De belangrijkste overwegingen van de rechtbank laten zich als volgt samenvatten:
Werkelijke waarde onteigende
a. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de werkelijke waarde van het onteigende moet worden gevonden door uit te gaan van de prijs die tot stand zou zijn gekomen bij een onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de onteigende als redelijk handelende verkoper en de onteigenaar als redelijk handelende koper. (onder 2.7)
b. Tot uitgangspunt neemt de rechtbank – evenals de deskundigen – dat ingevolge het bestemmingsplan op het onteigende de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ rust en dat op grond van dat bestemmingsplan het bestaande gebruik kan worden voortgezet. (onder 2.8)
c. In navolging van de deskundigen is volgens de rechtbank de eliminatieregel van art. 40c Ow niet van toepassing. Partijen hebben geen (andere) stellingen meer naar voren gebracht dan waarmee de deskundigen reeds rekening hebben gehouden. (onder 2.9)
d. Verder neemt de rechtbank tot uitgangspunt – opnieuw evenals de deskundigen – dat (de ondergrond van) de verbindingsweg tussen De Grens en Bremweg tezamen met het bedrijventerrein De Brem als één complex moet worden beschouwd zoals bedoeld in art. 40d Ow. (onder 2.10)
e. De rechtbank volgt het advies van de deskundigen en de motivering daarvan het onteigende te waarderen naar zijn gebruikswaarde op € 265.000,― (€ 120,― per m²). (onder 2.11)
Overige schade
Waardevermindering van het overblijvende
f. In navolging van de deskundigen oordeelt de rechtbank dat de waardevermindering van het overblijvende nihil is. (onder 2.12)
Exploitatieschade
g. Noy komt geen geslaagd beroep toe op art. 40e Ow. Vergoeding van exploitatieschade stuit af op de planologische bestemming, omdat uitbreiding vanwege de vigerende verkeersbestemming niet mogelijk is. Daarmee is sprake van ‘zuivere planschade’ die, voor zover Noy die ook lijdt, voor vergoeding in aanmerking komt op grond van art. 6.1 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en daarmee buiten de schadeloosstelling in het kader van de onteigening valt. Dat Noy van de mogelijkheid van art. 6.1 Wro geen gebruik heeft gemaakt, leidt niet tot een ander oordeel. (onder 2.13 en 2.14)
Omrijschade
h. De rechtbank neemt ook de door deskundigen begrote omrijschade over en stelt deze vast op € 318.500,―. (onder 2.15)
i. Anders dan de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het voordeel van de rente uit het vrijkomend kapitaal en het nadeel van de omrijschade dienen te worden verrekend. Voor de berekening van de verrekening volgt de rechtbank de deskundigen en stelt de te vergoeden omrijschade vast op € 186.000,―. (onder 2.16 en 2.17)
Overige bijkomende schade
j. De rechtbank neemt ook het advies van deskundigen over ten aanzien van de overige bijkomende schade en stelt deze vast op € 87.500,―. (onder 2.18 en 2.19)
Samenvatting schadeloosstelling Noy
k. De rechtbank stelt de aan Noy toekomende schadeloosstelling vast op € 538.500,―, te vermeerderen met rente daarover berekend op de voet van de wettelijke rente.
Kosten van juridische en deskundige bijstand
l. Met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat de door Noy geclaimde kosten voor deskundige bijstand niet in verhouding staan tot de omvang van de uiteindelijk vastgestelde schadeloosstelling en daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de geclaimde kosten ook niet in verhouding staat tot de declaratie van de rechtbankdeskundigen. Voorts is de rechtbank met de Gemeente van oordeel dat de kosten voor juridische bijstand dienen te worden gematigd. De rechtbank oordeelt dat de voor juridische en andere deskundige bijstand een totaalbedrag van € 120.000,― (exclusief btw), te vermeerderen met het griffierecht voor vergoeding door de Gemeente in aanmerking komt. (onder 2.22 tot en met 2.26)