13.4.2.
De identificatie van verdachte als [gebruiker 1]
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte aangemerkt kan worden als [gebruiker 1] .
Geldoverdracht 4 november 2015
Een eerste aanwijzing voor de identificatie van [gebruiker 1] ziet de rechtbank in een geldoverdracht op 4 november 2015. Ten aanzien van die geldoverdracht stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De politie neemt de gesprekken in de Fiat 500 met kenteken [kenteken] (hierna: de Fiat 500), in gebruik bij [naam 3] , op. Op 4 november 2015 tussen 15.04 uur en 15.09 uur zegt [naam 3] tegen [naam 5] “we moeten half zeven op het station Eindhoven zijn”.18 Om 18.25 uur wordt gezien dat [naam 5] in de Fiat 500 zit. De Fiat staat op dat moment geparkeerd op de Neckerspoel in Eindhoven. Om 18.30 uur wordt gezien dat [naam 3] naast de Fiat staat en zoekend rondkijkt.19 In de gekraakte PGP-telefoon van [naam 3] is een niet-verzonden concept aangetroffen van 4 november 2015, 18.33 uur. Hierin schrijft [naam 3] aan ‘ [bijnaam 3] ’ “Ze is er nog niet, ik sta bij die bussen, sta…”20 Tussen 18.34 uur en 18.38 uur bespreken [naam 5] (S) en [naam 3] (M):
[naam 5] : “Misschien kan ze niet rekenen, weet jij veel. Met een Polo is die.”
[naam 3] : “een grijze”.
[naam 5] : “hier loopt een wijf, is dat haar niet?”21
Op camerabeelden van station Eindhoven wordt gezien dat om 19.01 uur een grijze Volkswagen Polo wegreed en dat de Fiat 500 om 19.02 uur wegreed.22
In de PGP-telefoon van [naam 3] is een notitie aangetroffen met de titel ‘eindje’ en met als inhoud ‘ [kenteken] ’.23 [getuige 1] is de tenaamgestelde van een grijze Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] .24
Op 19 juli 2016 is de telefoon van [getuige 1] in beslag genomen.25 Deze telefoon is uitgelezen en daarbij zijn WhatsApp-gesprekken tussen [getuige 1] (schermnaam: [schermnaam] ♥) en [getuige 2] (schermnaam: [schermnaam] ) aangetroffen. Op 31 oktober 2015, vanaf 21.09 uur appt [getuige 1] “5000 mee nemen vvoor [naam 7]”, “Wordt deze week gebracht” en “Hij zegt je moet die mee nemen”. Op 2 november appt [getuige 1] “5 novermber tot 7” en “eindhoven- dublin”. Op 4 november 2015 om 13.10 uur appt [getuige 1] “OMG IK MOET 18.30 NA DIE BOY”. Om 19.03 uur appt [getuige 1] “Merrr kk veel doekoe”, “Contant”. [getuige 2] vraagt vervolgens “2?”, “ Of 5”, waarop [getuige 1] antwoordt met “3”. Vanaf 19.15 uur appen [getuige 1] ( [getuige 1] ) en [getuige 2] ( [getuige 2] ) met elkaar:
[getuige 1] : “Merr ik wil niet meer gaan”
“K ben ergens ahter gekomen”
“Hij heet geen [naam 7]”
“Hb zn legerimatie ezien”
“Belgie rijbewijs”.
