De bedoeling is volgens [naam 13] om een herfacturering te laten plaatsvinden voor het einde van het jaar van rond 5 miljoen euro. Op 13 december 2006 heeft [medeverdachte] een email gestuurd naar [naam 13] met de gegevens van [naam bv 1] die moesten worden opgenomen in de overeenkomst.9 Tot slot heeft [medeverdachte] op 20 december 2006 de overeenkomst opnieuw naar [naam 13] gemaild, voorzien van een handtekening van [medeverdachte] en [naam 2] , waarbij [medeverdachte] , zoals hij zelf zegt gelet op de datum van de overeenkomst (van 1 oktober 2005), de naam van [naam bv 3] BV (hierna: [naam bv 3] ), de directie van [naam bv 1] , heeft aangepast naar [naam bv 4] BV (hierna: [naam bv 4] ) in verband met de recente naamswijziging per 20 november 2006 van [naam bv 4] in [naam bv 3] .10
Hoewel op grond van het voorgaande niet kan worden vastgesteld op welke dag de overeenkomst is ondertekend, kan wel worden vastgesteld dat de ondertekening heeft plaatsgevonden medio december 2006 en niet, zoals op de overeenkomst is vermeld, op
1 oktober 2005.
Gezien voornoemde door [medeverdachte] doorgevoerde naamswijziging was hij zich er van bewust dat de datum van ondertekening van de overeenkomst meer dan een jaar na de contractdatum lag.
[medeverdachte] heeft de overeenkomst op dit punt dan ook opzettelijk vals opgemaakt.
Naast antedateren is ook is ten laste gelegd dat in de overeenkomst staat dat het bedrijfsdoel van [naam bv 1] , onder andere, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien en dat [naam bv 1] de wens heeft om als agent samen te werken met [onderneming 1] voor de verkoop van grond en onroerend goed. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat dit het bedrijfsdoel was van [naam bv 1] en dat er een wens was om als agent met [onderneming 1] te werken. Dat het ook niet de bedoeling is geweest van partijen blijkt uit de verklaring van [naam 13] dat de notariële afhandeling van de verkochte percelen al had plaats gevonden op 26 juni 2006, dus een half jaar vóór ondertekening van de agentenovereenkomst.11 Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de werkzaamheden niet door [naam bv 1] zijn uitgevoerd en dat de overeenkomst ook inhoudelijk vals is. [medeverdachte] had opzet op deze valsheid omdat hij bevraagd door de belastingdienst over de achtergrond van de betaalde commissies precies dat heeft geantwoord wat partijen hierover in het contract hebben opgenomen, terwijl hij moet hebben geweten dat de werkzaamheden al voor ondertekening van de overeenkomst waren uitgevoerd. Door deze overeenkomst in de administratie op te nemen bestond bij [medeverdachte] tevens het oogmerk van misleiding.
De facturen van [naam bv 1] aan [onderneming 1] en [onderneming 2] (NL03-D062 t/m NL03-D065)
[naam 13] heeft op 19 december 2006 de conceptfacturen voor [onderneming 1] gemaild naar [medeverdachte] met de mededeling dat hij dit jaar nog wat facturen in orde wilde hebben en met het verzoek om die facturen over te nemen op briefpapier van [naam bv 1] .12 Op 20 december 2006 heeft [naam 4] deze facturen gemaild naar [medeverdachte] .13 Nu [naam 13] het verzoek heeft gericht aan [medeverdachte] , heeft [medeverdachte] dit verzoek kennelijk doorgezet naar [naam 4] , die de facturen uiteindelijk heeft opgemaakt. De facturen worden gedateerd op 4 en 25 juli 2006 en betreffen verkoopcommissies met betrekking tot de percelen [project 1] en [project 2] .
