1.1
In de bestreden beschikking ontbreekt een feitenvaststelling. In cassatie kan mijns inziens van de volgende feiten worden uitgegaan:
(i) [A] B.V. is in staat van faillissement verklaard. Curator is mr. G.A. Krol.
(ii) Op 4 september 2015 is in dit faillissement een verificatievergadering gehouden. Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
“Na uitroeping van de zaak verschijnen:
(...)
- [betrokkene 1] , middellijk bestuurder van gefailleerde (...),
- mr. M.L. Veldhuijzen, advocaat van [betrokkene 1] (...),
(...)
[betrokkene 1] betwist (als bestuurder van [verzoekster 1] B.V.) als schuldeiser de bonusvordering van [B] B.V. van € 22.500,--, nu aan deze bonus geen daartoe vereist aandeelhoudersbesluit ten grondslag ligt.
[betrokkene 1] betwist (als bestuurder van [verzoekster 1] B.V.) als middellijk bestuurder van gefailleerde de door [B] B.V. ingediende concurrente vordering van € 7.436,96 voor een bedrag van € 2.412,44, aangezien laatstgenoemd bedrag reeds op 24 juli 2013 naar de rekening van [B] B.V. werd overgemaakt. (...)
De rechter-commissaris beproeft ten aanzien van de betwistingen een schikking. In dit kader geeft de rechter-commissaris partijen in overweging (...). Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich te beraden over een en ander (...) schorst de rechter-commissaris de vergadering en deelt zij mee dat deze
pro forma wordt voortgezet op 11 september 2015.
(...)”
1
(iii) Het proces-verbaal van de voortgezette verificatievergadering, gehouden op 11 september 2015, vermeldt onder meer:
“De rechter-commissaris houdt, naar aanleiding van een telefonisch aanhoudingsverzoek van de curator, de verificatievergadering aan tot 17 september 2015 te 13.00 uur.”
(iv) Het proces-verbaal van de voortgezette verificatievergadering, gehouden op 17 september 2015, vermeldt onder meer:
“Na uitroeping van de zaak verschijnt niemand.
(...)
De rechter-commissaris neemt kennis van de brief met bijlagen van de curator van 17 september 2015, waarbij de curator heeft verklaard dat zij de crediteurenlijst heeft aangepast in die zin dat de concurrente vordering van [B] B.V. ad € 22.500,-- (...) [is] vermeerderd met een bedrag aan btw van
€ 4.725,--. (...)
Nu de rechter-commissaris partijen niet heeft kunnen verenigen verwijst zij
(...)
- de betwisting door [betrokkene 1] (als bestuurder van [verzoekster 1] B.V.), als schuldeiser, van de concurrente vordering van [B] B.V. van
€ 27.225,-- (ter zake de bonus)
naar de terechtzitting van de rechtbank van woensdag 4 november 2015 te 10.00 uur.
De rechter-commissaris brengt vervolgens de vorderingen die thans voorkomen op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, over naar de lijst van erkende schuldeisers, die aan dit proces-verbaal is gehecht.
De rechter-commissaris sluit de verificatievergadering.”
(v) De aan het proces-verbaal van 17 september 2015 gehechte lijst van erkende concurrente schuldvorderingen vermeldt onder meer een vordering van [B] B.V. ad € 7.436,96.
(vi) Een brief van 16 oktober 20152 van mr. M.L. Veldhuijzen aan de rechter-commissaris luidt onder meer:
“Thans komt mij onder ogen de tekst van een proces-verbaal van een kennelijk op 17 september 2015 inhoudelijk voortgezette verificatievergadering waarvoor ik geen oproeping heb ontvangen. (...)
In dit verband heb ik aan u de volgende verzoeken:
1. (...) Graag verzoek ik u de verificatievergadering te heropenen en in elk geval deze beide posten als betwistingen te willen aanmerken en naar een rol voor renvooiprocedure te willen sturen. Nu is alleen de betwisting van het bedrag van
€ 22.500,- terzake bonusvordering naar de rol gestuurd voor renvooiprocedure.
(...)
P.S. Overigens las ik in het proces-verbaal van de verificatievergadering van 4 september 2015 dat u wel degelijk kennis hebt genomen van de betwisting van de vordering van € 7.436,96. Alleen werd die vordering tijdens de kennelijk voortgezette verificatievergadering van 17 september 2015 abusievelijk niet voor het voeren van een renvooiprocedure naar de rol verwezen.”
(vii) Een brief van 27 oktober 2015 van de rechtbank aan mr. Veldhuijzen luidt onder meer:
“Nu [betrokkene 1] de vordering van [B] B.V. van € 7.436,96 gedeeltelijk heeft betwist in zijn hoedanigheid van (middellijk) bestuurder van gefailleerde, vindt geen verwijzing naar de renvooiprocedure plaats. Ik verwijs u hiertoe naar artikel 126 lid 1 Faillissementswet. Heropening van de verificatievergadering is derhalve niet aan de orde.”
(viii) Een faxbericht van 30 oktober 2015 van mr. Veldhuijzen aan de rechter-commissaris luidt onder meer:
“(...) Mij blijkt dat kennelijk abusievelijk is aangenomen dat de ene betwisting van [verzoekster 1] B.V. zou zijn gedaan in de hoedanigheid van crediteur (tegen de vordering van [B] B.V. van € 27.225,-) en dat de andere betwisting tegen de concurrente vordering van € 7.436,96 zou zijn geschied uitsluitend in de hoedanigheid van middellijk bestuurder van de gefailleerde. Hoe dit misverstand heeft kunnen ontstaan, is mij onduidelijk, maar noch client noch ondergetekende hebben ter verificatievergadering enig verschil willen maken in de betwistingen van de vorderingen van [B] B.V. Beide betwistingen zijn gedaan als medecrediteur met het oogmerk verwijzing naar een renvooiprocedure.
Graag verzoek ik u derhalve alsnog ook de gedeeltelijke betwisting van de vordering van [B] B.V. ad € 7.436,96 te willen verwijzen naar de renvooiprocedure in een te heropenen verificatievergadering. (...)”
(ix) Een brief van 3 november 2015 van de rechtbank aan mr. Veldhuijzen vermeldt onder meer:
“Naar aanleiding van uw faxbericht van 30 oktober 2015 bericht ik u dat wat de rechter-commissaris betreft het proces-verbaal een juiste weergave is van hetgeen tijdens de verificatievergadering is besproken. De rechter-commissaris ziet daarom geen aanleiding om de vergadering te heropenen teneinde het proces-verbaal aan te passen.”