Bij arrest van 23 januari 2018 heeft het hof genoemd vonnis vernietigd en [A] veroordeeld tot betaling aan F.N.I. van een bedrag ad € 510.400,— te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met de kosten van de door F.N.I. gelegde beslagen. De overwegingen van het hof laten zich, voor zover in cassatie van belang, als volgt samenvatten:
a. In de hoofdprocedure heeft het hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat [A] aansprakelijk is voor de schade die Tresforte heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [A] in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst met betrekking tot het gebouw [kantoorpand] . In de onderhavige procedure kan alleen de omvang van de schade ter discussie staan en niet de aansprakelijkheid zelf. Nu in de hoofdprocedure F.N.I. als rechtsopvolgster van Tresforte is opgetreden en tegen het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden geen rechtsmiddel is aangewend, dient het hof er vanuit te gaan dat F.N.I. als wederpartij heeft te gelden (onder 3.7).
b. In de schadestaatprocedure dient het hof te beoordelen of F.N.I. schade heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [A] , die bestond uit het schenden van de informatieplicht door F.N.I. niet in kennis te stellen van de sideletters die [A] met de huurders had gesloten. De vraag is of en zo ja, welke schade F.N.I. heeft geleden door het achterhouden van de sideletters (onder 3.9).
c. Dat F.N.I. in de hoofdprocedure geen nakoming van het verrekenbeding kon vorderen staat er niet aan in de weg dat zij in de onderhavige procedure een beroep kan doen op dit verrekenbeding omdat de schade mogelijk aan de hand van dit beding kan worden vastgesteld. Artikel 19.3 jo. artikel 19.2 van de turnkey-overeenkomst voorzag erin dat partijen tot uiterlijk bij de levering van de registergoederen alsnog met elkaar konden verrekenen. Het uitgangspunt van het hof Arnhem-Leeuwarden is dat de koopprijs is gebaseerd op de ten tijde van de levering gerealiseerde huur. De mogelijke schade bestaat dan uit een te hoge koopsom omdat partijen geen uitvoering hebben gegeven aan het verrekenbeding. Immers, als in de sideletters bepalingen zijn opgenomen die tot gevolg hebben gehad dat de ten tijde van de levering gerealiseerde huurprijzen daadwerkelijk lager waren dan de huurprijzen op basis waarvan de koopprijs bij het aangaan van de overeenkomst door partijen is vastgesteld, had F.N.I. op grond van genoemd artikel 19.3 voor de levering zulks alsnog in de koopsom kunnen verdisconteren. Daarmee begroot het hof de schade aan de hand van de bepalingen in de overeenkomst. De schadevergoedingsvordering wordt niet doorkruist door de afwijzing van de nakomingsvordering in de hoofdprocedure (onder 3.12).
d. Voor de vraag of F.N.I. schade heeft geleden is van belang dat partijen het eens zijn over de volgende uitgangspunten:
‒ de koopprijs van [kantoorpand] moest worden gebaseerd op de door [B] gerealiseerde huursom van het pand;
‒ de in de koopovereenkomst genoemde koopprijs van NLG 18.481.000,— was variabel (richtprijs);
‒ het aanvangsrendement was bepaald op 7,65% per jaar. Dit betrof een minimumrendement.
Het hof is met F.N.I. van oordeel dat om de omvang van de schade te kunnen bepalen een vergelijking moet worden gemaakt tussen de situatie met en de hypothetische situatie zonder tekortkoming van [A] . Doordat [A] Tresforte niet heeft geïnformeerd over de sideletters zijn partijen er niet toegekomen om de verrekeningsclausule in artikel 19.3 van de turnkey-overeenkomst uit te voeren. De schade moet dan ook aan de hand van de verrekeningsclausule worden begroot (onder 3.14).
e. De koopprijs ad NLG 18.481.000,— was gebaseerd op het overeengekomen rendement van 7,65% per jaar over de huursom vermeld in de turnkey-overeenkomst, zonder rekening te houden met de gegeven incentives. De koopprijs was het resultaat van de huursom vermenigvuldigd met een factor 13,07 (100/7,65), de multiplier. Tresforte heeft als koopsom 13,07 keer de huursom (waarbij de incentives buiten beschouwing zijn gelaten) betaald (onder 3.15.1).
f. In de hoofdprocedure is vastgesteld dat [B] met in elk geval vijf huurders door middel van sideletters aanvullende afspraken heeft gemaakt. Het gaat om de huurders Epicor, Compagnon, Flexis, Kuiper & Burger en QMagic. De totale huurkorting bedraagt € 317.386,— over een huurperiode van vijf jaar, is op jaarbasis € 63.457,22. Dit is door [A] onvoldoende weersproken (onder 3.15.2).
g. Onvoldoende concreet en cijfermatig onderbouwd is de stelling dat Vista als huurder ook huurkorting genoot (onder 3.15.3).
h. Het hof komt op basis van de gemiste koopprijsverrekening (het bedrag van € 63.457,22 per jaar vermenigvuldigd met de multiplier 13,07) in beginsel tot een bedrag van € 829.400,—. Ondanks de incentives heeft F.N.I. de eerste vijf jaar nagenoeg het aanvangsrendement behaald, mede gezien het feit dat [B] een huurgarantie voor die vijf jaar heeft gegeven. Dit heeft tot gevolg dat het hof bij de begroting van de schade voor deze vijf jaar geen schadevergoeding toekent nu, gelet op het voorgaande, onvoldoende is komen vast te staan dat F.N.I. over die periode in de koopsom te verdisconteren schade heeft geleden. Nu F.N.I. in beginsel mocht uitgaan dat zij gedurende 13 jaar een rendement van 7,65% zou ontvangen en de eerste vijf jaar dit ook nagenoeg heeft ontvangen, begroot het hof de schade over de resterende 8 jaar op 8/13 x € 829.400,— = (afgerond) € 510.400,— (onder 3.15.4).