4.3
De rechtbank heeft op 14 februari 2024 op het beklag van de klager beslist. Van deze beschikking zijn de navolgende passages voor de beoordeling van het cassatieberoep van belang.4
Beroep op het verschoningsrecht
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden dient allereerst te worden vastgesteld of er een redelijk vermoeden van schuld is aan het begaan van een ernstig strafbaar feit. Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag of deze verdenking van dien aard is dat er kan worden gesproken van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het verschoningsrecht dient te wijken voor het belang van waarheidsvinding.
Beide vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend en zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken die aan de rechtbank ter beschikking zijn gesteld blijkt dat op donderdag 1 juni 2023, omstreeks 17:20 uur, [slachtoffer] , die op dat moment bij [B] was opgenomen, is overleden. De forensisch arts dr. S.L. de Kunder heeft diezelfde dag nog, omstreeks 20:30 uur, een schouw verricht aan het lichaam van de overleden [slachtoffer] . Bij de schouw heeft de forensisch arts samen met de specialist ouderengeneeskunde [betrokkene 1] , het medisch en verpleegkundig zorgdossier van de overledene over de periode vanaf 15 mei 2023 kunnen inzien. De conclusie van de forensisch arts, die mede steunt op de kennelijk in de medische dossiers aangetroffen tegenstrijdigheden in het beeld van eten en drinken door de overledene, was dat mogelijk men nalatig is geweest in het aanbieden van voedsel of drank en in het toedienen van medicatie.
De officier van justitie heeft daarop het lichaam van de overleden [slachtoffer] in beslag genomen, waarna op 3 juni 2023 een gerechtelijke sectie daarop is verricht. De voorlopige conclusie van de sectie was dat er geen ziekelijke afwijkingen zijn geconstateerd, die de dood zouden kunnen verklaren. Verder staat vast dat op 31 mei 2023 bij het Openbaar Ministerie een melding binnen is gekomen van een vertrouwensarts van Veilig Thuis, waarin in verband met de verpleging en verzorging van [slachtoffer] het vermoeden is geuit van ouderenmishandeling (door het onthouden van vocht en voeding).
Uit de beschikbare documenten komt verder naar voren dat [slachtoffer] , 87 jaren oud, (waarschijnlijk) dementerend was, in de laatste fase van haar leven was en dat zij wisselend verklaarde over haar doodswens. Zij was niet terminaal en kwam niet in aanmerking voor euthanasie. Duidelijk is ook dat de familie van de overleden [slachtoffer] , en in de eerste plaats haar dochter, betrokken is geweest bij en geïnformeerd is over de behandeling en de verpleging op de verpleegafdeling van [B] . Op welke wijze blijkt uit het medisch en verpleegkundig dossier.
Als hoofdbehandelaar en direct betrokkene van [slachtoffer] is de klager als verdachte door de politie gehoord. In het aan de rechtbank ter beschikking gestelde dossier is geen proces-verbaal van dat verhoor opgenomen. In het dossier is een verklaring van [betrokkene 2] gevoegd, die op 10 oktober 2023 als getuige door de politie is gehoord. [betrokkene 2] is een inmiddels op staande voet ontslagen medewerker van [B] , die daadwerkelijk bij de verpleging en verzorging van de [slachtoffer] was betrokken. Uit die verklaring van [betrokkene 2] komt naar voren dat hij vraagtekens plaatst bij de wens van [slachtoffer] om niet meer te leven en verder verklaart hij over een meerdere keren bijgesteld plan om vocht en voeding aan [slachtoffer] te onthouden. Ook heeft de getuige het erover dat, in zijn eigen woorden, er qua tijden aanpassingen zijn gedaan aan het medisch dossier.