[getuige 2] : “En hoe heet hij”
[getuige 1] : “[naam 7]”
“Geboordtedtm klopt niet”
Op 5 november 2011 om 13.13 uur krijgt [getuige 1] een bericht van tele2, dat begint met “Welkom in Ierland!”26
Uit gegevens die bij Ryanair zijn opgevraagd blijkt dat op 2 november 2015 online een vlucht is geboekt voor [getuige 1] op 5 november 2015 van Eindhoven naar Dublin, en een terugvlucht op 7 november 2015. Uit de passagierslijst blijkt dat [getuige 1] daadwerkelijk aan boord heeft gezeten van deze vlucht met vertrektijd 11.25 uur.27
[getuige 2] is bij de rechter-commissaris als getuige gehoord en bevraagd over deze WhatsApp-berichten. Zij verklaart dat zij met ‘2? of 5’ 2.000 of 5.000 euro bedoelde.28
In de in beslag genomen telefoon van [getuige 1] is ook een gesprek aangetroffen met [getuige 2] van 16 april 2016. [getuige 1] appt [getuige 2] onder meer “Hij is opgepakt”, “kijk zijn neppe legitimatie”, “zijn echte naam is [naam 7]”, “Op zijn legetimatie staat [naam 7]” en “Hij heet [naam 7] en geen [naam 7]” In de telefoon zijn ook foto’s aangetroffen van een bericht waarin staat vermeld dat [verdachte] op 7 april is aangehouden.29
Verdachte is op 7 april 2016 in Ierland aangehouden. Daarbij legitimeerde hij zich met een Nederlands paspoort op naam van [naam 7] . In het appartement waar verdachte verbleef werd daarnaast een Belgisch identiteitsbewijs aangetroffen op naam van [naam 7] .30
De rechtbank leidt uit deze bevindingen het volgende af. [getuige 1] gaat op 5 november 2015 naar verdachte, die op dat moment in Ierland is, en die zij kent als [naam 7] . Hij heeft haar gevraagd of zij geld voor hem wil meenemen. Op 4 november 2015 spreken [naam 3] en [naam 5] om 18.30 uur bij het station in Eindhoven af met [getuige 1] en daar ontvangt [getuige 1] 3.000 euro om mee te nemen voor verdachte. Vlak voordat [naam 3] en [naam 5] [getuige 1] zien, schrijft [naam 3] een onafgemaakt conceptbericht aan ‘ [bijnaam 3] ’, de naam waaronder [gebruiker 1] in de telefoon van [naam 3] staat opgeslagen, waaruit blijkt dat [gebruiker 1] op de hoogte is van het feit dat ze een afspraak met [getuige 1] hebben. Omdat het geld dat aan [getuige 1] wordt gegeven, voor verdachte bestemd is, ziet de rechtbank in deze omstandigheden een aanwijzing dat [naam 3] het conceptbericht wilde versturen aan verdachte. Daarmee is deze geldtransactie een eerste aanwijzing dat verdachte de gebruiker is van het [gebruiker 1] ‑e-mailadres.
Bijnaam [bijnaam 3]
Het [gebruiker 1] -e-mailadres stond in de telefoon van [naam 3] opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 3] ’.31 Naar deze bijnaam is verder onderzoek gedaan en dat heeft geleid tot de volgende bevindingen.
Op 5 oktober 2016 is de woning van de moeder van verdachte doorzocht. Daarbij werd een doos met persoonlijke documenten op naam van verdachte aangetroffen. De documenten hebben onder meer betrekking op een eerdere detentieperiode van verdachte in 2001-2003. Bij de documenten zaten enveloppen die geadresseerd waren aan verdachte, met daarin brieven van [naam 3] . De aanhef van de brieven is ‘ [bijnaam 3] ’ en de schrijver spreekt de geadresseerde herhaaldelijk aan met ‘ [bijnaam 3] ’. Ook werd een brief aangetroffen van de afzender [afzender] en gericht aan ‘ [verdachte] ’. In die brief lijkt de schrijver ook meerdere keren de term ‘ [bijnaam 3] ’ te gebruiken om ‘ [verdachte] ’ aan te duiden. Ook is een brief aangetroffen van [afzender] aan ‘ [bijnaam 3] ’. In die brief wordt de geadresseerde meerdere keren aangesproken als ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [verdachte] ’.32
In de telefoon van [naam 3] is een notitie aangetroffen met de titel ‘boek’. Deze notitie bevat persoonsgegevens van [naam 7] en zijn familieleden.33 Zoals gezegd maakte verdachte in Ierland gebruik van een vals paspoort op naam van [naam 7] .
