Het middel
4. Het middel is gericht tegen de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde. Het houdt in dat het bewijs van het medeplegen van de diefstal in [plaats] niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Het bevat in het bijzonder de klacht dat het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij rond kwart voor twaalf, twaalf uur in de nacht is opgehaald in [plaats] , ten onrechte als leugenachtige verklaring voor het bewijs heeft gebezigd. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte niet een precies tijdstip, maar een globale tijd heeft genoemd en dat zijn verklaring niet strijdig is met de door de medeverdachte gereden route in België, de aankomst in [plaats] en de reistijd daarna tot aan de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte.
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 primair bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 25 juli 2018 tot en met 26 juli 2018 te [plaats] , België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ongeveer 1860 euro en een horloge (merk Diesel) en een trouwring en sleutels, in elk geval enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.”
Het hof heeft de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde (medeplegen van diefstal te [plaats] , België, in de periode van 25 juli 2018 tot en met 26 juli 2018) in het bijzonder gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 17-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 26 juli 2018, omstreeks 00.55 uur, surveilleerden wij in het Havengebied van Vlissingen Oost. Het is ons ambtshalve bekend dat in dit gebied veel diefstallen en drugsgerelateerde activiteiten plaatsvinden. Wij zagen een zwart gekleurde personenauto merk Renault type Clio, voorzien van het kenteken [kenteken] . Wij hoorden van collega’s dat de tenaamgestelde van dit kenteken bekend was bij de politie ter zake woninginbraken. Kort voor de afslag naar tankstation [A] gaven wij een stopteken aan de bestuurder van de Renault Clio. Wij zijn de Renault gevolgd in de richting van de parkeerplaats achter tankstation [A] . Daar stopte deze auto en hebben wij beide inzittenden gecontroleerd. De bestuurder bleek genaamd [mededader] , geboren [geboortedatum] 1992. De bijrijder bleek genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1987. Op ons verzoek hebben collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een onderzoek ingesteld in de personenauto bestuurd door [mededader] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 20-22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik deed dienst met politiefunctionaris [verbalisant 3] . Voor het opvallende dienstvoertuig van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] reed een Renault Clio voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag dat dit kenteken was afgegeven op naam van [mededader] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] . Ik zag dat [mededader] gekend was voor een grote hoeveelheid woninginbraken en inbraken uit hotel/pension. Over de portofoon hoorde ik van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er twee mannen in de Renault zaten en dat een ervan nog gesignaleerd stond voor aanhouding buiten heterdaad voor een diefstal De bijrijder zou voorkomen voor inbraken. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , besloten het voertuig te onderzoeken. [mededader] werd verzocht uit te stappen en naast het voertuig plaats te nemen. Ik begon het onderzoek aan de bijrijderszijde van het voertuig. Er lag een boodschappentas. In de boodschappentas zag ik een heleboel briefjes geld zitten, allemaal kleine coupures van 5, 10 en 20 euro. Ik zag ook een boel kleingeld. Ik zag ook een muntendispenser in de tas zitten, zoals gebruikt wordt in de horeca. Ik zag een gripzakje met wat sleutels liggen waarop stond ‘lift’. Deze combinatie van goederen leek mij op de inhoud van een kassalade. Ik zag ook zilveren ringen en andere sieraden in de tas zitten. Ondertussen toonde politiefunctionaris [verbalisant 3] mij twee tangen die hij onder de bestuurdersstoel vandaan haalde. Hieruit rees bij mij de verdenking jegens de twee verdachten van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen.
[verbalisant 3] toonde mij een zwarte rugzak die open was. Ik zag in de tas veel goudkleurige sieraden zitten en gereedschappen zoals schroevendraaiers.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018 (dossierpagina’s 23-24), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 26 juli 2018, omstreeks 05.00 uur, kregen wij het verzoek om het voertuig [kenteken] te doorzoeken. Dit voertuig was eerder deze avond overgebracht van tankstation [A] , gelegen aan de A58 ter hoogte van [plaats] , naar het politiebureau te Goes. Wij, verbalisanten, hebben het voertuig onderzocht.
Hieronder een opsomming van goederen:
- 2 schroevendraaiers (platte bek);
- zwarte tas met diverse sieraden;
- bigshopper met biljetten en muntgeld, totale waarde € 752,20;
- diverse sleutels;
- drie ringen.
