Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juni 2016 houdt onder meer het volgende in:
“De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De voorzitter maakt melding van de inhoud van de volgende bij het hof ingekomen stukken:
- een appelschriftuur van het Openbaar Ministerie van 24 augustus 2015;
- een schrijven van de verdediging van 10 november 2014.
(...)
De advocaat-generaal voert het woord:
Ik heb geen bezwaren tegen het vonnis, maar zie wel een redelijke grond om de zaak in hoger beroep nogmaals ter discussie te stellen. Voorts dient in de berekening een correctie te worden aangebracht: de betaalde energiekosten dienen op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te worden gebracht.
De advocaat-generaal leest de vordering, inhoudende bevestiging van het vonnis waarvan beroep, voor en legt die aan het hof over.
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Primair verzoek ik het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren. De appelschriftuur voegt niets toe en ik heb evenmin gehoord waarom het vonnis onjuist zou zijn. In het kader van een economische procesvoering is een appel dat niets toevoegt, niet opportuun. Subsidiair verzoek ik het vonnis te bekrachtigen.
Liander heeft een civielrechtelijke procedure tegen mijn cliënt gestart en hij is in vrijwaring gedagvaard. Ik heb cliënt in de civiele procedure niet bijgestaan, maar heb de stukken gelezen. Hij was dakloos en is bij verstek veroordeeld.
Met betrekking tot het betoog van de raadsman van [betrokkene 1], inhoudende dat er geen sprake is geweest van gezamenlijk verkregen voordeel en dat daarin een grondslag moet worden gevonden voor een pondspondsgewijze verdeling, verwijs ik naar de standaardregels over deze materie. Bij een veroordeling voor medeplegen, volgt niet per definitie een pondspondsgewijze verdeling of hoofdelijke aansprakelijkheid (Hoge Raad 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:878). Het gaat erom met welk bedrag het vermogen is vermeerderd. De rechtbank is daar terecht vanuit gegaan.
Cliënt heeft verklaard welk voordeel hij heeft genoten: huurgenot, meer niet. Ik handhaafde in mijn schrijven van 10 november 2014 ingenomen standpunten”