De rechtbank leidt uit deze bevindingen af dat verdachte door verschillende mensen, onder wie [naam 3] , [bijnaam 3] werd genoemd. Hieruit volgt ook dat verdachte en [naam 3] elkaar al lang kennen. De omstandigheid dat [naam 3] informatie heeft over de valse naam waaronder verdachte in Ierland leefde, wijst erop dat verdachte en [naam 3] ook ten tijde van het gebruik van [gebruiker 1] nog contact met elkaar hadden.
De omstandigheid dat het [gebruiker 1] -e-mailadres door [naam 3] onder de naam ‘ [bijnaam 3] ’ is opgeslagen is daarmee een volgende aanwijzing dat verdachte de gebruiker is van [gebruiker 1] .
Bijnamen [bijnaam 5] en [bijnaam 6]
[naam 6] is op 30 november 2015 in het kader van het onderzoek Ingooien aangehouden. Onder hem werd een BlackBerry-telefoon in beslag genomen. In die telefoon stond [gebruiker 1] opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 6] ( [bijnaam 6] )’. Op 6 december 2015 werd in het kader van het onderzoek Ingooien een woning van [naam 6] doorzocht. Tijdens die doorzoeking werd een andere BlackBerry-telefoon in beslag genomen. In deze telefoon stond [gebruiker 1] opgeslagen als ‘ [bijnaam 6] ( [bijnaam 5] )’.34 Naar de bijnamen [bijnaam 5] en [bijnaam 6] is verder onderzoek gedaan en dat heeft geleid tot de volgende bevindingen.
Verdachte verklaart over ‘ [bijnaam 5] ’ dat dit een zeer veel gebruikte afkorting in de straattaal is. Die term kan voor allerlei verschillende woorden gebruikt worden zoals ex-gedetineerden, exit, ex-verslaafden, exen etc.35
Tijdens de eerder genoemde doorzoeking in de woning van de moeder van verdachte is ook een usb-stick aangetroffen. Op deze usb-stick staan 24 afbeeldingen waarbij ‘ [bijnaam 5] ’ of ‘ [bijnaam 5] ’ deel uitmaakt van de titel van de afbeeldingen. Verdachte is op bijna al deze foto’s te herkennen, aldus de politie. Op de usb-stick staan ook screenshots van tekstberichten via BlackBerry Messenger. Degene die de screenshots heeft genomen heeft een tekstbericht met een persoon die opgeslagen staat onder de naam ‘ [bijnaam 5] ’. De profielfoto van ‘ [bijnaam 5] ’ vertoont sterke gelijkenissen met één van de 24 afbeeldingen die ook op de usb-stick staat en waarop verdachte is te zien.36
Op 9 maart 2013 werd verdachte aangehouden en daarbij is een BlackBerry-telefoon bij hem in beslag genomen. Deze telefoon is in het kader van het onderzoek Waitaki onderzocht en daarbij is het volgende gebleken. In de telefoon is een op 6 februari 2013 binnengekomen sms-bericht aangetroffen dat begint met ‘[bijnaam 6] .. ga je vandaag na ally?’ Verder blijkt uit deze telefoon dat verdachte zichzelf in ping-berichten ‘ [bijnaam 5] ’ noemt. Op 5 maart 2013 voert ‘ [bijnaam 5] ’ een gesprek met ‘ [gebruiker 7] ’. [gebruiker 7] heeft het in dat tekstbericht onder meer over ‘ [naam 7] ’ en ‘toba wielklem’, direct gevolgd door ‘ [bijnaam 6] *’. [gebruiker 7] is geïdentificeerd als [naam 8] .37
[naam 8] is in 2016 als getuige gehoord. Zij geeft aan dat zij het gesprek met een oude bekende heeft gevoerd die zij kent als [bijnaam 5] . Een klein [naam 7] zou een kindje van hen worden en [naam 7] is zijn naam. Zij noemden elkaar als koosnaampje [bijnaam 6] .38