Op 16 maart 2007 heeft [naam 13] [medeverdachte] gemaild met het verzoek om de factuur van 4 juli 2006 aan te passen, omdat het daarop vermelde bedrag niet overeen komt met de reeds verrichte betaling.14 Het bedrag moest verlaagd worden naar € 2.154.240,00, hetgeen ook op de ten laste gelegde factuur staat vermeld. [medeverdachte] heeft gedaan wat hem door [naam 13] is gevraagd en heeft op
19 maart 2007 per e-mail de aangepaste factuur naar [naam 13] gestuurd, die gelijk is aan de ten laste gelegde factuur.15
Na controle door [naam 13] bedacht hij zich en besliste [naam 13] dat de factuur gericht moesten worden aan [onderneming 2] . [naam 13] heeft deze beslissing, tezamen met de adresgegevens van [onderneming 2] , per e-mail naar [medeverdachte] gestuurd op 21 maart 2007.16 [medeverdachte] heeft de aangepaste factuur, gelijk aan de ten laste gelegde factuur van 4 juli 2006, op dezelfde dag teruggestuurd.17 [medeverdachte] vraagt [naam 13] per mail of hij de andere factuur ook aan [onderneming 2] moet richten. Deze factuur van 25 juli 2006 is ook aangetroffen, waaruit kan worden opgemaakt dat [medeverdachte] eveneens deze factuur heeft aangepast.
De rechtbank concludeert dat uit voorgaande blijkt dat de facturen geantedateerd zijn. Ook is op deze facturen in strijd met de waarheid opgenomen dat [naam bv 1] tot een verkoopcommissie gerechtigd is vanwege verrichte werkzaamheden. Zoals blijkt uit de verklaring van [naam 13] waren de werkzaamheden al afgerond ruim voordat [medeverdachte] een eerste ontmoeting had met [naam 13] . Uit het dossier en de behandeling ter zitting blijkt ook niet dat [naam bv 1] werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [onderneming 1] en [onderneming 2] anders dan administratieve werkzaamheden, waaronder onder meer het opmaken, aanpassen en versturen van facturen en contracten en het laten doorstromen van gelden naar de offshore. Niet is gebleken van verkoopwerkzaamheden van [naam bv 1] die commissiebedragen van ruim 2 en 3 miljoen euro rechtvaardigen. De verweren van [verdachte] en [medeverdachte] dat de offshore of derden de werkzaamheden hebben verricht danwel dat er sprake is van herfacturatie slagen niet. Dat blijkt immers niet uit de facturen, waaruit enkel kan worden opgemaakt dat juist de inhouse de vermelde werkzaamheden heeft verricht. De facturen zijn derhalve op alle in de tenlastelegging genoemde punten valselijk opgemaakt.
De opzet van [medeverdachte] op de valsheid van de facturen volgt daaruit dat uit de mailwisseling tussen [naam 13] en [medeverdachte] blijkt dat [medeverdachte] zonder vragen te stellen voldoet aan de verzoeken van [naam 13] om in december 2006 geantedateerde facturen aan [onderneming 1] op te maken en dat hij deze facturen daarna wederom op verzoek van [naam 13] zo aanpast dat ze gericht zijn aan [onderneming 2] , een maritiem bedrijf, terwijl er volgens de agentenovereenkomst als agent met [onderneming 1] zou worden gewerkt voor de verkoop van onroerend goed. De conclusie is dan ook dat [medeverdachte] deze facturen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en tevens het oogmerk tot misleiding had door deze facturen in de administratie op te nemen danwel te laten opnemen.
Bij beantwoording van de vraag of het door [verdachte] voorhanden hebben van valse geschriften bewezen kan worden is het volgende van belang.