Tot slot beschikt de rechtbank over het definitieve sectierapport van 21 november 2023 betreffende het pathologieonderzoek naar aanleiding van het mogelijk niet-natuurlijk overlijden van [slachtoffer] . De senior-forensisch patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe concludeert dat het overlijden van [slachtoffer] goed kan worden verklaard door een biochemische verstoring van het lichaam (ketoacidose) door ondervoeding of uithongering. Volgens dat rapport is van een andere oorzaak voor het ontstaan van de vastgestelde ketoacidose of een andere oorzaak van overlijden niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen kan worden geconcludeerd dat jegens de verdachte een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan het begaan van een zeer ernstig strafbaar feit, nu hij betrokken was bij en verantwoordelijk was voor de bepaling van de behandeling van [slachtoffer] . De rechtbank tekent daarbij aan dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is, ook als het gaat om de beoordeling van de verdenking jegens klager, nu het dossier immers nog niet compleet is. De vraag is dan of het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt in dit geval zo veel gewicht in de schaal legt dat het gewicht van het maatschappelijk belang van het verschoningsrecht van de klager daar niet tegen opweegt.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval het belang van waarheidsvinding een zodanig zeer zwaarwegend maatschappelijk belang is, dat daarvoor het verschoningsrecht van de klager moet wijken. Het strafrechtelijk onderzoek is erop gericht zoveel mogelijk feiten en omstandigheden, die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer] te achterhalen. Zoals gezegd, bij de definitieve sectie op haar lichaam is geconcludeerd dat haar overlijden goed kan worden verklaard door ondervoeding of uithongering. De vraag is dan hoe het - ondanks dat onvoldoende vaststaat dat zij een duidelijke en ondubbelzinnige doodswens had, dat euthanasie niet aan de orde was, dat zij niet terminaal was en dat zij in een verplegende, medische omgeving verbleef - zover heeft kunnen komen. De bevindingen van de forensisch-patholoog staan overigens niet op zichzelf en vinden steun in een melding van een vertrouwensarts van Veilig Thuis van 31 mei 2023, over de zeer ernstige zorgen over de behandeling van [slachtoffer] . De getuige [betrokkene 2] lijkt evenmin overtuigd van een natuurlijke dood, gelet op de inhoud van de tegenover ambtenaren van de politie afgelegde verklaring.
Anders dan de klager stelt, gaat het hier dus niet om een ‘fishing expedition’ van de officier van justitie, maar om voldoende concrete aanwijzingen voor de verdenking van schuld aan het begaan Van een ernstig strafbaar feit. Het verschoningsrecht dient niet ertoe (eigen) strafbare feiten of misstanden te maskeren. Het medisch en verpleegkundig dossier kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de waarheidsvinding. Dit belang van onderzoek naar mogelijke strafbare feiten bij de behandeling en verpleging in de laatste fase van het leven van [slachtoffer] betreft een zwaarwegend maatschappelijk belang dat in het gedrang komt als dat andere, eveneens zwaarwegende belang, namelijk het belang bij geheimhouding van het medische en hét verpleegkundig zorgdossier, prevaleert.
Naar het oordeel van de rechtbank moet in verband met de vraag of het belang van waarheidsvinding moet prevaleren boven het belang van het verschoningsrecht, ook worden stilgestaan bij de vraag of de met behulp van de doorbreking van het verschoningsrecht te verkrijgen gegevens niet op andere of minder bezwarende wijze kunnen worden verkregen. In deze strafzaak gaat het er (ook) om dat de officier van justitie, gegeven de verdenking zoals deze er nu ligt, zich een zo objectief en zo volledig mogelijk beeld kan vormen over de afspraken die door de behandelaars met [slachtoffer] in de laatste fase van haar leven met haar en/of met haar naasten zijn gemaakt, of die afspraken overeenkomstig de daarvoor geldende protocollen zijn vastgelegd en zo ja, hoe en op welke wijze die afspraken werden toegepast en getoetst door de artsen en het verzorgend personeel werkzaam bij [B] . Ook is van belang of een afgesproken beleid voldoet aan de richtlijnen en professionele standaarden die in dergelijke gevallen gelden en of een afgesproken beleid getoetst is en als dat heeft geleid tot aanpassingen van het beleid, of aan die aanpassingen gevolg gegeven is en die aanpassingen niet door acties onmogelijk geworden zijn. Andere mogelijkheden die vragen beantwoord te krijgen zonder of met een minder vergaande schending van het verschoningsrecht zijn de rechtbank niet gebleken. Van de zijde van de klager is aangegeven dat het horen van getuigen een minder ingrijpende mogelijkheid is. Die mogelijkheid weegt echter niet op tegen het integraal onderzoek van de meergenoemde documenten en biedt ook niet hetzelfde inzicht. Ook de periode waarover de documenten gevorderd zijn acht de rechtbank juist, omdat een beperking tot een periode van 15 mei tot en met 1 juni onvoldoende geacht wordt om een juist inzicht te krijgen.
Na afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen komt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen, die een doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. De rechtbank kan zich daarom verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris. Na de in het geding zijnde beschikking van de rechter-commissaris zijn nog documenten aan het dossier toegevoegd, waarvan de inhoud niet noopt tot het nemen van een andersluidende beslissing. In zoverre wordt geklaagd over de beslissing van de rechter-commissaris van 31 oktober 2023 dat ondanks de bezwaren tegen het toestaan van de inbeslagname van het medisch patiëntendossier en het volledig verpleegkundig zorgdossier op grond van het verschoningsrecht van de klager, moet het bezwaarschrift op grond van de voorgaande overwegingen ongegrond worden verklaard.
- verklaart ongegrond het bezwaar van de klager tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 31 oktober 2023 dat inbeslagneming van het medische dossier en het verpleegdossier van [slachtoffer] is toegestaan.”