In het kader van het onderzoek Ebetsu is een telefoongesprek van 6 april 2013 opgenomen tussen verdachte en [naam 9] . Verdachte vraagt in dat gesprek onder meer “Maar je hebt toch niks met die [bijnaam 6] meer of wel’ en ‘Wanneer is (…) je TBS zitting”. Verder zegt verdachte onder meer “Je moet hem duidelijk maken dat het niet om die zaak gaat nu (…) dat het nu (…) gewoon om die TBS zelf gaat (…) Die man is af [naam 9] , helemaal met [bijnaam 6] .”39
In de in het onderzoek Waitaki onder verdachte in beslag genomen BlackBerry zijn verder tekstberichten aangetroffen met iemand met de chat-naam ‘ [chatnaam] ’. Op 26 februari 2013 geeft [chatnaam] aan dat de eis 7 jaar is. Een dag later vraagt ‘ [bijnaam 5] ’ “maar ze hebben geen [bijnaam 6] gezegd toch?”. ‘Nee’ zegt [chatnaam] . Uit onderzoek is gebleken dat het hier een zitting betreft aangaande het onderzoek Kiem. De verdachte tegen wie 7 jaar werd geëist betreft [naam 9] . [chatnaam] betreft vermoedelijk [naam 10] , een halfbroer van [naam 9] .40
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie op naam van verdachte blijkt dat verdachte in het verleden de maatregel van TBS heeft gehad.41
De rechtbank leidt uit deze bevindingen het volgende af. Verdachte wordt door zichzelf en/of door anderen ook wel ‘ [bijnaam 5] ’/‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [bijnaam 6] ’/’ [bijnaam 6] ’ genoemd. [bijnaam 6] kan staan voor de maatregel TBS en in combinatie met [bijnaam 5] kan dit wijzen op “ex-tbs’er”. Die betekenis past bij verdachte als oud‑TBS’er.
De omstandigheid dat [gebruiker 1] in telefoons van een ander onder de namen ‘ [bijnaam 6] ( [bijnaam 6] )’ en ‘ [bijnaam 5] ( [bijnaam 5] [bijnaam 6] )’ is opgeslagen, is daarom weer een volgende aanwijzing dat verdachte de gebruiker is van [gebruiker 1] .
Identificerende gegevens uit de berichten van [gebruiker 1]
De berichten met [gebruiker 1] bevatten weinig identificerende gegevens over wie [gebruiker 1] is. Met betrekking tot de informatie die wel uit die berichten blijkt, geldt het volgende.
Op 5 november 2015 zegt [bijnaam 3] ( [gebruiker 1] ) om 19.58 uur tegen [naam 3] “wollah op mijn dochter als je iets achter houd en kom er later achter om mijn lieve moeder me zusje en me dochter brooo jij bent verantwordlijk”42 Voor zover bekend heeft de moeder van verdachte ( [naam moeder ] ) twee kinderen, verdachte en [naam zus] , de halfzus van verdachte met wie hij samen is opgegroeid. Verdachte heeft van vaders zijde ook twee halfzussen en een halfbroer, maar met hen heeft hij minder contact. Verdachte heeft met [naam 11] een dochter.43
Vervolgens zegt [bijnaam 3] om 20.24 uur tegen [naam 3] “Lafen kk hoertje dat je bent iik vraag je wat je kon toch fiken in garas voor dat skoetoe daar was waren jullie al lang loezoe maar komt goed [bijnaam 3] is zeg je”44
De rechtbank leest dit tweede bericht zo dat [bijnaam 3] hier zichzelf [bijnaam 3] noemt. Kennelijk begrijpt [bijnaam 3] de berichten van [naam 3] zo dat die geïnterpreteerd moeten worden als ‘komt goed [bijnaam 3] ’.