Van opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift is sprake als verdachte een zodanig geschrift voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Er is sprake van opzettelijk voorhanden hebben als het valse geschrift aan verdachte wordt afgeleverd. Maar voorhanden hebben omvat ook het elders hebben liggen. Essentieel bij voorhanden hebben is het tot de beschikking hebben in die zin dat gebruik kan worden gemaakt van de bewijsbestemming van het geschrift, indien dat wordt gewenst. Verder dient er wetenschap of een vermoeden te bestaan van de bestemming tot gebruik als ware het geschrift echt en onvervalst. Alle ten laste gelegde documenten zijn aangetroffen in de bedrijfsadministratie van de rechtspersonen van de [trustkantoor] groep.18 Doordat de documenten waren opgenomen in de administratie wist [verdachte] dat de stukken bestemd waren tot gebruik als ware die documenten echt en onvervalst. Ook had [verdachte] volledige toegang tot en zeggenschap over de administratie en daarmee de beschikking over die documenten.
[verdachte] heeft derhalve alle ten laste gelegde valse geschriften samen met [medeverdachte] voorhanden gehad.
Feitelijk leiding geven
De factuur van Orient Invest is, zoals hiervoor overwogen, door [verdachte] zelf valselijk opgemaakt. De overige facturen en overeenkomsten zijn niet door [verdachte] opgemaakt.
De rechtbank ziet onvoldoende rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte] bij het opmaken van deze geschriften om hem als medepleger aan te merken. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of deze valsheden kunnen worden toegerekend aan [verdachte] als feitelijk leidinggever.
Bij de beantwoording van de vraag of [verdachte] strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan (dat wil zeggen: een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen). Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat [verdachte] aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
Strafbaarheid van de rechtspersoon – juridisch kader
Voor de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat volgens artikel 51 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht feitelijk leidinggevers kunnen worden vervolgd indien strafbare feiten worden begaan door rechtspersonen.
De strafbaarheid van een rechtspersoon wordt vastgesteld aan de hand van drie vragen:
-
is de rechtspersoon geadresseerde van de norm?
-
kan de verboden gedraging – die door de natuurlijke persoon is verricht – aan de rechtspersoon worden toegerekend?
-
kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?
De beantwoording van de vraag, of de verboden gedraging redelijkerwijs aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge raad, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- -
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is geweest voor de rechtspersoon;
- -
de gedraging past in de normale bedrijfsuitoefening van de rechtspersoon;
- -
de gedraging dienstig geweest is voor het door hem uitgeoefende bedrijf;
- -
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden of zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Strafbaarheid van de rechtspersoon
De inhouse vennootschappen, waaronder [naam bv 1] , zijn geadresseerden van de norm, te weten de verplichting om correcte facturen en overeenkomst op te maken en voorhanden te hebben.
In dit geval zijn de verboden handelingen verricht door [medeverdachte] , die als bestuurder werkzaam was voor [naam bv 1] . Het opmaken van documenten ten behoeve van de bedrijfsadministratie valt binnen de normale bedrijfsvoering van de [trustkantoor] groep,19 waar [naam bv 1] onder valt, en die gedraging is [naam bv 1] dienstig geweest en [naam bv 1] vermocht erover beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden. Derhalve kunnen de verboden gedragingen – hetgeen ten laste is gelegd als opzettelijk geschriften valselijk opmaken en voorhanden hebben – aan [naam bv 1] worden toegerekend mits opzet kan worden bewezen.
Opzet van de rechtspersoon
De rechtbank heeft hiervoor acht geslagen op de werkwijze van de rechtspersoon met betrekking tot het opmaken van geschriften en het voorhanden hebben daarvan. Uit hiervoor genoemde mailwisselingen in het dossier blijkt dat binnen de [trustkantoor] groep en dus ook bij [naam bv 1] een cultuur bestond waarbij het opmaken en vooral ook de inhoud van overeenkomsten en facturen kon worden gedirigeerd door klanten. Dit had als gevolg, zoals ook blijkt uit overwegingen hiervoor, dat verzoeken van klanten, zoals [naam 13] , klakkeloos werden opgevolgd en uitgevoerd, waardoor valse documenten werden opgesteld, verstuurd en in de administratie opgenomen. Niet is gebleken dat hierop enige vorm van toezicht plaatsvond binnen de rechtspersoon. Er was weliswaar een compliance officer, maar die hield alleen toezicht op de trusttak en niet op de handelstak waarbinnen het opmaken van de valse documenten plaatsvond, zo blijkt uit verklaringen van getuige [naam 9] ter zitting.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de rechtspersoon, door onzorgvuldig om te gaan met het opstellen van documenten en de administratie in het algemeen en daarin valse geschriften te op te nemen , willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij, in strijd met de waarheid, valse geschriften zou opmaken en voorhanden hebben.
