De neef is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij tussenarrest van 30 juli 2019 heeft het hof Den Haag voorshands bewezen geacht dat erflaatster de gevolgen van het testament uit 2015 niet heeft kunnen overzien, en Partiar toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Het hof heeft, na een weergave van de standpunten van partijen, kort samengevat, het volgende overwogen:
- (i) Uit de beschikking van de kantonrechter waarin op de voet van art. 4:55 lid 2 BW toestemming is gegeven voor het maken van het testament, blijkt dat de kantonrechter in aanwezigheid van de curator met erflaatster heeft gesproken. Het is wenselijk dat de kantonrechter dit gesprek voert buiten aanwezigheid van de curator, omdat niet kan worden uitgesloten dat erflaatster als gevolg van afhankelijkheid van de curator door hem of haar direct dan wel indirect beïnvloed wordt (rov. 33).
- (ii) De kantonrechter heeft de complexiteit van het testament uit 2015 niet kunnen overzien, aangezien de kantonrechter vermoedelijk niet de feitelijke gang van zaken met betrekking tot het tot stand komen van het testament is medegedeeld en geen inzicht kon hebben in de statuten van de stichting waarvan in het testament wordt gesproken, aangezien de stichting noch bij concepttestament noch ten tijde van de bespreking bij de kantonrechter was opgericht. De gekozen constructie is dermate complex dat een 104-jarige nagenoeg blinde vrouw dit bezwaarlijk heeft kunnen begrijpen (rov. 34).
- (iii) Nu de stichting ten tijde van het overlijden nog niet was opgericht, was er in feite geen testamentair erfgenaam. Uit het testament kan niet worden afgeleid dat de wil van erflaatster was gericht op het oprichten van een stichting, nu daarin enkel is overwogen dat het op te richten fonds eventueel de vorm van een stichting zou kunnen krijgen (rov. 36-39).
- (iv) Het hof heeft niet kunnen vaststellen of de notaris ook over de fiscale gevolgen van het testament uit 2015 met erflaatster heeft gesproken en acht het niet aannemelijk dat een 104-jarige onder curatele gestelde vrouw de fiscale gevolgen heeft kunnen overzien (rov. 40-42).
- (v) Niet duidelijk is of de notaris erflaatster heeft voorgehouden op welke wijze uitvoering zou worden gegeven aan het testament, welke personen daarbij betrokken zouden zijn en welke kosten daarvoor in rekening zouden worden gebracht. Wist erflaatster wie zitting zouden nemen in het stichtingsbestuur en dat de executeur een uurloon van € 115,- zou ontvangen voor zijn werkzaamheden? Niet duidelijk is dat met erflaatster is gesproken over de aanzienlijke kosten die de uitvoering van het testament zou meebrengen (rov. 46).
- (vi) De curator had niet aanwezig mogen zijn bij de gesprekken tussen erflaatster en de notaris. Uit de eigen stellingen van Partiar blijkt dat het initiatief tot de gang van zaken bij de curator lag (rov. 48-51).
- (vii) De verklaring van de onafhankelijke arts, [betrokkene 2] , is te algemeen om daaruit te kunnen afleiden dat erflaatster het complexe testament en alle fiscale en financiële gevolgen daarvan kon overzien (rov. 52).
- (viii) Niet duidelijk is hoe de notaris de in het ‘Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid’ genoemde factoren tegen elkaar heeft afgewogen. Niet duidelijk is of en hoe de notaris de erflaatster heeft bevraagd over haar eerdere testament en met haar de redenen heeft besproken van de ingrijpende wijziging van haar in het nieuwe testament op te nemen erfstelling ten opzichte van het eerdere testament en de complexiteit van de nieuwe erfstelling en de uitvoering daarvan over 25 jaren (rov. 53-54).
- (ix) Voor een redelijke waardering van de bij een uiterste wilsbeschikking betrokken belangen is vereist dat erflaatster inzicht heeft in haar situatie en in staat is om op het gebied van het erfrecht in vrijheid keuzes en beslissingen te nemen, in rationeel en emotioneel opzicht te overzien en dit kenbaar te maken. Verder is vereist dat zij de informatie of voorlichting die zij voor het maken van de uiterste wilsbeschikking heeft verkregen ook heeft kunnen begrijpen. Met betrekking tot de waardering is niet alleen relevant de zwaarte van haar stoornis maar ook de aard en de complexiteit van de uiterste wil (rov. 55).
- (x) Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden gelden zware zorgvuldigheidseisen bij de beantwoording van de vraag of erflaatster op de hiervoor genoemde momenten wilsbekwaam was. Gezien de feitelijke gang van zaken met betrekking tot het tot stand komen van het testament van erflaatster is het hof van oordeel dat ondanks het door de notaris gevolgde stappenplan er onvoldoende zekerheid is dat erflaatster – mede gezien de complexiteit van het testament – de gevolgen van haar uiterste wil heeft kunnen overzien. Ook de toestemming van de kantonrechter waarborgt onvoldoende dat erflaatster de gevolgen van haar uiterste wil heeft overzien (rov. 55-56).
- (xi) Het hof is tot het voorshandse oordeel gekomen dat de neef heeft bewezen dat erflaatster mede gezien haar geestestoestand de gevolgen van het testament uit 2015 niet heeft overzien. Het hof heeft Partiar in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de geestestoestand van erflaatster op de relevante momenten (het opgeven van haar wil, het gesprek met de kantonrechter en het passeren van het testament) zodanig was dat zij de inhoud van het testament, zoals dat is vastgesteld, zelfstandig kon bepalen. Het hof heeft de zaak hiertoe naar de rol verwezen.