Voor de rechtbank ondersteunen deze twee berichten de stelling dat verdachte de gebruiker is van het [gebruiker 1] -e-mailadres. De familiesamenstelling waarop [bijnaam 3] zweert (‘wollah’) past bij de familiesamenstelling van verdachte. Ook valt hieruit op te maken dat [gebruiker 1] zichzelf ‘ [bijnaam 3] ’ noemt.
Conclusie ten aanzien van de identificatie van [gebruiker 1]
De rechtbank heeft hiervoor verschillende onderzoeksbevindingen besproken die erop wijzen dat verdachte [gebruiker 1] is. Wanneer die verschillende bevindingen gezamenlijk worden gewogen, wordt het beeld versterkt dat verdachte [gebruiker 1] is. Daarbij is van belang dat de identificatie via de geldoverdracht maar op één persoon kan slaan, de beoogde ontvanger van het geld en dat is verdachte. Deze identificatiemethode is volledig onafhankelijk van de identificatie via de aan [gebruiker 1] door anderen toegekende bijnaam ‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [bijnaam 6] ’.
Daar tegenover staat dat het dossier nauwelijks aanwijzingen bevat dat verdachte niet de gebruiker van het [gebruiker 1] -e-mailadres is. Dat volgt alleen uit de ontkennende verklaring van verdachte zelf en uit de getuigenverklaring van [naam 3] die stelt dat verdachte niet ‘ [bijnaam 3] ’ is. Verdachte en [naam 3] hebben verder niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen. Daardoor omvatten de verklaringen niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de hiervoor uiteengezette identificatiemethodes zijn de ontkenningen van verdachte en [naam 3] niet geloofwaardig. De rechtbank komt dan ook al op basis van de hiervoor besproken bevindingen, die overigens alle niet uit de Ennetcom-data voortkomen, tot de conclusie dat verdachte de gebruiker is geweest van het [gebruiker 1] -e-mailadres.
Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat verdachte de gebruiker van het [gebruiker 1] -e-mailadres was in de relevante periode op en rond 5 november 2015. Daarbij is met name van belang dat het e-mailadres in die periode werd opgeslagen onder namen die aan verdachte werden gekoppeld en dat de rechtbank ervan uitgaat dat het conceptbericht rondom de geldoverdracht op 4 november 2015, midden in de relevante periode, aan verdachte was gericht. Bovendien heeft verdachte geen (aannemelijke) verklaring gegeven waaruit zou volgen dat hij de [gebruiker 1] wel op enig moment in gebruik zou hebben gehad, maar dat hij die nog niet of niet meer in gebruik had ten tijde van de liquidatiepoging.
Omdat op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen al de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de gebruiker van het [gebruiker 1] -e-mailadres was en als zodanig voor en na de liquidatiepoging met [naam 3] en [naam 4] heeft gecommuniceerd, zal de rechtbank niet ingaan op de overige (volgens het Openbaar Ministerie) uit de Ennetcom-data voortvloeiende aanwijzingen dat verdachte [gebruiker 1] is.
13.4.3
Medeplegen van poging tot moord door verdachte
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte [gebruiker 1] is en dat de uitvoerders van de liquidatiepoging op [doelwit] over deze poging contact hadden met [gebruiker 1] , en dus met verdachte. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de rol die verdachte heeft gehad, leidt tot een strafbare vorm van betrokkenheid van verdachte. De eerste variant die de rechtbank in dit kader moet bespreken is of verdachte als medepleger van de poging tot moord kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt in dit kader voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Uit onderzoek aan de telefoons die bij [naam 3] en [naam 4] in beslag zijn genomen, volgt dat zij in de periode van 2 tot en met 5 november 2015 berichten hebben uitgewisseld met verdachte, als gebruiker van het [gebruiker 1] -e-mailadres. Die berichten houden, voor zover van belang, het volgende in.