Feitelijk leidinggeven – juridisch kader
Vervolgens is de vraag aan de orde of [verdachte] daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de beoordeling van de vraag of iemand als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk is, moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijk leidinggeven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijk leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste. Ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon kan feitelijk leidinggever zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit. Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk – feitelijk leiding worden gegeven. Ook een rechtspersoon kan een feitelijke leidinggever zijn.
Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijk leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan gedacht worden aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijk leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
In feitelijk leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Een ander voorbeeld van een geval waarin onder omstandigheden voldaan kan zijn aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste biedt een leidinggever die de werkzaamheden van een onderneming zo organiseert dat hij ermee rekening houdt dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard gaat met het begaan van strafbare feiten.
Feitelijk leidinggeven door [verdachte]
heeft de [trustkantoor] groep mede opgezet en verder uitgebouwd. [verdachte] stuurde alle directies aan van de verschillende trustkantoren binnen de groep. In 2005 heeft hij de groep overgenomen van [naam 1] . De medewerkers van het trustkantoor in Amsterdam hebben verklaard dat [verdachte] aan de touwtjes trok, zich tot op detailniveau met klanten en dienstverlening bemoeide, en bijna dagelijks langdurig met het kantoor in Amsterdam telefoneerde.20 [medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] de dossiers van bijna alle kanten kende en dat hij en [naam 7] nieuwe klanten ook altijd doorgaven aan [verdachte] . Ook overlegde [medeverdachte] bijna altijd met [verdachte] over wijzigingen en aanpassingen in overeenkomsten. [naam 44] heeft verklaard dat [verdachte] bij Cofimo werkzaam was als afgevaardigd bestuurder en dat hij zich bezig hield met de dossiers die hij bij de [trustkantoor] groep onderbracht. Volgens [naam 7] hield [verdachte] zich in Monaco vooral bezig met wat er in Nederland gebeurde.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat [verdachte] de leiding had qua klantenbeheer, dat hij het overzicht had en dat hij vanuit Monaco veel klanten aanstuurde. De rest van het team, waaronder ook [medeverdachte] en [naam 2] , was volgens [getuige] uitvoerend.
Hieruit blijkt dat [verdachte] het beleid bepaalde bij de rechtspersonen van de groep, waaronder [naam bv 1] , waarvan [verdachte] vanaf augustus 2005 tot en met oktober 2007 via andere vennootschappen de uiteindelijke aandeelhouder was.
leverde ook een bijdrage aan het complex van verboden gedragingen door zelf te antedateren, zoals hij deed bij de hierboven genoemde factuur van Orient Invest.
is bovendien betrokken geweest bij het aanbrengen van [naam 13] als klant van de
[trustkantoor] groep. Ook was een vennootschap van [verdachte] , E&E corporate management Ltd, DGA van Wiltshire ten tijde van de oprichting. Deze vennootschap is op
6 september 2006 overgedragen aan [naam 13] . Hieruit leidt de rechtbank af dat de contacten en de samenwerking tussen in ieder geval [verdachte] en [naam 13] reeds dateren van de zomer 2006.