[…]
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2018, met bijlagen (dossierpagina’s 94-102), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , werkzaam bij de politie Damme/ Knokke-Heist (België):
(p. 95)
Plaats en datum/uur van de feiten: 25/07/2018 om 20.30 uur - 26/07/2018 om 9.20 uur te [plaats] , [a-straat 1] , drankgelegenheid.
Kort relaas modus operandi:
[B] is een brasserie die zich op het gelijkvloers van een appartementsgebouw bevindt. De zaak kan via de voordeur alsook via de gemeenschappelijke delen (die naar de kelder leiden) betreden worden. Onbekende(n) betreden vermoedelijk de zaak via de kelderdeur, echter kunnen wij geen braaksporen vaststellen. De deur was waarschijnlijk in het slot getrokken maar niet gesloten. Via de kelder kan je via de gangen en een trap naar de zaak. De inhoud van de kassa, een enveloppe met geld, sleutel, horloge merk Diesel en een trouwring werden gestolen Totaalbedrag ongeveer 1860 euro bestaande uit biljetten en munten. Trouwring had opschrift [opschrift] en binnenin [aangever] en [aangeefster] .
(P. 96)
Op 26/7/2018 verhoren wij [aangever] .
Het verhoor vormt bijlage 2 van onderhavig proces-verbaal (hof: dossierpagina 100)
(p. 100)
Verhoor [aangever] .
Heden op 26/07/2018 kom ik om 9.20 uur aan in mijn zaak gelegen in de [a-straat 1] te [plaats] . (..) Wanneer ik achter mijn bar kom merk ik dat er wanorde is. Er ligt van alles op de grond. Ik merk op dat de kassa van de zaak werd geopend met de sleutel die er op zat. De volledige inhoud werd meegenomen. Er zat ongeveer 1500 euro in de kassa. Er lag ook een enveloppe met spaargeld achter de toonbank. Daar zat nog eens 360 euro in. Deze werd leeggehaald. In de kassa lag de trouwring van mijn vrouw. De ring betreft een witgouden ring met 1 diamant er in. Op de buitenzijde van de ring stond de trouwdatum 14/05/2010 in Romeinse cijfers [opschrift] .
Er staat ook [naam 1] en [naam 2] in de ring. Wij hebben gisteren de zaak om 20.30 uur verlaten. In de kassa zaten ook de sleutels van de zaak en het appartement boven de zaak. Deze zijn eveneens gestolen.
13. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2018 (dossierpagina’s 55-56), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Op 27 juli 2018 is er door collega [verbalisant 10] van de districtsrecherche Zeeland contact opgenomen met aangever [aangever] en zijn vrouw [aangeefster] . Hij heeft diverse foto’s van goederen die (hof: op 26 juli 2018) zijn aangetroffen in het voertuig van verdachten naar hem gemaild en gevraagd of ze spullen herkenden als zijnde hun eigendom. Ze herkenden de spullen op foto 1 (hof: ring met ingegraveerde letters, dossierpagina 57), foto 6 (hof: muntendispenser, dossierpagina 59) en de sleutels op foto 5, behalve de sleutels met de zwarte sleutelhanger (hof: dossierpagina 59), als zijnde hun eigendom, gestolen tijdens de inbraak in hun horecazaak.
14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2018 met bijlagen (dossierpagina’s 60-64), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 9] :
Naar aanleiding van een Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door de officier van Justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk aan België is onder andere naar voren gekomen dat het kenteken [kenteken] van de zwarte Renault Clio, waarin de verdachten [mededader] en [verdachte] werden aangehouden op 25 juli 2018 om 23:24 een ANPR camera in België heeft gepasseerd.
Het proces-verbaal waarin de ANPR-hit wordt beschreven is als bijlage bij dit proces-verbaal bijgevoegd (hof: dossierpagina’s 62-64).
(...)
Politieambtenaar [verbalisant 11] heeft per e-mail contact gelegd met een team in België dat de camerabeelden uitkijkt. Zij heeft gevraagd of de camerabeelden al waren uitgekeken. Inspecteur van politie [verbalisant 12] van de Dienst Technologische Politie van Politiezone Damme/ Knokke-Heist heeft naar aanleiding van deze vraag het onderstaande bericht:
Ik heb de camerabeelden van onze Politiezone inzake de inbraak op 25-26/07 bekeken.
Alleen de route van het voertuig is te zien.
25/7 om 23.24.56: ANPR-registratie (rotonde [rotonde] )
23.25.14 uur: voertuig verlaat de rotonde en vervolgt de [b-straat ] richting [a-straat ] .