Op 2 november 2015, om 13.32 uur, vraagt verdachte aan [naam 4] wat er gaande is. In reactie daarop schrijft [naam 4] ‘[hij] reed naar die ikea in bijlmer was hij in die garage (…) [naam 12] en ik liepen ff rond” Om 18.29 uur wil verdachte een update (“Ewa brooo?”) en als blijkt dat ‘hij’ helemaal niet meer heeft bewogen, vraagt verdachte “Maar van ikea warom troen niet warrom 99999” en “Waar w8en jullie op dat is een x een wijland in rijd dan pas actie ???” [naam 4] legt uit dat Diemen beter is, want “bij die ikea had je veel blauw”.45
Op 3 november 2015, om 11.59 uur, vraagt verdachte aan [naam 4] of “ie al een wijland in gereden [is]?” Als om 15.42 uur blijkt dat ‘hij’ van de Amstelkade naar een adres in Noord is gegaan vraagt verdachte “maar broo, dan is ie toch bewogen, waarom kon het nu weer niet dan?” Om 18.13 uur vraagt verdachte aan [naam 4] “nog steets geen wijland broo?” Vervolgens legt [naam 4] uit dat hij en [naam 12] op tijd aangaven dat hij kwam, dat de andere hem ook hadden gezien, maar dat voordat het stopbord omhoog kwam die man naar links rijdt. De anderen rijden achter hem, maar hij rijdt weg. Verdachte vindt het ‘ongelofelijk’ en zegt dat die man toch geen ‘feri’ rijdt en of ie ze door had. Verdachte zegt dat zij een gti rijden en wil weten hoe hij dan ‘loesoe’ kan zijn gereden.46
Op 3 november 2015, om 19.02 uur, geeft [naam 3] aan verdachte aan dat ze hem een stopteken wilden geven, maar dat ze daar de kans niet voor kregen. Aan [naam 3] vraagt verdachte of “ie jullie door [heeft] gehad?” en “maar als ie naast jullie stond dan konden jullie toch ook meteen voor hem rijden of niet?”47
Op 5 november 2015, om 9.50 uur, vraagt verdachte aan [naam 4] of ze “al redy voor die osso [staan]”. [naam 4] geeft aan dat ze met elkaar zijn, maar dat [naam 12] en hij zo weg gaan. Verdachte reageert daarop met “Oow maar jullie blijven wel bij die boys in de buurt toch?” [naam 4] geeft vervolgens aan “wij gaan gewoon ergens parkeren gooien we die tellie aan.” Om 12.56 uur vraagt verdachte aan [naam 4] of die ‘kk hond’ al beweegt en om 13.52 uur hoe het is. Om 13.57 geeft [naam 4] vervolgens aan “Moe ik ga die andere zo zien ze zijn in die osso in bijlmer maar [naam 12] had me afgezet. Is kk heet op straat ze hebben hem wel gepopt maar ik weet nie of hij slaapt of niet ik hoorde kk veel ambulance en blauw.”48
Op 5 november 2015, om 19.10 uur zegt [naam 3] tegen verdachte “ze hebben rambo geveegd en ons ook gooi alle telies uit”. Korte tijd later zegt [naam 3] “Bro [naam 9] en ik zijn safe gooi rambo en [naam 12] ze teli uit nu aub” en weer later “Bro [naam 9] en ik zijn samen we zijn veilig gooi onze teli’s ff niet uit bro”.49
Vanaf 19.37 uur wil verdachte weten hoe ze zijn geveegd, wat er precies is gebeurd en of ‘die wagie’ ook is geveegd. [naam 3] legt uit dat ze “rambo die garage [gingen] laten zien hij zou kijken opeens hoorden we politie [naam 9] , [naam 12] en ik zijn weg gerend we zijn alle 3 weg gekomen van rambo weten we niet”. Verdachte wil dat [naam 3] het goed uitlegt en vraagt “hoe vaak zeg ik tegen jullie kk hoertjes niet met ze allen gaan hoee vaal zeg ik dat a kk hoerrrr???? Of heb ik dat niet gezeg a kk hoertje ?????” [naam 3] zegt vervolgens dat ‘rambo’ niet wist waar die ‘waki’ was en dat ze hem moesten laten zien “anders waren we niet samen gegaan”. Verdachte zegt dat ze hem toch gewoon die straat kunnen zeggen en welke garage.