Hoewel [medeverdachte] de voornaamste contactpersoon van [naam 13] was, zijn in dit dossier ook werkzaamheden verricht door [verdachte] , die daarvoor ook gefactureerd heeft. Zo bevat het dossier een e-mailbericht van 19 maart 2007 van [verdachte] , gericht aan [medeverdachte] met het verzoek om facturen op te maken ten behoeve van onder meer Istvar (een vennootschap van [medeverdachte] ), San Lime en Cofimo.21 Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat dit een vergoeding was voor de werkzaamheden die hij heeft verricht, onder meer in het dossier van [naam 13] .22
Daar waar [verdachte] bij de opmaak van valse documenten niet direct een bijdrage leverde en meer op de achtergrond was, geldt dat [verdachte] bevoegd was en redelijkerwijs gehouden maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van de verboden gedragingen. Dat heeft hij niet gedaan. [naam 9] is weliswaar aangesteld als compliance officer, maar hij bemoeide zich niet met de handelstak, maar alleen met de trusttak, die sinds 2004 - in tegenstelling tot de handelstak - onder toezicht stond. De bemoeienis van [verdachte] zelf met opmaak van documenten leek vooral gericht op het voor de buitenwereld kloppend krijgen van de administratie en niet op het voorkomen van opmaken van valse geschriften. [verdachte] heeft zelfs meerdere keren verklaard dat de geantedateerde en valse documenten geen wezenlijk belang hadden, enkel een intern doel dienden, waarbij geen Nederlandse fiscale belangen speelden, omdat de vennootschapsbelasting steeds keurig werd betaald en dat er geen derdenbelangen werden geschaad. [verdachte] heeft ook verklaard dat hij altijd de gebruikelijke compliance werkzaamheden verrichtte, die er onder meer in bestonden dat hij een onderzoek deed naar de klanten. Een deugdelijk compliance onderzoek, zo is [verdachte] ook voorgehouden tijdens de zitting, had hem in ieder geval vragen moeten doen stellen over [naam 13] . Immers sinds mei 2006 verschenen er meerdere alarmerende berichten in verschillende media over [naam 13] , zijn Spaanse golfresort [project 1] en de kort gedingen die [naam 15] tegen [onderneming 1] aanspande omdat hij niet langer verbonden wilde zijn aan [project 1] , dat volgens [naam 15] na vijf jaar nog steeds een bouwput was. Door zo te handelen als hiervoor omschreven, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedragen zich binnen de rechtspersonen van de groep zouden voordoen.
De rechtbank acht aldus bewezen dat [verdachte] opzet had op de ten laste gelegde verboden gedragingen en als feitelijk leidinggever verantwoordelijk is geweest voor de uitvoering daarvan.
5.2.6.
De bewezenverklaring
Onder feit 3 is bewezen dat [verdachte]
in de periode van 30 september 2007 tot en met 31 oktober 2007 te Amsterdam en de Verenigde Arabische Emiraten, opzettelijk een geschrift, te weten:
- ( (NL03-D075) de factuur "invoice 07805" van Orient Invest Ltd. aan [naam bv 1] , gedateerd 22 juli 2007,
zijnde een geschrift dat bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen en laten gebruiken, voornoemde valsheid bestaat hieruit dat valselijk en in strijd met de waarheid is voorgewend en opgenomen, dat
Orient voor [naam bv 1] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 66.200 wegens "professional services during March on [project 1] , time spent, co-ordination in Spain as requested and agreed with directors [naam bv 1] including of disbursments" en dat deze factuur is opgemaakt op 22 juli 2007,
in de periode van 1 december 2006 tot en met 13 maart 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, valse geschriften te weten,
-
(NL03-D052) de Agency Agreement tussen Wiltshire International Ltd. en [naam bv 1] , gedateerd 6 september 2006,
-
(NL03-D053) de agentenovereenkomst "Contrato de Agencia" tussen [naam 13] , en [naam bv 1] , gedateerd 1 oktober 2005,
-
twee facturen, te weten
- -
(NL03-D062) de factuur "invoice 60701" van [naam bv 1] aan [onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 4 juli 2006 en
- -
(NL03-D063) de factuur "invoice 60701" van [naam bv 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 4 juli 2006,