23.25.30 uur: voertuig verlaat de [b-straat ] en volgt de [a-straat ] richting [plein 1] .
(..)
23.26.42 uur: voertuig vervolgt de [a-straat ] nabij [plein 2] , richting [plein 1] .
De locatie aan het [plein 2] waar we om 23.26.42 uur het laatste van het voertuig hebben is nabij de plaats van de inbraak. Dit is gelegen nabij het [plein 2] , richting [plein 1] .
15. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2018, met bijlagen (dossierpagina’s 70-77), voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 11] :
Op 25 augustus 2018 deed ik, verbalisant [verbalisant 11] , onderzoek aan de onder verdachte [mededader] in beslag genomen telefoon, merk Samsung, type Galaxy S6.
Ik, verbalisant, heb met behulp van het programma Ufed een tijdlijn gemaakt van de activiteiten die hebben plaatsgevonden met deze telefoon op 23 juli 2018 tussen 08.50 uur en 22:09 en op 25 juli tussen 11.06 uur en 23.46 uur. (...)
Ik, verbalisant, zag dat er op genoemde data berichtenverkeer is via Whatsapp. Ik zag dat het uitgaande telefoonnummer in deze chatgesprekken [telefoonnummer 1] was. Ik zag dat het binnenkomende nummer in deze chat [telefoonnummer 2] was. Ik zag dat dit telefoonnummer als contact “ [verdachte] ” was opgeslagen in deze telefoon.
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn de gebruikersgegevens opgevraagd. Hieruit bleek dat dit nummer sinds 20 november 2000 op naam staat van [verdachte] , [c-straat] te [plaats] .
Op 23 juli 2018 is er via Whatsapp contact tussen telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In dit chatgesprek wordt duidelijk dat er tussen hen een afspraak wordt gemaakt voor die dag. Hieronder is een deel van het berichtenverkeer weergegeven gezien vanuit het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
08:50 uur van [telefoonnummer 2] : Slaap je nog
08:53 uur naar [telefoonnummer 2] : Net wakker
08:53 uur naar [telefoonnummer 2] : Ga douche kom ik langs jou
08:54 uur naar (het hof begrijpt dat bedoeld wordt: van) [telefoonnummer 2] : Oké is goode.
(...)
Ik, verbalisant, zag dat op 23 juli 2018 om 17:24 uur en 17:26 een SMS-bericht binnenkomt van Lycamobile met de inhoud: ‘Welkom in België. Gevolgd door een uitleg over de kosten van gebruik van het mobiele netwerk in België.
Ik, verbalisant, zag in de tijdlijn van 25 juli 2018 dat er Whatsapp-berichtenverkeer was tussen telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In dat gesprek wordt duidelijk dat er wordt afgesproken. Hieronder wordt een deel van het berichtenverkeer weergegeven gezien vanuit het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
(...)
11:55 uur naar [telefoonnummer 2] : Zie je strx dan
11:55 uur van [telefoonnummer 2] : Ja
(...)
Ik verbalisant zag dat op 25 juli om 21:42 uur drie keer cookies van ‘lance.citymeshinternet.be’ op het nummer [telefoonnummer 1] binnenkomen. (..) Ik zag dat dit webadres behoorde bij een bedrijf dat wireless hotspots aanbiedt. Ik zag op deze website een knop dekking (...) Ik zag dat deze hotspots enkel in België aanwezig waren.
[…]
18. De (leugenachtige) verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 1 augustus 2018 (dossierpagina 190), inhoudende:
Ik ben op 25 juli (hof: 2018) met de trein en bus van [plaats] naar [plaats] gegaan.(...)
Dat is de dag voordat ik ben aangehouden (hof: 26 juli 2018). Ik ben daar opgehaald in [plaats] door [mededader] . Dat is de persoon bij wie ik in de auto zat toen ik werd aangehouden. Ik denk dat dat rond kwart voor 12, 12 uur was.
19. De (leugenachtige) verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 10 augustus 2018 (dossierpagina 179), inhoudende:
Opmerking verbalisant: Je hebt bij de rechter-commissaris verklaard dat je omstreeks kwart voor 12, 12 uur in [plaats] bent opgehaald door [mededader] en dat [mededader] de persoon was bij wie je in de auto zat toen je werd aangehouden.
Vraag verbalisant: Klopt dit?
Antwoord verdachte: Ja.
Vraag verbalisant: Bedoel je dan kwart voor 12 of 12 uur in de middag of in de nacht?
Antwoord verdachte: In de avond, net voor de nacht.”
7. Het hof heeft over de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde overwogen:
“Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal te [plaats] in België. Hij heeft daartoe aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de aanwezigheid en de rol van de verdachte bij de diefstal te bewijzen.
Het hof overweegt als volgt.
[…]
Feit 2 primair
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat op 26 juli 2018, omstreeks 01.00 uur, in de Renault Clio waarin verdachte en [mededader] zich bevinden, een aantal voorwerpen worden aangetroffen die kort daarvoor (ná 20.30 uur de avond daaraan voorafgaand) zijn gestolen uit [B] aan de [a-straat 1] te [plaats] te België. Het betreft hier onder andere een trouwring met daarin de namen van aangever [aangever] en zijn vrouw [aangeefster] alsmede een muntendispenser. De Renault Clio van [mededader] wordt, zo blijkt uit de camerabeelden, op 25 juli 2018, om 23.26.42 uur gezien in de buurt van de brasserie.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep alle betrokkenheid bij deze diefstal ontkend en verklaard dat hij die dag niet in België is geweest. Bij de rechter-commissaris en de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 25 juli 2018 tussen 23.45 uur en 24.00 uur door [mededader] in [plaats] met zijn auto is opgehaald. Uit informatie van de ANWB-routeplanner (een bron die algemeen toegankelijk is via het internet) volgt dat voor de autorit tussen het [plein 2] te [plaats] (de locatie waar de auto van [mededader] het laatst gezien is en [plaats] circa 43 minuten (48,5 km) staat. Dat betekent dat, nu de auto van [mededader] om 23.26.42 uur op het [plein 2] in [plaats] is gezien, die auto niet eerder dan omstreeks 00.10 uur in [plaats] kon zijn.
Naar het oordeel van het hof moet echter ook rekening worden gehouden met enige tijd die benodigd is voor het rijden van het [plein 2] naar de brasserie en voor de uitvoering van diefstal uit de brasserie. Het hof acht het immers aannemelijk dat de diefstal uit de brasserie heeft plaatsgevonden nádat de auto is gezien op het [plein 2] , nu de auto daar voor het laatst is gezien op camerabeelden van de politiezone Damme/ Knokke-Heist en dit nabij de brasserie is, terwijl in de auto van [mededader] gestolen goederen uit de brasserie zijn aangetroffen. Gerekend vanaf 23.26.42 uur moet dus allereerst enige tijd in aanmerking worden genomen die benodigd is voor het rijden vanaf het [plein 2] naar de brasserie en voor de uitvoering van de diefstal uit de brasserie. Vervolgens dient rekening te worden gehouden met de duur van een autorit vanaf het adres van de brasserie, de [a-straat 1] in [plaats] , naar [plaats] . Volgens informatie van de ANWB-routeplanner duurt die autorit circa 44 minuten (49,3 km). Het voorgaande betekent dat [mededader] niet in staat moet worden geacht om verdachte tussen 23.45 uur en 24.00 uur op te halen in [plaats] . Nu de verklaring van verdachte ten aanzien van het moment van ophalen door [mededader] wordt tegengesproken door de informatie uit de ANWB routeplanner, moet deze verklaring worden bestempeld als leugenachtig en afgelegd met de bedoeling om de waarheid te bemantelen. Het hof doet deze verklaring meewerken aan het bewijs van het tenlastegelegde.
Het hof acht het onder 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen. De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.”
Het middel is in het bijzonder gericht tegen het gebruik voor het bewijs van twee verklaringen van de verdachte die door het hof als leugenachtig zijn aangemerkt. De steller van het middel gaat ervan uit dat er voor het overige onvoldoende bewijs is dat de verdachte als medepleger bij de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal te [plaats] betrokken is geweest, zoals het hof bewezen heeft verklaard.1
9. Het hof heeft – kennelijk met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal in [plaats] – als bewijsmiddel 18 en 19 twee (leugenachtige) verklaringen van de verdachte gebruikt. In deze verklaringen geeft de verdachte aan dat hij op 25 juli 2018 – de dag voordat hij samen met de medeverdachte is aangehouden – met de trein en bus van [plaats] naar [plaats] is gegaan, dat hij daar is opgehaald door de medeverdachte, en dat hij denkt dat dat rond kwart voor 12, 12 uur was (bewijsmiddel 18). Ook geeft de verdachte aan dat hij daarmee heeft bedoeld: kwart voor 12 of 12 uur in de avond, net voor de nacht (bewijsmiddel 19).
10. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld.2 Anders dan een ongeloofwaardig geachte verklaring, mag een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, voor het bewijs worden gebruikt. Het oordeel dat de verklaring leugenachtig is, zal dan wel voldoende grondslag moeten vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in een of meer andere voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen.3 De kennelijke leugenachtigheid moet blijken uit andere bewijsmiddelen die niet zijn terug te voeren op verklaringen van de verdachte.4 Daarnaast geldt dat de omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd te verklaren, niet mede ten grondslag kan worden gelegd aan het oordeel dat de voor het bewijs gebruikte verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen.5 In geval van betwisting dat de verdachte opzet had op het afleggen van een valse verklaring, kan een nadere motivering voor het gebruik van de verklaring voor het bewijs nodig zijn.
11. In de onderhavige zaak heeft het hof in zijn bewijsoverweging het navolgende ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij op 25 juli 2018 tussen 23.45 uur en 24.00 uur door de medeverdachte in [plaats] met zijn auto is opgehaald, leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen:
(i) de auto van de medeverdachte is om 23.26.42 uur voor het laatst gezien op het [plein 2] in [plaats] ;
(ii) uit informatie van de ANWB-routeplanner (een bron die algemeen toegankelijk is via het internet) volgt dat de autorit tussen het [plein 2] in [plaats] en [plaats] ongeveer 43 minuten (48,5 km) duurt;
(iii) uit het voorgaande leidt het hof af dat de auto niet eerder dan omstreeks 00.10 uur in [plaats] kon zijn;
(iv) het hof acht het verder aannemelijk dat de diefstal uit de brasserie heeft plaatsgevonden nádat de auto is gezien op het [plein 2] , nu de auto daar voor het laatst is gezien op camerabeelden van de politiezone Damme/ Knokke-Heist en dit nabij de brasserie is, terwijl in de auto gestolen goederen uit de brasserie zijn aangetroffen;
(v) op grond van hetgeen onder (iv) is overwogen, is het hof van oordeel dat ook rekening moet worden gehouden met enige tijd die nodig is voor het rijden van het [plein 2] om 23.26.42 naar de brasserie en voor de uitvoering van diefstal uit de brasserie, en er vervolgens rekening moet worden gehouden met de duur van een autorit vanaf de brasserie ( [a-straat 1] in [plaats] ) naar [plaats] ;
(vi) volgens informatie van de ANWB-routeplanner duurt die autorit ongeveer 44 minuten (49,3 km), zodat de medeverdachte de verdachte niet tussen 23.45 uur en 24.00 uur heeft kunnen ophalen in [plaats] .
12. De steller van het middel klaagt terecht over de begrijpelijkheid van de onderdelen (iii) en (iv) van de redenering van het hof. Wat betreft onderdeel (iii) geldt inderdaad dat niet is uit te sluiten dat de auto harder heeft gereden dan de snelheid waarvan de ANWB-routeplanner is uitgegaan, zodat er – mede gelet op de afstand – wel wat valt af te dingen op de (tussen)conclusie van het hof dat de auto niet eerder dan circa 00.10 uur in [plaats] kon zijn. Belangrijker nog acht ik de klacht ten aanzien van onderdeel (iv), waarin wordt uitgelegd waarom het hof het aannemelijk acht dat de inbraak zou zijn gepleegd nádat de auto om 23.26.42 uur voor het laatst op de camerabeelden is gezien. Voor die aannemelijkheid kan de door het hof genoemde zinsnede “terwijl in de auto gestolen goederen uit de brasserie zijn aangetroffen” geen argument zijn: dat kan immers zowel het geval zijn als de inbraak ervoor als dat die erna is gepleegd. Ook is niet zonder meer begrijpelijk waarom dat oordeel zou voortvloeien uit het andere aangehaalde argument, namelijk dat “de auto daar voor het laatst is gezien op camerabeelden van de politiezone Damme/ Knokke-Heist en dit nabij de brasserie is”.6
13. Gelet op het voorgaande is niet zonder meer begrijpelijk waarom het hof van oordeel is dat de door de verdachte afgelegde verklaringen als kennelijk leugenachtig moeten worden aangemerkt. Dat oordeel is naar mijn inzicht onvoldoende gemotiveerd, terwijl op grond van de bewijsoverweging van het hof niet zonder meer kan worden aangenomen dat het hof – ook los van de als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaringen van de verdachte – tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde zou zijn gekomen. Daarmee is de bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde onvoldoende gemotiveerd.