Verdachte wil ook weten hoe ze konden weten dat ze naar ‘daar’ zijn gereden en wat voor moeite het was om “in garas te fixen of kon heli door garas kijken????” [naam 3] legt uit dat ze de ‘waki’ uit de garage zouden weghalen en dat het de planning was om die ‘waki’ later te ‘flammen’. Verdachte zegt vervolgens tegen [naam 3] dat hij verantwoordelijk is en vraagt “waarom met ze 3 vraag ik weer voor wat zijn pgps a kk hoertje ???” En weer later zegt verdachte “Hoe vaak heb ik tegen jou en [naam 9] gezegd niet alles samen doen hoe vaak a hoerenkind ???? Hoe vaak ???? Voor wat hebben we pgps voor wat ???? vooor wat moest je je hem laten zien vieze hoerenkind ????” [naam 3] legt uit dat ze niet meteen konden ‘flammen’, “we hadden geen overstap we moesten wachten tot [naam 12] ons zou oppikken”. Verdachte reageert daarop met “je bent toch in de buuurt kan je toch meteen fike en ergens anders ophaaalen. Maar ik ga alles hooren je bent een schade” en “lafen kk hoertje dat je bent iik vraag je wat je kon toch fiken in garas voor dat skotoe daar was waren jullie al lang loezoe maar komt goed [bijnaam 3] is zeg je”. Verdachte vervolgt met “Luiste die stop politie was duidlijk tegen jou gezegd toch om goed schoon te maken of was dat ook met ze 3ien beslist om schoon te maken of niet???”50
Uit deze berichten komt het volgende beeld naar voren. Verdachte is goed geïnformeerd over de plannen en heeft blijkbaar meermalen adviezen gegeven (‘hoe vaak zeg ik tegen jullie’). Verdachte wil ook voortdurend op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen. [naam 3] en [naam 4] moeten daarbij verantwoording afleggen aan verdachte. Die verantwoording heeft zowel betrekking op het uitblijven van ‘actie’ en op fouten die bij de uitvoering worden gemaakt. Daarbij is de toon van verdachte op 5 november 2015 (veelvuldig gebruik van de termen ‘hoer’ en ‘kk’, wat de rechtbank in navolging van de politie begrijpt als ‘kanker’) duidelijk één die past bij iemand in een hiërarchisch hogere positie dan [naam 3] , de ontvanger van die berichten. Tot slot heeft verdachte de taak om in geval van nood de telefoons uit te doen, waarmee vermoedelijk bedoeld wordt dat de inhoud van de PGP‑telefoons ontoegankelijk gemaakt moet worden.
Daarmee is voor de rechtbank de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee vindt de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord bewezen.
Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. De verdediging heeft aangevoerd dat aan de berichten ook een andere uitleg gegeven kan worden. De suggestie van de verdediging gaat ervan uit dat [gebruiker 1] achteraf probeerde te redden wat er te redden viel, als machteloze toeschouwer. Die lezing gaat echter vrijwel geheel voorbij aan de berichten die [gebruiker 1] , dus verdachte, in de periode van 2 tot en met 5 november 2015, voorafgaand aan de schietpartij, heeft verstuurd. Bovendien volgt de door de verdediging voorgestelde lezing niet uit de verklaring van verdachte. Dat had wel voor de hand gelegen, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de berichten heeft verstuurd en dus in het bijzonder kan verklaren wat hij met die berichten heeft bedoeld. Een uitleg heeft verdachte echter niet gegeven.