4. twee facturen, te weten
- -
(NL03-D064) de factuur "invoice 60702" van [naam bv 1] aan [onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 25 juli 2006 en
- -
(NL03-D065) de factuur "invoice 60702" van [naam bv 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 25 juli 2006,
5. ( (NL03-D075) de factuur "invoice 07805" van Orient Invest Ltd. aan [naam bv 1] , gedateerd 22 juli 2007,
opzettelijk voorhanden hebben gehad terwijl zij wisten dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken, voornoemde valsheid bestaan hieruit dat in die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is voorgewend en opgenomen, dat
ad 1.: deze overeenkomst is ondertekend op 6 september 2006,
ad 2.: deze overeenkomst is ondertekend op 1 oktober 2005, dat [naam bv 1] een vennootschap is "waarvan het bedrijfsdoel, onder andere, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien" en dat [naam bv 1] de wens heeft "om als agent samen te werken met [onderneming 1] GROUP SPAIN, S.A., voor de verkoop van grond en onroerend goed",
ad 3.: [naam bv 1] voor [onderneming 1] en [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 2.154.240 wegens "sales commission for the plot RC305/306 in [project 1] " en dat die facturen zijn opgemaakt op 4 juli 2006,
ad 4.: [naam bv 1] voor [onderneming 1] en/of [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 3.352.320 wegens "sales commission for the plots RA-261 TO 266/RA-287 TO 286 ( [project 2] )" en dat die facturen zijn opgemaakt op 25 juli 2006, en
ad 5.: Orient voor [naam bv 1] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 66.200 wegens "professional services during March on [project 1] , time spent, co-ordination in Spain as requested and agreed with directors [naam bv 1] including of disbursments" en dat deze factuur is opgemaakt op 22 juli 2007;
"Amstellodamus" Real Estate BV (voorheen [naam bv 1] ) in de periode van 1 december 2006 tot en met 31 oktober 2007 te Amsterdam en de Verenigde Arabische Emiraten, opzettelijk geschriften, te weten:
-
(NL03-D052) de Agency Agreement tussen Wiltshire International Ltd. en [naam bv 1] , gedateerd 6 september 2006,
-
(NL03-D053) de agentenovereenkomst "Contrato de Agencia" tussen [naam 13] , en [naam bv 1] , gedateerd 1 oktober 2005,
-
2 facturen, te weten (NL03-D062) de factuur "invoice 60701" van [naam bv 1] aan [onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 4 juli 2006 en (NL03-D063) de factuur "invoice 60701" van [naam bv 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 4 juli 2006,
-
2 facturen, te weten (NL03-D064) de factuur "invoice 60702" van [naam bv 1] aan [onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 25 juli 2006 en (NL03-D065) de factuur "invoice 60702" van [naam bv 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 25 juli 2006,
zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft laten opmaken zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen en laten gebruiken, terwijl zij wist dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken, voornoemde valsheid bestaat hieruit dat in die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is voorgewend en opgenomen, dat
ad 1.: deze overeenkomst is ondertekend op 6 september 2006,
ad 2.: deze overeenkomst is ondertekend op 1 oktober 2005, dat [naam bv 1] een vennootschap is "waarvan het bedrijfsdoel, onder andere, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien" en dat [naam bv 1] de wens heeft "om als agent samen te werken met [onderneming 1] GROUP SPAIN, S.A., voor de verkoop van grond en onroerend goed",
ad 3.: [naam bv 1] voor [onderneming 1] en [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 2.154.240 wegens "sales commission for the plot RC305/306 in [project 1] " en dat die facturen zijn opgemaakt op 4 juli 2006, en
ad 4.: [naam bv 1] voor [onderneming 1] en/of [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 3.352.320 wegens "sales commission for the plots RA-261 TO 266/RA-287 TO 286 ( [project 2] )" en dat die facturen zijn opgemaakt op 25 juli 2006,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven.